jpekker

Gewaagde én geslaagde combinatie van moderne fotografie en 17e-eeuwse portretschilderkunst

De gerimpelde, geaderde handen op de enorme foto’s in de ontvangstkamer van Museum Van Loon geven niet alleen een indicatie van de leeftijd van de vrouwen, ze verraden ook hun rijkdom: om de polsen hangt witgoud, aan de vingers zitten protserige ringen.

Het rechter paar handen is van Philippa Colomb de Daunant-Van Loon, de voorzitter van de Stichting Van Loon. Het linker paar – met daaraan onder meer een zegelring met het familiewapen – is van Philippa’s stiefmoeder Martine van Loon-Labouchère. Martine was de tweede echtgenote van Maurits van Loon (1923-2006), die het fraaie grachtenpand dat al eeuwenlang in het bezit was van de familie in 1973 openstelde voor het publiek.

Dat kan zich laven aan antiek meubilair, zilverwerk, porselein en portretten uit verschillende eeuwen. Sinds 1996 organiseert het museum binnen deze setting tentoonstellingen met hedendaagse kunstenaars. Zoals de rijzende ster Daniëlle van Ark (Schiedam 1974), die aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag studeerde en nu resideert aan de Rijksakademie aan de Sarphatistraat.

Van Ark focust op de alternatieve popscene en bijbehorende subculturen. En toch is haar werk uitstekend op zijn plek in Museum Van Loon. In de eeuwenoude portretten aan de muren van het museum en in Van Arks gestileerde foto’s draait het namelijk om hetzelfde: uiterlijk vertoon van sociale status, rijkdom en roem, en de schaduwkanten daarvan, zoals sterfelijkheid en vergankelijkheid.

Haar fotoserie Everything fell into the right hands, met close-ups van de handen van gefortuneerde Amerikaanse dames, sluit naadloos aan bij de 17e- en 18e-eeuwse familieportretten in de Rode Salon. Door de even gewaagde als geslaagde combinatie wordt duidelijk hoe zeer Van Ark zich heeft laten inspireren door de portretschilderkunst; door haar foto’s krijgen de handen op de oude schilderijen opeens ook meer aandacht en valt op wat een monnikenwerk het moet zijn geweest ze in detail af te beelden.

Ook andere combinaties pakken goed uit. In de hal op de eerste verdieping plaatste Van Ark lichtbakken met de foto’s van verwelkte bloemen op graven naast antieke stoelen met een bekleding met bloemetjesmotieven. Een werk uit haar serie For art’s sake, met oude, chique dames die op een galerie-opening verveeld van hun champagne staan te nippen voor een gefotografeerd portret van Cindy Sherman, sluit naadloos aan bij de oude, geschilderde voorouderportretten in de Rode Salon.

Op het tweepersoons bed in de logeerkamer legde Van Ark een sprei die ze maakte van (gedragen) pop T-shirts (nota bene: het is het personeel in Museum Van Loon ten strengste verboden T-shirts te dragen). De 18e-eeuwse portretten van Jan van Loon en zijn echtgenote, die normaal gesproken boven het bed hangen, verving ze door gefotografeerde portretten van zangeres Juliette Lewis (met Indianentooi) en Angus Andrew, de zanger/gitarist van Liars. Het zijn simpele ingrepen, maar Van Ark zet de ruimtes er direct mee naar haar hand.

Er zijn in Museum Van Loon niet alleen foto’s te zien; sinds Van Ark aan de Rijksakademie resideert heeft ze haar werkterrein verlegd. Op een tweepersoonsbed zette ze een vergulden schildpad; op een plank in een enorme pronkkast, waar normaal het porseleinen servies staat, posteerde ze een goudgele neon met de uitspraak ‘the status, I can’t handle the status’.

Deze woorden, die Van Ark een popartiest eens hoorde uitkramen, zeggen niets over haar eigen positie in Museum Van Loon. Haar ‘solotentoonstelling’ is een van de prikkelendste combinaties van hedendaagse kunst en antieke snuisterijen die er in het museum te zien zijn geweest.

Foam in Van Loon III: Daniëlle van Ark. T/m 12/01/2013 in Museum Van Loon, Keizersgracht 672.