jpekker

“Ik wilde onderhuidse, psychologische horror, zonder liters nepbloed en afgehakte ledematen”

“Een moderne Frankenstein? Daar valt veel voor te zeggen… Maar ik zag het zelf ook pas toen mijn film al klaar was. Ik heb er geen moment bij stilgestaan toen ik het verhaal schreef, maar er zit inderdaad een scène in de film waarin Vera naar haar huid kijkt die door alle hechtingen net een landkaart lijkt. Dat is onmiskenbaar Frankenstein. De mythe past als vanzelf bij het thema van de film, maar het was geen referentie.”

Op het afgelopen festival van Cannes ging La piel que habito (‘de huid waarin ik leef’) in wereldpremière, een stijlvolle kruising tussen psychologisch drama, melodrama, thriller en horror van de Spaanse meester Pedro Almodóvar (Volver, Hable con ella). Almodóvars eertijdse ontdekking Antonio Banderas speelt daarin de briljante, zeer gerespecteerde plastisch chirurg Robert Ledgard, die, geobsedeerd door een trauma uit zijn verleden, in zijn privélaboratorium bezig is een transgenetische superhuid (de ‘piel’ uit de Spaanse filmtitel) te ontwikkelen. Zijn proefkonijn is de bloedmooie Vera Cruz, gespeeld door Alena Anaya. Zij is het evenbeeld van Penélope Cruz, die aanvankelijk door Almodóvar was uitverkoren maar toen de film eenmaal werd gemaakt niet meer beschikbaar was.

Almodóvar eerste plannen voor La piel que habito dateren uit 2002, toen hij tijdens een vlucht Thierry Jonquets roman Mygale las. “Ik las het in één ruk uit en het verhaal over buitenproportionele wraak sprak me direct enorm aan. Maar het bleek niet zo makkelijk tot film te bewerken als ik aanvankelijk dacht. Er waren veel dingen die ik niet vond werken. Dus na verloop van tijd heb ik het script weggelegd, ik ben het boek compleet vergeten en heb geprobeerd mijn eigen verhaal te schrijven. Pas later heb ik het boek weer ter hand genomen. De uitdaging was dat het publiek bang zou worden, maar het mocht niet grotesk worden. Ik wilde onderhuidse, psychologische horror, zonder liters nepbloed en afgehakte ledematen. Het moest voor alles geloofwaardig blijven.”

Het idee dat La piel que habito – gesitueerd in de heel nabije toekomst – een pure genrefilm zou zijn, berust op een misverstand, aldus Almodóvar (paars-wit gestreept T-shirt, felgekleurde gympen), in een charmant maar soms moeilijk te volgen mengelmoesje van zijn moedertaal Spaans en Engels, tijdens een ruim veertig minuten durend groepsgesprek met journalisten van over de hele wereld. “In het Spaans betekent ‘genero’ zowel ‘geslacht’ als ‘genre’. Toen ik La piel que habito ‘una pelicula de genero noemde, vond ik dat wel een aardige woordspeling, omdat de film horrorelementen bevat én een geslachtsoperatie. Met een grijns: “Maar in het Engels ging die dubbelzinnigheid helaas verloren. My gender got lost in translation.”

Naast de roman Mygale zijn er nog talrijke andere inspiratiebronnen, van de thrillers van Fritz Lang (“Ik heb nog even overwogen een zwijgende film in zwart-wit te maken, maar ik vond het risico toch iets te groot”) tot de Frans-Amerikaanse beeldhouwster Louise Bourgeois, bekend door haar ambivalente spinsculpturen – naar eigen zeggen de belichaming van haar moeder.

“Het moederschap is een belangrijk thema in veel van mijn films. Het heeft zoveel verschillende kanten. En het past in ieder genre, van melodrama’s en thrillers tot komedies en gangsterfilms. Je hebt biologische moeders en surrogaatmoeders, goede moeders en slechte moeders. Juist de zogenaamde slechte moeders vind ik interessant: Ma Baker of Mildred Pierce, Anjelica Houston in The Grifters… De moederband is onverbrekelijk, wat er ook gebeurt. In mijn film krijgt een vrouw met twee verschillende vaders twee zonen die weliswaar heel verschillend zijn, maar allebei ook zeer gewelddadig en wild. Ze komen uit haar. Niet voor niets zegt ze dat zij de gekte in zich draagt.”

