jpekker

David Verbeek werkte de afgelopen drie jaar in Amsterdam én Taiwan aan een film, een installatie én een fotoserie. “Ik ben gehecht aan alle drie”.

‘Het is alsof je een boek schrijft en vervolgens zelf ook de samenvatting maakt. Ik heb de speelfilm moeten maken om tot deze video-installatie te komen; het een kan niet zonder het ander.”

Op het International Film Festival Rotterdam (IFFR) ging eind januari David Verbeeks nieuwste film An
impossibly small object in wereldpremière. Flatland Gallery toont nu de drieschermsinstallatie The taking of a picture, sometime somewhere en foto’s die Verbeek voor, tijdens en na  de filmopnamen maakte.

David Verbeek (Amsterdam, 1980) is vooral bekend als filmmaker. In 2004 – hij was 23 en derdejaars student aan de Filmacademie – werd zijn voor vijfhonderd euro gemaakte speelfilmdebuut Beat direct geselecteerd voor het hoofdprogramma van het IFFR. Na zijn afstuderen vertrok Verbeek naar Shanghai, waar hij de grotestadsmozaïek Shanghai trance (2007) maakte, die werd opgenomen in de Tiger Awards-competitie van het IFFR. De opvolger R U There (2009) werd geselecteerd voor het festival van Cannes; zijn voorlaatste film Full contact (2015) ging in wereldpremière op het festival van Toronto en won diverse prijzen in binnen- en buitenland.

Maar voordat Verbeek filmmaker werd, fotografeerde hij al. “Ik ben begonnen toen ik in 2000 film, fotografie en filosofie studeerde aan de New School University in New York. Ik verdiende geld als portretfotograaf van acteurs en serveersters die acteur wilden worden.” Lachend: “Nee, ik heb niemand voor mijn camera gehad van wie ik nadien nog heb gehoord”.

Hij is altijd blijven fotograferen. “Als ik op reis ben, maak ik foto’s. Ik heb een fascinatie voor urban landscapes, voor de stedelijke leegte.” Verbeek ensceneert doorgaans niet, maar staat soms uren op dezelfde plek om een reeks foto’s te maken, uit de losse pols, waar hij later in Photoshop één – gelaagd – beeld van maakt.

Toen Shanghai trance in 2007 vertoond werd in het Filmmuseum, destijds nog gevestigd in het Vondelpark, waren daar voor het eerst ook foto’s van Verbeek te zien. “Daar zaten ook foto’s bij die niet zo goed waren. Het vergt tijd om een goede curator van je eigen werk te worden. Om te ontdekken hoe foto’s met elkaar communiceren; hoe je beelden op een associatieve of intuïtieve manier met elkaar kunt verbinden.”

In 2011 had Verbeek zijn eerste solotentoonstelling in het Museum of Contemporary Art in Taipei. “Het was een vrij grote expositie. Ik ben toen opgevallen door de bazin van Canjune, een Taiwanees bedrijf dat aan aromatherapie doet en oliën verkoopt. Zij vroeg me of ik een bedrijfsfilm wilde maken. Hoewel, bedrijfsfilm, het was een volkomen vrije opdracht: ze boden me een twee uur durende behandeling aan – een intensieve massage met geuren en muziek erbij – en ik moest vervolgens maar zien wat er bij me opkwam.”

De behandeling leidde tot de korte film Immortelle (2013). “Ik dacht: het moet een dansfilm worden. Hij is vrij experimenteel en abstract. Sindsdien begonnen mensen mij ook te zien als audiovisueel kunstenaar.” Canjune bood Verbeek vervolgens ook aan om zijn volgende film te financieren. Er hoefde opnieuw niks van het bedrijf in te zitten. “De bazin is een idealistische, zweverige tante. Ze ziet zichzelf als heler. En het helen van de geest gebeurt volgens haar het effectiefst door middel van kunst.”

In drie jaar maakte Verbeek An impossibly small object, een meditatieve film over een Nederlandse fotograaf, gespeeld door Verbeek zelf, die op een parkeerplaats in nachtelijk Taipei een foto maakt van een vliegerend meisje. Terug in Nederland brengt de foto herinneringen in hem boven aan zijn eigen jeugd, toen de vereenzaamde fotograaf zich nog wél ergens thuis voelde. “Het is mijn meest persoonlijke film. Er wordt mij vaak gevraagd waarom ik nachtenlang als een weirdo rondloop met mijn camera, waarom bepaalde beelden en sferen mij zo aantrekken. Ik denk dat ik deze film heb gemaakt omdat ik het niet zo goed in woorden kan vangen. Ieder kort antwoord schiet te kort, nu kan ik mijn film voor me laten spreken.”

Verbeek dacht dat het ook zijn moeilijkste, meest hermetische film was, maar uit de reacties in Rotterdam bleek iets anders. “Er zit veel Nederlands in An impossibly small object; het verhaal was daardoor heel herkenbaar en werkt als een soort spiegel. Ik had me dat niet gerealiseerd; ik heb de film gemonteerd in Taipei en ik heb alleen maar Taiwanezen gehad als testpubliek.”

Zoals hij in 2016 ook zijn film Full contact al in een tweeschermsinstallatie goot (in opdracht van Eye, voor de tentoonstelling Close-up – A new generation of film and video artists in the Netherlands), besloot Verbeek An impossibly small object ook te bewerken tot een 11 minuten durende video-installatie. “Ik vind dat een interessante manier van werken. Je blijft zo nog even bezig met een project terwijl de film al klaar is. De installatie laat zien hoe een foto tot stand komt; wat er gebeurt als ik een foto maak en hoe een kunstenaar zich tot zijn kunst verhoudt.”

Op de vraag welke vorm hem het beste bevalt, moet Verbeek het antwoord schuldig blijven. “Misschien kan ik daar over een jaar antwoord op geven. Ik ben gehecht aan alle drie. Als het goed is versterken de film, de installatie en mijn foto’s elkaar. En ik ben een veel gelukkiger kunstenaar in bredere zin dan als ik alleen filmmaker ben. Ik ga voorlopig niet kiezen.”

David Verbeek: The taking of a picture, sometime somewhere. T/m 31 maart bij Flatland Gallery, Lijnbaansgracht 312-314.