jpekker

Hooggesloten jurkjes en bruine spencertjes

Op de muur achter zijn computers hangt een aantal verbluffende kleurenprints: van een rijtje donkere meisjes in hagelwitte jurkjes, een rij blanke jongetjes in zakenkostuums, het uitzicht vanuit zijn ouderlijk huis in Breda, en van een enorme menigte kinderkopjes.

Het zijn voorstudies en afgekeurde schetsen – sommige definitief, helaas; voor andere is nog hoop. Want het gebeurt wel vaker dat fotograaf/kunstenaar Ruud van Empel (Breda, 1958) na een aantal jaren weer bij een ‘oud idee’ uitkomt. De twee jongetjes die nu nog hand in hand in de natuur staan, zouden best wel eens in een urbane omgeving kunnen belanden. En misschien maakt Van Empel er wel mannen op leeftijd van – met grijze haren en rimpelige handen.

Wat hem precies stoort in de afgekeurde schetsen, valt moeilijk uit te leggen, maar geen mens (ook geen galeriehouder) kan Van Empel ertoe bewegen de werken toch maar in de verkoop te doen. Van Empel maakt alleen wat hij wil maken. Punt.

Na zijn studie grafische vormgeving aan de Academie St. Joost ontwierp en maakte Van Empel theaterdecors en was hij art-director voor films en series als Theo en Thea en Kreatief met kurk. Het stoorde Van Empel echter dat zijn werk op de tweede of derde plek kwam, en dat het vaak voor een appel en een ei moest, en hij besloot zich toe te leggen op autonome kunst: de kunstfotografie om precies te zijn.

Zijn eerste werken, Photo Portraits en The Office (1995-2001), zijn bonte collages, opgebouwd uit tientallen foto’s, meest van vrienden en bekenden. Van Empel verwerkte ze met behulp van het computerprogramma Photoshop tot nieuwe, gedroomde portretten van uitvinders, kunstenaars en wetenschappers. Maar de geportretteerden waren er nog duidelijk in te herkennen, soms tot hun leedwezen: ze waren immers helemaal geen uitvinder, kunstenaar of wetenschapper.

In Study for Women (1999-2002) ging Van Empel weer een stapje verder: niet alleen de achtergronden zijn vanaf nul opgebouwd, ook de modellen bestaan uit zorgvuldig bij elkaar gegrasduinde ‘onderdelen’. Ook dat zorgde overigens dikwijls voor teleurstelling bij de geportretteerden, in dit geval omdat ze opeens andere kleur ogen of haar hadden, een bril droegen, of helemaal niet meer te herkennen waren.

Zijn werkwijze is sindsdien alleen maar verfijnder geworden. De modellen in zijn meest recente foto’s zijn door niemand meer te herkennen, ook niet door hun bloedeigen moeders. De gezichten zijn opgebouwd uit ontelbare foto’s van (vaak iets vergrote) ogen, neuzen, wangen, kinnen en jukbeenderen van verschillende kindertjes, die door Van Empel met engelengeduld zijn geselecteerd en vervolgens gefotografeerd in de studio van zijn Amsterdamse woning.

Vroeger vroeg hij dochters van vrienden voor hem te poseren, tegenwoordig heeft hij daar niet meer genoeg aan en schakelt Van Empel modellenbureaus in. Honderden kinderen heeft hij gefotografeerd, maximaal zes op een dag, maar liever minder. Van ieder model maakt hij tussen de honderd en tweehonderd foto’s, in posities die hij van tevoren nauwkeurig heeft geschetst. Van frontaal tot en profil, en in een enkel geval van de achterzijde; medium en totalen, soms ook alleen van de kleding.

Van Empel heeft rekken vol jasjes, overhemden en jurken, gevonden in vintageshops en op rommelmarkten. Met de onuitgesproken kleding van nu heeft hij niks, Van Empel houdt van de jaren ’40 en ’50; van opvallende ruiten en streepjes, hooggesloten jurkjes met kanten kraagjes en bruine spencertjes. Als er geen model voor handen is, drapeert hij een jurk om een paspop of trekt hij zelf even een geruit colbert aan.

Daarna begint zijn monnikenwerk; met een beeld als Wonder, waarop bijna tweehonderd perfect gestileerde, keurig gekapte blanke en gekleurde kinderen strak in de lens kijken, is hij maanden bezig. Van Empel probeert net zo lang tot het perfect is. En soms is al dat digitale geknip en geplak, gepoets en geschuif voor niets. Een eerdere versie, waarop een meisje met een grote bril en rode haren en een blond joch met een geruite blouse veel groter staan afgebeeld, werd na drie maanden noeste arbeid afgekeurd.

Daarna is Van Empel toch weer gaan schuiven. De best gelukte jongens en meisjes naar de voorste rijen, de minder goed geslaagde naar de achtergrond. Jurken veranderden van kleur, prints werden weggepoetst. Het resultaat is een even overdonderende als raadselachtige collage, levensecht en gekunsteld tegelijk, waarin het draait om verhoudingen en expressies, perspectivische onmogelijkheden en schilderachtige kleurvlakken.

Van Empel zoekt naar het mooiste beeld: als hij een foto heeft van een mooie boom waar geen mooi licht op valt, plakt hij het licht erop van een foto van het mooie licht op een lelijke boom. Met de computer kan alles worden gecreëerd en perfect geretoucheerd: fotografische elementen, zoals scherpte en diepte, een dauwdruppel op een blad en een lieveheersbeestje op een grasspriet. Er zijn nauwelijks beperkingen, maar in wezen wijkt het procédé niet of van de geplakte, geknipte en gescheurde collages die hij aan het begin van zijn carrière maakte. Het moet overigens ook weer niet té perfect worden, meent Van Empel; het eindproduct mag ook weer niet teveel op een echte foto lijken. Het moet schuren, een beetje wringen. Het is hem te doen om de toevoeging; een idee of detail dat een werk een bepaalde spanning of diepgang geeft.

Want, zo benadrukt Van Empel, het is hem níet alleen om de esthetiek te doen; aan ieder beeld ligt een concept ten grondslag: een meisje alleen in het bos, twee jongetjes die gearmd staan, een zwart kind met blauwe ogen. Een zwart kind dat symbool staat voor onschuld, dat was sowieso nog nooit vertoond.

Naast de fotografie – de jeugdfoto’s gemaakt door zijn vader Frans van Empel, een fervent amateur-fotograaf; zijn oude klassenfoto’s; het werk van de Duitser Werner Mantz, chroniqueur van het katholieke leven in naoorlogs Limburg, om er maar twee te noemen – is de schilderkunst een belangrijke inspiratiebron. In zijn computer heeft Van Empel tientallen mapjes met werken van de postimpressionistische Franse schilder Henri Rousseau, van de stevige koppen van Charley Toorop, van Walter Spies, een in Rusland geboren Duitse schilder, van Moritz von Schwind en andere negentiende-eeuwse schilders.

Ook het uitgangspunt voor Wonder ligt in de schilderkunst: onder meer in het metersgrote olieverfdoek De intocht van Christus in Brussel van de Belgische symbolist James Ensor, waarop hij zichzelf temidden van een enorme mensenmenigte portretteerde als Christus op een ezel. Zover gaat Van Empel niet, bij lange na niet. En toch is er op Wonder ook veel van hemzelf terug te vinden: een stuk of tien jasjes, truien en dassen droeg hij zelf toen hij ze fotografeerde.

Ruud van Empel – Fotowerken 1995-2010. T/m 27 november in het Groninger Museum.

(Dit stuk verscheen eerder in Hollands Diep)