jpekker

De man die een verschil wilde maken

Mooi getimed, de televisieuitzending van Bobby, vanavond om 20.45 uur op Canvas: een indrukwekkend pleidooi voor verdraagzaamheid.

Op 5 juni 1968 werd Robert Francis Kennedy neergeschoten, de jongere broer van John F. Kennedy, die hard op weg was de Democratische presidentskandidaat te worden en daarna waarschijnlijk de 37e president van de Verenigde Staten. Na zijn dankrede in de balzaal van het Ambassador Hotel in Los Angeles werd Bobby, zoals zijn roepnaam luidde, eenmaal in zijn achterhoofd geraakt en tweemaal in zijn oksel. Dat gebeurde toen hij met zijn bewakers het hotel door de achteringang verliet en het personeel de handen schudde. Robert Kennedy overleed de volgende dag in het ziekenhuis.

1968 was toch al een van de roerigste jaren in de recente geschiedenis, door de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam, de Parijse studentenopstand, de Russische invasie in Praag, rassenrellen en nóg een schokkende aanslag: op Martin Luther King. Het was tevens het moment waarop het westerse individualisme aan zijn bloei begon.

Bobby heet de film van Emilio Estevez, naar Bobby Kennedy. Maar Bobby is geen biografische film. Zijn veronderstelde verhouding met Marilyn Monroe blijft onbesproken, net als de samenzweringstheorieën rond zijn dood. De officiële dader, Sirhan Sirhan, wordt niet eens bij naam genoemd.

In Bobby focust Estevez op de 22 personeelsleden en gasten die in het Ambassador Hotel verbleven op het moment dat de idealistische Kennedy werd doodgeschoten. De ‘gewone’ mensen worden gespeeld door grote sterren – van Anthony Hopkins, Harry Belafonte en Martin Sheen tot Lindsay Lohan, Helen Hunt en Elijah Wood. Estevez – de oudste zoon van Sheen, voormalig Brat Packer, en acteur in films als The Breakfast Club en St. Elmo’s Fire – heeft zelf ook een rolletje. Kennedy is alleen te zien op archiefbeelden.

Het niveau van de verschillende, fictieve ‘slices of life’ varieert. Niet al te boeiend zijn de wederwaardigheden van een ambitieuze reporter uit Tsjechoslowakije. De hippie-dealer die lsd neemt om dichter bij god te komen (Ashton Kutcher) en twee jonge campagnemedewerkers die ervan dagdromen Planet of the Apes te zien onder invloed van drugs zijn nogal flauw.

Wél heel sterk is de verhaallijn over de Mexicaanse keukenhulp die L.A. Dodger Don Drysdale had willen zien pitchen in diens recordwedstrijd maar geen vrij kreeg. Sharon Stone overtuigt als schoonheidsspecialiste, getrouwd met de overspelige manager van het hotel, die de nagels moet doen van een tot op het bot verwende, alcoholische, aan lager wal geraakte nachtclubzangeres (een sterke Demi Moore).

De meeste indruk maakt Bobby Kennedy – op archiefbeelden en in voice-over. Dat is geen diskwalificatie; de idealen van Kennedy vormen het hart van de film. Estevez ontrukt Kennedy’s woorden van hoop en inspiratie, van verdraagzaamheid en meelevendheid aan de vergetelheid en geeft ze nieuwe betekenis.

Bobby begint met beelden van de Vietnam-oorlog; in voice-over zegt Bobby Kennedy dat de machtige Verenigde Staten verantwoordelijk en mild moeten zijn. De parallel met het heden is opzichtig.

Bobby doet de vraag rijzen hoe de wereld eruit gezien zou hebben als Kennedy tot president was gekozen, de man die in 1968 al iets wilde doen aan de ongelijkheid tussen blank en zwart en aan de vervuilende industrieën. Die wilde dat de Verenigde Staten zo snel mogelijk onderhandelingen zouden beginnen met Noord-Vietnam en de bombardementen wilde stopzetten. De man die een verschil wilde maken.