jpekker

‘Wanneer doorziet iemand mijn gebrek?’

‘Boeken maken is wat ik het liefste doe. En ik denk ook dat dat is wat ik het beste kan…’ Irma Boom ontwerpt boeken. En hoe: Booms boeken zijn kunstwerken, vrij van elk compromis, waarmee ze iedere keer weer de begrenzingen van de gemiddelde drukpers overschrijdt. Ze won tientallen onderscheidingen voor haar werk – van de Gutenbergprijs en de titel het Best Verzorgde Boek tot een gouden medaille voor het mooiste boek ter wereld. Ze doceert aan de universiteit van Yale en heeft opdrachtgevers over de hele wereld. Architect Rem Koolhaas en kunstenaar Sheila Hicks staken de loftrompet op Boom, ter gelegenheid van haar solo-expositie in Bijzondere Collecties – ze is daar de eerste levende ontwerper met een solo boekententoonstelling. Recent waren haar boeken al te zien op de expositie elles@centrepompidou in het Centre Pompidou in Parijs; het MoMA in New York heeft Booms boeken eveneens opgenomen in de vaste collectie en heeft haar ook een tentoonstelling in het vooruitzicht gesteld.

En toch is Boom uitermate kritisch over het gros van haar boeken. ‘Ik ben zelf mijn grootste criticus’, zegt ze. ‘Ik beschouw mezelf helemaal niet als een goede ontwerper. Ik denk altijd: wanneer doorziet iemand mijn gebrek?’

Boom (Lochem, 1960) volgde de AKI in Enschede. Ze wilde kunstschilder worden, ontdekte dat anderen daar veel beter in waren, en werd gegrepen door een docent die enthousiast over boeken vertelde. Direct na haar studie ging ze aan het werk bij de Staatsdrukkerij in Den Haag, waarvoor ze in 1988 een schitterend, zo goed als onleesbaar jaarverslag voor de Raad voor de Kunst ontwierp en in 1987 en 1988 de Nederlandse postzegelboekjes – ze zijn vermaard onder ontwerpers en worden verguisd onder postzegelverzamelaars.

In 1991 begon ze voor zichzelf; met haar Irma Boom Office (bestaand uit Boom zelf; pas sinds enkele jaren heeft ze een assistent) maakte ze sindsdien meer dan driehonderd boeken. Zestig daarvan zijn te zien op de expositie ‘Irma Boom: Biography in Books’ in Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, dat sinds 2003 werkt aan een ‘living archive project’.

Naast haar boeken schreef Boom commentaar op de muur, soms een paar woorden (‘Best Book 1989’), soms een korte verhandeling. Bij het prachtige werk over schilder Steven Aalders merkt ze op dat de omslag zo is ontworpen dat het zelf weer een nieuw werk wordt.

Er zijn kolossale boeken te zien en hele kleintjes, boeken van door haar bewonderde vormgevers en typografen als Walter Nikkels, Willem Sandberg en Piet Zwart, en boeken over kleur en over de natuur. Er zijn inventieve projecties met de covers van al haar 300 boeken, en er is plaats ingeruimd voor het boek dat zij zelf het aller-allermooiste vindt, over de Amerikaanse schilder en beeldhouwer Ellsworth Kelly, afkomstig uit haar eigen collectie.

Maar het pièce de resistance van de expositie is – natuurlijk – het SHV Think Book uit 1996, dat een bijkans mythische status heeft. Het bedrijfsboek werd gemaakt ter gelegenheid van het tweehonderdjarig bestaan van de Steenkolen Handels-Vereeniging, in opdracht van Paul Fentener van Vlissingen, de voormalige, zeer vermogende president van het familiebedrijf. Op het budget is niet beknibbeld: Boom kon vijf jaar onafgebroken aan het boek werken, op verschillende plekken in het hoofdkantoor, in eendrachtige samenwerking met kunsthistoricus Johan Pijnappel. Het Boek telt 2136 ongenummerde bladzijden, is ruim 11 centimeter dik en weegt 3,5 kilo. Er verscheen een Engelse editie (met een witte band) en een Chinese (met zwarte band), waarin talrijke grafische en druktechnische vondsten zijn verwerkt om het boek goed open te laten vallen zodat het gedicht op de snede te lezen is, werd een stalen plaat in de rug ingebonden. Op de rug van het boekblok en op de spiegelende binnenkant van de staalplaat zijn op ingenieuze wijze de jaartallen 1796, 1896, 1996 en 2096 weergegeven. De schutbladen bestaan uit los ingeplakte postzegelvellen met daarop de conterfeitsels van de belangrijkste partners van SHV.

‘De opdracht was iets ongewoons te maken. We hebben eerst uitvoerig onderzoek gedaan naar het bedrijfsboek. Dat functioneert niet; het wordt meestal gemaakt omdat het nu eenmaal gemaakt moet worden, door een professor-doctor-meester en komt vervolgens in de kast te staan. Wij wilden de SHV mentaliteit vangen: medewerkers krijgen heel veel verantwoordelijkheid. Als je dat vertrouwen beloont, kun je heel ver komen in het bedrijf. Ons project is daar natuurlijk ook het bewijs van. Het is een tool voor managers van SHV, voor het hogere management en de aandeelhouders. Met case studies, gebeurtenissen uit het verleden die belangrijk zijn voor de toekomst. Het wordt nog steeds gebruikt. Het boek is gemaakt voor de komende 500 jaar. Je vindt nooit waarnaar je zoekt, je vindt altijd iets onverwachts. Tot zijn dood in 2006 ben ik boeken blijven maken met Paul Fentener van Vlissingen. Altijd met carte blanche; zo’n opdrachtgever zal ik nooit meer krijgen.’

