jpekker

Ook in het ondoordringbaarste deel van de wereld dragen mannen shirts van Barcelona en Manchester United

Beeldend kunstenaar Roy Villevoye en portretfotograaf Koos Breukel fotografeerden alle 120 inwoners van Tí, een nederzetting aan het andere eind van de wereld. Het eerste dat opvalt? Dat de inwoners van Tí niet hun vrolijkste gezicht opzetten als ze worden gefotografeerd. In tegendeel: ze kijken nors, stoer, stuurs of boos. Op alle foto’s is slechts één lach te zien, op het gezicht van een joch in het blauwe shirt van het Franse nationale voetbalelftal. Op zijn hoofd staat een pet. Dwars. Waarom hij lacht is een raadsel, de rest van het gezin kijkt wél stuurs in de lens van Roy Villevoye.

De beeldend kunstenaar trok met fotograaf Koos Breukel naar Tí, een nederzetting in de provincie Papoea in het uiterste oosten van Indonesië. Het gebied, ongeveer zo groot als Nederland, bestaat voor het grootste deel uit ondoordringbaar mangrovemoeras; er is geen elektriciteit, geen radio of televisie en er zijn geen kranten. Het is er zoals het er altijd is geweest.

Het laatste deel van de ellenlange reis naar Tí gaat per motorprauw, over de bovenloop van de Unir-rivier, en duurt alleen al een dag of drie. Veel bezoek krijgen de Asmat dan ook niet – voor Villevoye juist reden wél aan de barre reis te beginnen. De kunstenaar reist de wereld al over sinds 1990; uitgekeken als hij was op de westerse cultuur ging hij op zoek naar een tegenpool die hem nog wél kon inspireren.

Op zijn reizen naar de Asmat – jagers en verzamelaars, die leven van wat er in de bossen en de rivieren is te vinden – nam Villevoye vaak foto’s mee van zijn eerdere bezoeken; eind vorig jaar bracht hij Koos Breukel mee naar Tí. Om samen alle 120 inwoners te fotograferen. De portretfotograaf zette de Tí-ers tegen een brokkelige muur in een special ingerichte ‘daglichtstudio’; de beeldend kunstenaar fotografeerde ze gewoon buiten, in het gras, met de stromende rivier op de achtergrond.

Breukel maakt klassieke, technisch perfecte portretten, waarop iedere groef en ieder pukkeltje of wondje zichtbaar is. De foto’s zijn zo scherp en de belichting is zo goed dat de fotograaf zelf vaak zichtbaar is in de pupillen van de geportretteerde.

Villevoye fotografeert ze Asmat meest ten voeten uit. Zo ontdek je dat ook in het ondoordringbaarste deel van de wereld mannen voetbalshirts dragen van clubs als Barcelona, AC Milan, Arsenal en Manchester United. Ook camouflageprints en legerjasjes zijn populair, net als T-shirts met opdruk. ‘We must love one another or die’ staat er op het shirt van een vrouw; in haar rechterarm zit haar dochtertje, die ook al wantrouwig naar de camera kijkt.

De verzamelde portretten zetten als vanzelf de hersenen in werking. Is het kunst of antropologie? Of aapjes kijken? Weten de Asmat dat ze in een museum hangen? Weten ze eigenlijk wel wat dat is, een museum? En wat vinden ze ervan dat ze in een museum te zien zijn en dat er een kunstboek te koop is met al hun foto’s erin?

Is er in onze geglobaliseerde wereld nog ruimte voor uniciteit en authenticiteit? Hoe zagen de Asmat hun fotografen; poseerden ze, en hoe wisten ze dan hoe? Zijn zij zelf tevreden over hun portretten; hebben de Asmat eigenlijk wel een zelfbeeld? Waarom kijken ze zo boos?

In het kleinste zaaltje van Foam zijn foto’s te zien waarop Breukel en Villevoye aan het werk zijn. Op een daarvan kijkt een Asmat-man naar een vers printje van zijn eigen portret. Lachend.

Koos Breukel & Roy Villevoye, . T/m 19/6 in Foam, Keizersgracht. Bij de tentoonstelling is een gelijknamig boek verschenen, uitgegeven door Lecturis & Van Zoetendaal. ISBN 978-94-6226-008-5, € 35,-.