La piel que habito vertoont tevens parallellen met Les yeux sans visage, een schrandere horrorfilm van George Franju uit 1960 over een chirurg die vrouwen kidnapt en hun gezichten gebruikt om zijn verbrande dochter te laten herstellen. “Les yeux sans visage is een belangrijke referentie, maar er is een belangrijk verschil. Toen Franju zijn film maakte, was transgenetica nog pure science fiction. Nu niet meer. De experimenten zijn nu de realiteit; transgenese wordt toegepast in de voedselindustrie en vele andere sectoren en het is allang mogelijk om genetische informatie van niet-lichaamseigen cellen over te brengen. De elasticiteit van een varkenshuid, bijvoorbeeld, in de cel van een mens. De wetenschappers die ik sprak tijdens mijn research verzekerden me dat er al lang en breed wordt geëxperimenteerd met dit soort zaken.”

De briljante, in eerste instantie goed bedoelende chirurg in La piel que habito gaat over lijken. “De machtigen der aarde doen dat iedere dag, op duizendeneen verschillende manieren. Machtsmisbruik is overal. De machtigen kopen rechters om, de machtigen stoppen zonder enige vorm van proces gevangenissen vol. En wij doen werken er bij tijd en wijle allemaal aan mee, onbewust of onbewust, al was het maar door onze onverschilligheid. Dokter Ledgard maakt natuurlijk op een hele specifieke manier misbruik: hij gebruikt mensen voor zijn wetenschappelijke experimenten. In sommige gevallen kan dat gerechtvaardigd zijn, maar in dit geval zijn de gevolgen niet te overzien. Omdat het het wezen van mensen verandert; ergere misbruik is wat mij betreft niet denkbaar.”

Zijn film moet niet worden begrepen als pleidooi tegen transgenetica, aldus Almodóvar (“Zoals Dokter Ledgard transgenetica gebruikt, ben ik ertegen. Maar elektriciteit is ook niet slecht omdat de elektrische stoel niet deugt”), noch als aanval op cosmetische chirurgie.

“In mijn film mag de chirurg dan de schurk zijn, dat wil nog niet zeggen dat ik tegen plastische chirurgie ben. Ik ben geen moralist, in tegendeel. Ik zie plastische chirurgie als een teken des tijds. Als het wordt misbruikt, gebeurt het vaak door de klanten zelf. Ze belanden in een vicieuze cirkel, wat dikwijls groteske resultaten oplevert. Maar met plastische chirurgie kunnen ook wonderen worden verricht: brandwonden kunnen worden hersteld, verminkte gezichten kunnen weer toonbaar gemaakt. Rimpels weghalen, gezichten strak trekken? Iedereen gaat zijn gang maar. Maar als regisseur geef ik er de voorkeur aan dat mijn acteurs en actrices honderd procent naturel zijn. Ik wil graag dat hun gezichten bij hun leeftijd passen.” Hij lacht: “Als we zo doorgaan, hebben we binnenkort geen actrices meer die er oud genoeg uitzien om een grootmoeder te spelen. De moeders zien er vaak jonger uit dan hun dochter. Dat is misschien leuk in een komedie, maar in een periodefilm kan het natuurlijk niet.”

Juist vanwege zijn looks en zijn expressie wilde Almodóvar niemand anders dan Antonio Banderas als dr. Robert Ledgard (“Hij is charmant en heeft ook dat duistere en dreigende dat ik zocht”). Het betekent alweer hun vijfde samenwerking; de eerste was Laberinto de pasiones in 1982, de meest recente was Atame! in 1990. “Ik zag hem voor het eerst in de jaren ’80, toen ik op zoek was naar donkerharige jongemannen voor Laberinto de pasiones. Antonio speelde in een klassiek toneelstuk; hij had maar een klein rolletje, maar hij viel me direct op. We ontmoeten elkaar naderhand en het eerste wat ik hem zei was: je hebt een mooi gezicht. Je zou de hoofdrol kunnen spelen in een grote romantische film.”

Antonio en hij zijn sindsdien als familie, stelt Almodóvar. “Hij is mijn kleine broertje. Toen hij naar Amerika vertrok, carrière maakte en een familie stichtte, zag ik hem natuurlijk niet meer zo vaak. Maar je kunt ook van iemand houden en een relatie met iemand hebben zonder dat je elkaar iedere dag spreekt. Onze band is heel sterk.”

Hoewel hij de laatste jaren in de ene na de andere mainstream Hollywood-productie speelde en inmiddels ook een aantal films heeft geregisseerd, is Banderas “in wezen” niets veranderd, meent Almodóvar. “Hij kwam uit Los Angeles met een koffer vol ideeën over de rol, maar na één opmerking is hij nooit meer op mijn stoel gaan zitten. Het moest mijn film worden, zei Antonio, niet de zijne. Dat waardeerde ik zeer: twee regisseurs op één set is namelijk teveel. Sterker: soms is één regisseur al te veel.”