De jury van de Best Verzorgde Boeken 1997 noemde Het Boek ‘een ware meesterproef’; ook in het buitenland werd het meermaals onderscheiden en het bracht Boom nieuwe, internationale opdrachtgevers als Vitra, Zumtobel en Ferrari. ‘Commercieel of cultureel maakt voor mij in principe niet uit. Als ik maar de vrijheid en het vertrouwen krijg om hét boek te maken. Ik maak iets in samenwerking met mijn opdrachtgever. Een goed boek maken kost mij veel tijd. En ik verwacht dat mijn opdrachtgever ook tijd voor mij heeft, anders verslapt mijn aandacht direct. Dan is er geen wederzijds verlangen om het boek te maken en houdt het gewoonweg op.’

Hoe belangrijk de samenwerking voor haar is, blijkt ook uit de inleidende tekst in de minuscule catalogus bij de expositie. Daarin had de vertaler ‘opdrachtgever’ vertaald als ‘client’. ‘Maar ik heb het nooit over “klant”. Ik wilde dat het “commissioner” werd genoemd; ik krijg opdracht voor een project. De vertaler wilde zijn naam uit het colofon, omdat het taalkundig niet juist was. Daarom hebben we een noot van de ontwerper opgenomen: “I think of my work as being commissioned by commissioners, rather than by client: that elevates their status and suggests they are important enough to deserve my full attention”.’

De catalogus – een instant collector’s item, zo bleek tijdens de opening al uit de lange rijen bij de kassa – is natuurlijk ook weer een bijzonder boek. Het is een soort Lilliput miniwoordenboek: 704 pagina’s van slechts 39,5 mm breed en 50 mm hoog, genaaid met kleur op snee, verpakt in een mooi kartonnen doosje. ‘Als ik een boek ontwerp, maak ik altijd miniboekjes om een beter overzicht te krijgen van waar ik precies mee bezig ben. Het biedt inzicht in de structuur; de verdeling van tekst en beeld. Zo’n klein boekje is niet alleen overzichtelijk, het is ook veel minder bedreigend. Ik durf makkelijker in te grijpen; als het groot is denk ik: het is al bijna af.’

Eigenlijk wilde ze een boekje maken zo groot als een postzegel. ‘Maar dat was geen boekje meer, het werd een heel nerveus ding. Dit is een echt boek: het is het juiste papier, het bladert soepel en je kunt het werk nog steeds goed zien.’

In haar ontwerp waren de pagina’s slechts 38 mm breed, maar dat kon de binder niet aan. ‘Hij belde: ik maak er 39,5 mm van. Geen sprake van, antwoordde ik. Het gaat om millimeters, zeker op dit formaat. Maar het kon echt niet anders, zei hij. Ach, het valt reuze mee, maar ik ben nu eenmaal een enorme zeurpiet.’

Wat een boek een boek maakt is moeilijk te zeggen, vindt Boom. ‘Het moet papier zijn… hoewel, plastic mag ook wel. Een eenheid die gebonden is. En er zit enigszins een verhaal in; er moet altijd tekst in zitten. anders wordt het een plaatjesboek. Zelfs in de piepkleine catalogus zit een verhaal. Daarom heb ik ook bepaalde werken weggelaten. Als ik alles had laten zien, was het veel te rommelig geworden. Dan gaat het van de hak op de tak; zo zijn de beeldsequenties beter en heb je reden om de pagina’s om te slaan.’

Naast boeken maakt Boom postzegels, telefoonkaarten, munten, kalenders, huisstijlen, en heel af en toe een affiche. Voor het Rijksmuseum ontwierp ze de typografie, de bewegwijzering, vlaggen en banieren en merchandise, zoals pakpapierboeken en notitieboekjes. In 2008 deed ze mee aan de pitch die het Stedelijk Museum aan een nieuwe huisstijl had moeten helpen. Ze bedacht een soort dna: een kleursysteem voor alle kunstenaars in de collectie. ‘Iedereen om me heen raadde het me af. Maar ik heb het toch gedaan. Het was de eerste en enige wedstrijd waaraan ik heb meegedaan, het is per slot van rekening toch het Stedelijk. Een beetje ijdeltuiterij misschien, maar zeer gewaardeerde collega’s deden het ook. Terwijl de condities slecht waren; met een vertrekkende directeur kon het gewoonweg niet goed gaan. Nogmaals: een geslaagd ontwerp is het resultaat van samenwerking en van vertrouwen. De nieuwe directeur moet iemand vragen met wie zíj verbondenheid voelt, met wie zij samen het gezicht van het Stedelijk kan gaan bepalen. Dat dát niet het geval was, dat was de misser van de pitch.

Irma Boom: Biography in Books. T/m 3 oktober in Bijzondere Collecties van de UvA, Oude Turfmarkt 129 Amsterdam. Daar is ook de door Boom ontworpen catalogus verkrijgbaar. Prijs € 19,50.