jpekker

Wim Crouwel: “Als papier scheef ligt, leg ik het recht”

IMG_5610

Frederike Huygen schreef een Engelstalige monografie over grafisch ontwerper en tentoonstellingsvormgever Wim Crouwel (Groningen 1928), die met zijn bureau Total Design het gezicht van naoorlogs Nederland mede bepaalde. Zijn modernistische opvattingen kwamen tot uiting in honderden affiches en catalogi voor het Stedelijk Museum, in postzegels en experimenteel werk zoals een opzienbarend computeralfabet. In zijn fraaie Amsterdamse appartement blikt hij terug. “Ik heb reuze last van mijn leeftijd.”

Hebt u, geordend als u bent, enig idee het hoeveelste boek dit is dat er over u is verschenen?
“Er zijn redelijk veel boekjes en boeken uitgekomen, maar dit is pas de tweede monografie. De eerste, uit 1997, die Frederike Huygen samen met design-criticus Hugues Boekraad heeft gemaakt, was iets dunner. Die was in het Nederlands. Daar hebben ze ontzettend veel spijt van gehad, want er was veel vraag naar in het buitenland. Maar de uitgever was destijds niet te vermurwen. Het is vreemd hoe het gelopen is, want de aanleiding voor Frederike om het boek te schrijven, was de Engelse belangstelling aan het begin van de jaren ’90. Maar goed, nu is het er dan alsnog. Alleen in het Engels overigens.”

In hoeverre bent u erbij betrokken?
“Niet. Ik heb er niets mee te maken gehad. Ik heb niks gelezen, ik heb alleen een aantal pagina’s gezien op de website van de uitgever. Daar was ik gelukkig mee. Ik heb het volste vertrouwen in Frederike; ze is een heel goeie auteur met wie ik altijd met het grootste plezier heb gewerkt.”

In het persbericht van de uitgever staat onder meer dat ze dieper en kritischer ingaat op uw grafische werk. Maakt u zich geen zorgen?
“Nee, dat stel ik alleen maar op prijs. Je hebt er het meeste aan als mensen zeggen waar het op staat. Ik ben niet bang voor kritiek. Ik heb in de jaren zeventig heel veel kritiek gekregen. Op een avond in Paradiso, waar het ging over wat Renate Rubinstein de Nieuwe Lelijkheid noemde, ben ik zelfs uitgemaakt voor fascist. Dat was in de geest van die tijd hoor, er werd al gauw fascist geroepen als je ergens een andere mening over had. Ik heb daar nooit last van gehad.”

Wat ziet u zelf als uw belangrijkste wapenfeiten?
“De catalogi en posters die ik voor het Stedelijk Museum heb gemaakt. Ik geloof dat ik 350 catalogi voor het Stedelijk gemaakt heb – daar wil ik ook het liefste aan herinnerd worden. Het Stedelijk was mijn meest fantastische opdrachtgever. Ik leerde directeur Edy de Wilde kennen in 1956 in het Van Abbemuseum en ik ben dertig jaar voor hem blijven werken. Hij gaf me vrijheid en heeft me altijd ondersteund. Er liep een aantal kritische conservatoren rond in het Stedelijk, die het liefst zelf hun catalogi zouden ontwerpen en die er in veel gevallen ook voor waren om de kunstenaar te laten spreken – ook in de typografie. Dat leidde tot de nodige strubbelingen, maar Edy de Wilde heeft me altijd gesteund, tot hij in 1985 met pensioen ging.”

Hoe zagen die catalogi eruit?
“Ik wilde me afzetten tegen het werk van Sandberg. Daar was ik een groot bewonderaar van, maar juist daarom wilde ik iets doen dat anders was. Ik wilde dat de catalogi herkenbaar waren als uitgaven van het Stedelijk Museum, ik zag ze als een soort tijdschriften van en over het Stedelijk, die op gezette tijden verschenen. Met dezelfde typografie en hetzelfde stramien waarop ik alles ordende.”

IMG_5671

In het filmpje dat Lex Reitsma voor de boekpresentatie hebt gemaakt noemt u zichzelf een rechtlegger. Wat bedoelt u daar precies mee?
“Ik ben zo van nature: als papier scheef ligt, leg ik het recht. Ik heb heel erg de neiging de dingen recht te leggen. Thuis niet overigens, het heeft alles met mijn werk te maken. Dat zit zo ingebakken.”

Wat vindt u van de vorm waarin de monografie door Reitsma is gegoten?
“Daar ben ik reuze gelukkig mee. Ik hield ontzettend van het werk dat Lex Reitsma voor De Nederlandse Opera heeft gemaakt. Dat is heel anders dan wat ik zelf heb gemaakt, maar ik had daar grote bewondering voor.”

