jpekker

Een verborgen schat in het Stedelijk

“De emoties die de manuscripten oproepen… Dat prachtige gepriegel! Dat ongelooflijk bezeten uitprikken en uitscheuren… Dat componeren op de vierkante millimeter. Elke keer als ik de manuscripten zie, vind ik ze weer ontroerend. Ik word er elke keer weer enorm door getroffen – ook omdat je je meteen een voorstelling maakt van Sandberg, geconcentreerd in de weer in zijn onderduikkamer.”

Stedelijk Museum-conservator Carolien Glazenburg raakt gepassioneerd als ze vertelt over de Experimenta Typografica, een serie cahiers waarin Willem Sandberg experimenteerde met typografie en papier. Twintig genummerde boekjes zijn het, bij elkaar nog geen 200 pagina’s, twee ongenummerde supplementen en wat losse ‘priksels’.

Een klein, maar zeer fijn deel van de Experimenta Typografica is nu ondergebracht in de gerestaureerde ‘oudbouw’ van het Stedelijk, in een zaal gewijd aan ‘het Stedelijk en het Modernisme’. Daarin draait het om de vriendschap tussen Gerrit Rietveld en Sandberg, die niet alleen als directeur het modernisme propageerde maar ook als grafisch vormgever. Er hangt een vitrinekast met de ontwerpen die Sandberg voor het museum maakte – catalogi, uitnodigingen, briefpapier, et cetera – en er is een wand met zijn fabelachtige tentoonstellingsaffiches. Er staan Rietveld-stoelen, zijn Elling-buffet en maquettes en midden in de zaal staat een enorme witte kubus met de slaapkamer die Rietveld ontwierp voor de Amsterdamse kinderarts R.J. Harrenstein.

Naar de vitrinekast met de Experimenta Typografica is het even zoeken. Glazenburg spreekt dan ook van een ‘verborgen schat’. “De Experimenta Typografica is iets wat je niet altijd even makkelijk kunt laten zien. Je legt de schriftjes en priksels niet zo maar los in een vitrine in een hoek van een museum. Dat heb ik overigens wél gedaan in het SMCS en tijdens Temporary Stedelijk 2 in een geconditioneerde vitrine. Dat wilde Ann Goldstein ook graag; onze directeur is ook erg geporteerd van Sandbergs Experimenta Typografica.”

Willem Jacob Henri Berend Sandberg (Amersfoort, 1897 – Amsterdam, 1984) werkte vanaf 1938 voor het Stedelijk Museum, eerst als onbetaalde vrijwilliger, daarna als conservator en assistent van directeur David Roëll. Begin 1943 sloot hij zich aan bij het verzet; al snel ontstond het plan om het Amsterdamse Bevolkingsregister op te blazen. Daartoe werden explosieven aangeschaft, die bij Sandberg thuis werden opgeslagen. Bij de aanslag zelf was hij niet actief betrokken, omdat hij te bekend was bij de foute Amsterdamse politie.

De aanslag slaagt maar ten dele: de rook is boven heel Amsterdam te zien, maar lang niet alle kaarten met de gegevens van de circa 70.000 Amsterdamse Joden worden bij de brand vernietigd. De Duitsers zijn furieus en nemen represailles. Een arrestant slaat door, alle directbetrokkenen worden opgepakt en geëxecuteerd. Behalve Sandberg. Op het moment dat de Sicherheitsdienst bij hem voor de deur staat, houdt hij de wacht in de bunker in de duinen van Zandvoort, waar de kunst van het Stedelijk Museum is opgeslagen.

Zijn vrouw Lida belt hem daar om hem te waarschuwen. Sandberg fietst diezelfde nacht nog weg, en komt via Amsterdam in Het Gooi terecht. Als zijn directeur Roëll wordt gearresteerd, die niets met de aanslag te maken had, weet Sandberg dat de Duitsers hem op de hielen zitten en vertrekt hij naar het Limburgse Gennep, waar hij een kamer huurt. Met een persoonsbewijs op naam van Henri van den Bosch, naar zijn grootmoeder.

Van mei 1943 tot juni 1944 zit Sandberg er in een pension. Aanvankelijk komt hij nog veel buiten – hij gaat ook weer tekenen en schilderen –, maar allengs wordt zijn bewegingsvrijheid kleiner en kleiner. Hij besluit van de nood een deugd te maken. Dankzij Adolf, zoals hij het zelf zegt, kan hij eindelijk doen wat hij altijd al had willen doen: boekjes maken, waarin hij uitspraken van filosofen, kunstenaars en dichters noteert.

