jpekker

Daniëlle van Ark begon haar carrière als fotograaf, maar exposeert nu als beeldend kunstenaar in fotomuseum Foam. ‘Ik heb me altijd al een tikje recalcitrant opgesteld.’

De kleine zwart-witfoto heet A.P. 1/1. Artist’s Proof nummer 1 uit een serie van 1. Ofwel: het enige, unieke exemplaar boven de geplande oplage van 5. Op de foto trekt kunstenaar Daniëlle van Ark haar onderlip een stukje naar beneden, waardoor de tatoeëerde titel A.P. 1/1 zichtbaar wordt.

“Het is een anarchistisch gebaar uit de punkwereld. Vroeger hadden veel punks zo’n tatoeage, nu zijn die punks advocaat en doen ook veel kids het,” vertelt Van Ark daags voor de opening van haar tentoonstelling Artist’s Proof in fotomuseum Foam. “Het is een mentale attitude: je ziet het niet maar het zit er wel. Ik heb mijn expositie naar dit zelfportret vernoemd; voor mij staat het voor een vorm van stil, netjes verzet. Ik heb me altijd al een tikje recalcitrant opgesteld tegenover de kunstwereld. Ook al maak ik er onderdeel van uit, ik heb er veel moeite mee. Paradoxaal genoeg is het een unieke reproductie; door mijn lichaam als artist’s proof te signeren, maak ik van mezelf een tijdelijk houdbaar object. De fotografische reproductie van dit gebaar is later het bewijs van mijn bestaan.”

Daniëlle van Ark (Schiedam, 1974) ging na de middelbare school veel naar concerten en begon bandjes te fotograferen. Vervolgens studeerde ze fotografie aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. “In het analoge tijdperk. Het digitale tijdperk, dat zich niet veel later aankondigde, trok ik heel slecht. Die snelheid stond me tegen. Ik deed projecten lang en met heel veel aandacht, en dan was er weer iemand die hetzelfde soort werk deed, maar dan heel snel.”

Voor haar opgezettedierenserie bijvoorbeeld, heeft Van Ark drie jaar lang gefotografeerd, in 33 musea in heel Europa. “En toen ik klaar was, zag ik opeens werk van een jongen die maar in één museum was geweest – waar ik nota bene ook was geweest. Hij had in een half jaar een prachtig boek gemaakt. Waarom fotografeer ik eigenlijk, vroeg ik me af, terwijl er nog zoveel meer is.”

In 2006 toonde Foam haar eerste solotentoonstelling, For Art’s Sake en in 2012 was haar werk te zien in Museum Van Loon. Ze was toen net aangenomen aan de Rijksakademie van beeldende kunsten in Amsterdam (‘Daar ben ik helemaal losgegaan’) en bezig haar werkterrein te verleggen van fotografie naar beeldende kunst.

Haar werk kent sindsdien vele vormen: van sculpturen tot collages, van foto’s tot ruimtelijke interventies. In Foam hangen lichtbakken met fotografiereclames uit oude tijdschriften en uitvergrote ‘dubbelbeelden’ van pagina’s uit veilingcatalogi waar de achterzijde doorheen schemert. Ook staan er uitvergrote foto’s in klassieke vitrinekasten en hangen er ‘collages’ van glasnegatieven, die ze kocht op veilingen en rommelmarkten en verwerkte tot monochrome, Carl Andre-achtige kunstwerken. “De levens van de geportretteerden zitten erin gevangen, maar je ziet het niet.” Foam heeft ook trolleys met werk uit al haar fotoseries – rijen dik, sommige nog verpakt in bubbeltjesplastic.

“Als kunstenaar sleep je je hele leven van alles met je mee. Mijn werk is opgeslagen op drie verschillende plekken. Het is allemaal werk in ruste, daar wilde ik iets mee doen. Ik dacht erover alles wat ik heb hier naartoe te verplaatsen, maar dat is echt heel veel.”

Nu staat het op karretjes die gebruikt worden bij de inrichting van tentoonstellingen. Van Ark ‘bladert’ door een karretje. “Bezoekers mogen dat ook. Het is toch niet tegen te gaan; het is een menselijke drang om te willen weten wat er achter zit, en op de meeste zitten toch al krasjes.” Er zit beeld bij van vernissages (“Toen ik net begon met fotograferen, wilde ik graag eens in galeries rondkijken. Om me een houding te geven ben ik die borrelende bezoekers maar gaan fotograferen”), maar ook opgezette dieren, dubbelbeelden en kantoren van museumcuratoren, gemaakt toen de museumwereld nóg ongrijpbaarder was voor Van Ark dan nu. “Dat vond ik heel bijzonder: dat je met fotografie binnen kon komen op plekken die bepalen wat hot is en wat not, wie te zien is en wie niet. Ik heb destijds ook een foto in Foam gemaakt.”

Die ‘Foamfoto’ illustreert alle thema’s die haar werk kenmerken: van fascinatie voor het verstrijken van tijd en vergankelijkheid tot de status en de waarde van dingen. “Toen ik hem maakte was ik een aanstormende fotografe, op zoek naar een podium, nu ben ik zelf curator. Dat is een heel dubbel gevoel. Ik heb een tentoonstelling in Foam, binnenkort is mijn werk te zien op groepstentoonstellingen in museum Kranenburgh in Bergen en het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Ik heb dus een bepaalde status, maar ik ben nog steeds straatarm. Ik verdien gewoon geen cent; ik kan geen huis kopen en doe mijn boodschappen bij de Lidl. Collega-kunstenaars kijken daar niet van op, maar ik vertelde het laatst aan een oom die gewoon geld verdient en die snapte er helemaal niks van. Die geloofde het gewoon niet dat er, terwijl je in musea tentoonstelt, geen normaal inkomen binnenkomt.”

“Ik ga niet depressief lopen doen, maar ik werk hier voor niks. Ze kijkt een tikje vertwijfeld. “Een museumshow doe je sowieso, geld of geen geld. Mijn werk hoeft niet per se duurder te worden, maar door zo’n tentoonstelling vindt het hopelijk beter zijn weg naar een breder publiek, collecties en verzamelaars – als het even kan ook in het buitenland, want Nederland is klein.”

Artist’s Proof van Daniëlle van Ark. T/m 10 juni in Foam, Keizersgracht 609.