De monografie is gezet in de _gridnik, een lettertype dat naar u is vernoemd. Hoe zit dat?
“Gridnik was de bijnaam die de ontwerper George Him in de jaren negentig voor me heeft bedacht. Toen David Kade van computergraphicsontwikkelaar The Foundry het lettertype digitaliseerde dat ik in de jaren zeventig heb ontwikkeld voor Olivetti noemde hij het Gridnik. Het font is aardig wat toegepast op groot formaat, op posters en dergelijke, maar er was nog nooit een boek mee gemaakt. Ik heb nog geen echt goed beeld, omdat ik alleen maar die plaatjes op het scherm heb gezien, maar ik geloof dat het wel aardig werkt.”

Van uw fameuze New Alphabet is een spelletje gemaakt door studenten van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag.
“Dat heb ik op mijn telefoon zitten. Ik speel het heel af en toe, meestal om het iemand te laten zien. Ik moet zelf ook altijd even nadenken. Dat kan ook niet anders; er zitten letters tussen die zo ver afwijken van het normale, dat houd je niet in je hoofd.”

Toen u begon met ontwerpen speelde de computer nog nauwelijks een rol. Was dat een voor- of een nadeel?
“Zolang je je niet te veel door de programmatuur laat dirigeren, is de computer een zegen. In 1993 heb ik mijn eerste computerles genomen, en dat maakte me intens gelukkig. Ik vond het een bevrijding. Het staat geen enkele richting in de weg. Welke stroming van ontwerpen je ook aanhangt, hoe consequent of inconsequent je iets ook wilt maken, de computer heeft er altijd een oplossing voor.”

Waar komt uw fascinatie voor de computer vandaan?
“In de jaren vijftig ben ik al voor IBM gaan werken, het was een van mijn grootste opdrachtgevers. Ik was daardoor van meet af aan heel erg gefascineerd door wat computers teweeg brachten. Dat heeft uiteindelijke tot mijn New Alphabet geleid, een experimentje met enorme gevolgen. De meeste buitenlanders die mij kennen, kennen mij door mijn alfabet dat alleen maar uit horizontale en verticale lijnen bestaat.”

IMG_5606

Maakt u nog wel eens iets?
“Heel weinig. Een beetje liefdewerk oud papier: trouwkaarten voor vrienden en kennissen, een visitekaartje voor deze of gene – dat soort dingen. En nu weer een nieuwjaarskaartje. Dat doe ik steeds weer op een andere manier, ik probeer steeds weer op een andere experimentele manier uitdrukking te geven aan het vak. Maar dat is het wel zo’n beetje, ik werk eigenlijk niet meer.”

Mist u het?
“Ik heb reuze last van mijn leeftijd. Ik heb een beetje Parkinson, wat maakt dat ik moeilijker praat, en mijn geheugen vliegt achteruit. Dat is allemaal lastig, dus ik ben blij dat ik niet meer hoef. Maar ik vind het nog altijd fijn om achter mijn computer te zitten; ik verheug me er werkelijk op om weer een mooie nieuwjaarskaart te maken.”

Ziet u nu nog weleens iets wat u zelf gemaakt had willen hebben?
“Ik heb grote bewondering voor Experimental Jetset; jonge ontwerpers die een aantal prachtige huisstijlen hebben gemaakt. En voor Irma Boom natuurlijk. Zij is veel poëtischer dan ik was, maar ik vind haar fantastisch. En ik ben reuze gelukkig met de manier waarop het Stedelijk zich momenteel manifesteert. Het is heel anders dan wat ik maakte. Alles staat bijvoorbeeld in kapitalen en daar heb ik een grote hekel aan, en toch vind ik de manier waarop het gebeurt geweldig.

Komt u nog veel in het Stedelijk?
“Natuurlijk. Ik was laatst bij Isa Genzken. Ik heb haar eens ontmoet toen ze nog getrouwd was met Gerhard Richter. Wij hebben een werkje van haar, zo’n betonnen radiootje – dat staat ook in de expositie. In die periode vond ik haar zeer interessant. Die lange spitse vormen vind ik ook heel mooi. Maar verder… Ik moet nog naar Seth Siegelaub, de expositie van de Franse typograaf Philippe Apeloig heb ik al wel gezien. Dat vind ik zulk fascinerend werk; hij weet een onderwerp met alleen maar letters zo helder op papier te krijgen.”

Apeloig noemt u als een van zijn belangrijkste inspiratiebronnen…
“Aan het begin van zijn carrière heeft hij stage gelopen bij Total Design, maar toen was ik daar al weg. Maar misschien waarde mijn geest er nog rond.”

Frederike Huygen – Wim Crouwel modernist. Uitgever Lecturis, 464 blz., 49,50 euro