Veel papier heeft Sandberg niet voor handen, hij gebruikt snippers die hij op straat vindt, servetjes, pakpapier, enveloppevoeringen en tijdschriften die zijn bezoek – de drukker Frans Duwaer en beeldhouwer Gerrit van der Veen zoeken hem een aantal keren op – voor hem meebrengen. Sandberg prikt en snijdt vormen uit met klein, bot scheermes. Uiterst secuur, op het maniakale af. Glazenburg: “Het was een manier om zijn zinnen te verzetten. Dat was nodig ook. Op een gegeven moment verneemt hij dat alle betrokkenen bij de aanslag gefusilleerd zijn. Later worden ook Duwaer en Van der Veen door de Duitsers doodgeschoten, en hij zit daar maar.”

Sandberg behandelt een variëteit aan onderwerpen in zijn Experimenta Typografica – van kunst, fotografie en dans tot de dood, gezondheid en de homo socialis. Met uitgescheurde en uitgeprikte foto’s uit tijdschriften; doorkijkjes en uitvouwpagina’s; met kleine collages, kaligrammen en andere typografische grapjes; in zijn karakteristieke handschrift en vaak met ruwe contouren (de invloed van Hendrik Werkman). Soms op flinterdun, dan weer op heel dik papier, stuk voor stuk eigenhandig gebonden met een touwtje. De ene keer was het omslag een stuk bruin pakpapier, een andere keer een stukje karton – Sandberg gebruikte alles wat hij in handen kreeg.

Het eerste deeltje, Lectura sub aqua, geeft hij na een bezoek als verjaardagsgeschenk mee aan Frans Duwaer. Die kan het niet drukken, omdat het te verfijnd was en bovendien geïllustreerd. Daarop maakt Sandberg een nieuw, typografisch exemplaar, dat nog in de oorlog verschijnt in een oplage van 200 exemplaren. De opbrengst komt ten bate van het verzet.

In 1944 wordt Sandberg door een bevriende politieman verwittigd dat de Duitsers vanuit Venlo naar hem op weg zijn. Hij gaat aan de zwerf; zijn schriftjes neemt hij mee. Hij belandt in KerkAvezaath, een dorp in de Betuwe, waar hij de laatste maanden van de oorlog doorbrengt op het kleine landgoed van notaris Van Mourik, samen met veertien anderen. Als dank voor zijn verblijf maakte Sandberg het boekje 14 dagen. Het is het enige cahier dat niet in het bezit is van het Stedelijk; het bevindt zich in het Gemeentearchief van Tiel.

In april ’45 houdt Sandberg het niet meer uit in Kerk-Avezaath en steekt hij de grote rivieren over. Op de dag van de bevrijding is hij in Amsterdam, waar hij, zoals hij meermaals had aangekondigd, de deuren van het Stedelijk Museum opent. Er was overigens geen kunstwerk te zien.

Na de oorlog wordt Sandberg directeur van het Stedelijk, dat onder zijn leiding uitgroeit tot het belangrijkste museum voor moderne kunst in Europa. Tijdens zijn directoraat ontwerpt hij vrijwel alle affiches, catalogi en het andere drukwerk voor zijn museum: uitingen die stuk voor stuk worden gekenmerkt door eenvoud, heldere kleuren, en het gebruik van uitgescheurde vormen, letters en cijfers. Een stijl die hij ontwikkelde in de Experimenta Typografica.

In 2000 koopt het Stedelijk Museum het grootste deel van de Experimenta Typografica van de erven Sandberg, het laatste deeltje bevindt zich echter in het Gemeentearchief in Tiel. “En dat is een hele mooie”, aldus Glazenburg. Lachend: “Ik moet nog maar eens gaan onderhandelen met de Gemeente Tiel”. Als zij 14 Dagen niet kan verwerven of bruiklenen voor het Stedelijk, wil Glazenburg het in ieder geval reproduceren, zodat het opgenomen kan worden in een uitgave die volgend jaar moet verschijnen. “We hebben alle andere deeltjes al pagina voor pagina gefotografeerd, zodat ze in zijn totaliteit toegankelijk kunnen worden voor iedereen. Ze zijn het waard; ze zijn zo onbeschrijflijk mooi!”