jpekker

The Comeback Kid

Daar zit hij: Mickey Rourke, met een verweerde kop en keurig getrimde snor en sik. Op zijn hoofd staat een grote zonnebril, in zijn geblondeerde haren zitten een paar witte strikjes. Zijn blouse staat vier knopen open; de losse, veel te lange manchetten steken uit de mouwen van zijn jasje. Aan de vingers van beide handen heeft hij tal van grote gouden ringen.

Links op de sofa ligt zijn hondje, waarvan hij met gevoel voor pathos heeft gezegd dat zij op een gegeven moment nog zijn enige gezelschap was. Rechts staan haar bakjes met eten en drinken. Op het salontafeltje staan literflessen water, die Rourke tijdens het gesprek een keer of wat vol aan zijn mond heeft gezet, en asbakken die uitpuilen van sigarettenpeuken.

In een peperduur hotel in Londen draait het voormalige bête noire keurig mee in de geoliede publiciteitsmachine. Als een bekeerling vertelt hij over de peilloze diepten in zijn carrière en privéleven en over de therapie die hem er bovenop heeft geholpen. En over de parallellen tussen zijn eigen leven en dat van zijn personage in The Wrestler. Die parallellen zijn er toch? Rourke: ‘Ach. Wat is een comeback? Je kunt terugkomen nadat je een broodje ham hebt gegeten, terugkomen uit Irak zonder benen, of terugkomen van het toilet, nadat je bent gepijpt. Elke comeback is anders. Ik ben uit het niets teruggekomen. Nadat ik vijftien jaar niets anders gedaan heb dan mezelf onmogelijk maken.’

In The Wrestler van Darren Aronofsky speelt Rourke (Schenectady, 1956) Randy ‘The Ram’ Robinson, een eenzame, aan pijnstillers verslaafde worstelaar op leeftijd, die door een hartaanval wordt gedwongen het rustiger aan te doen. Hij probeert een normaal baantje, op de vleesafdeling van een warenhuis, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Randy mist de spotlights en de kameraadschap, en betreedt opnieuw de ring.

Op het festival van Venetië werd The Wrestler bekroond met de Gouden Leeuw. Rourke werd onderscheiden door tal van verenigingen van (Amerikaanse) filmcritici. Hij kreeg een Golden Globe, werd genomineerd door de Screen Actors Guild (die zijn prijs gaf aan Sean Penn voor diens rol in Milk), en voor de Oscar voor beste mannelijke hoofdrol. Het kan verkeren; er was een studio die veel geld voor de film over had, maar alleen als Nicolas Cage de rol zou krijgen.

‘Gelukkig ben ik een regisseur tegengekomen die zich hard heeft gemaakt voor mij. Die ‘nee’ zei tegen het grote geld. Omdat hij mij per se wilde, koos Darren ervoor zijn film met een klein budget te maken. In ruil daarvoor moest ik iets doen wat ik in geen jaren had gedaan: alles geven. En ik kreeg maar weinig betaald. Hoeveel? In elk geval lang niet genoeg om de film te willen doen. Ik deed het alleen vanwege Darren. Toen ik hem ontmoette, zei hij: ‘Je gaat heel goed naar me luisteren en je gaat alles precies zo doen als ik zeg. Je komt op tijd, en je gaat niet nachtenlang feesten. En je toont altijd respect voor me waar de crew bij is’. Dat heeft geen enkele regisseur ooit tegen me gezegd. In elk geval niet recht in mijn gezicht. En ondertussen zat hij ook nog met zijn vingertje naar me te wijzen. Bij ieder ander zou ik zijn vinger hebben gebroken, maar bij Darren dacht ik: ik mag jou wel.’

Nadat hij eerder al wat rolletjes had gespeeld in film- en televisieproducties, viel Rourke in 1981 voor het eerst echt op door zijn bijrol in Body Heat, een moderne film noir van Lawrence Kasdan. Daarna ging het snel: hij speelde een van de hoofdrollen in Diner, het regiedebuut van Barry Levinson over een groepje vrienden dat in 1959 volwassen wordt in Baltimore, en werd door Francis Ford Coppola gecast als de mythische ‘motorcycle boy’ in Rumble Fish. Rourke maakte indruk als de Amerikaanse schrijver/alcoholist Charles Bukowski in Barfly (Barbet Schroeder, 1987) en werd een sekssymbool dankzij Nine 1/2 Weeks, een film van Adrian Lyne waarin hij een sm-relatie aanknoopt met Kim Basinger.

Vervolgens ging het even snel weer bergafwaarts. Zijn onaangepaste, bij tijd en wijle gewelddadige gedrag was de reden dat steeds minder studio’s met hem in zee wilden, en in 1991 besloot Rourke bokser te worden. Hij won zes wedstrijden; twee partijen eindigden onbeslist en hij verloor geen enkele keer. Maar zijn gezicht en hersenen liepen tijdens de wedstrijden wel aanzienlijke schade op, en de dokter adviseerde hem te stoppen.

Rourke liet weten dat hij een tweede kans wilde als acteur. Die kreeg hij: Sean Penn gaf hem een rol in The Pledge, Steve Buscemi in Animal Factory, Robert Rodriguez in zijn duistere stripverfilming Sin City. Maar even zo vaak was hij te zien in halfbakken actiefilms met Jean-Claude Van Damme en Sylvester Stallone. ‘Als mijn agent een afspraak voor me wilde maken met een studiobaas, kreeg hij meestal als antwoord: ‘Rourke? Dat was een geweldige acteur, maar hij heeft het voor zichzelf verpest.’ Dat zegt alles. En het klopt. Toen ik jong was, wist ik niet wat ‘professioneel’ betekende en wat ‘verantwoordelijkheid’ was. Ik heb nooit geleerd na te denken over de dag van morgen. Totdat ik alles kwijt was, zo’n jaar of veertien geleden, toen moest ik wel. Ik was mijn huis kwijt, mijn geld kwijt, mijn vrouw kwijt en mijn zelfrespect; mijn carrière was naar de gallemiezen.’

Rourke was gedwongen om in de spiegel te kijken. ‘Ik herinner me het als de dag van gisteren; het donderde en onweerde en ik heb gekrijst als een baby. Voor het eerst in mijn leven realiseerde ik me dat ik dit mezelf had aangedaan en niemand anders. Ik ben in therapie gegaan, heb achterhaald waar mijn zelfdestructieve gedrag vandaan kwam. Waarom ik deed wat ik deed, en met zoveel graagte. Ik had geen regels, kon niet omgaan met autoriteit, trok een pantser op. De godganse dag. Mijn psychiater zei me: jij hebt zo’n dik pantser, maar waarom? Er is helemaal geen oorlog… Je hebt er niets aan. Het was beter als je tweehonderd jaar eerder was geboren, maar dat is niet het geval. Je bent hier nu. Laat het pantser zakken. Ik dacht dat het me een jaar zou kosten, het duurde meer dan tien jaar.’

Dat is het belangrijkste verschil met Randy in The Wrestler, aldus Rourke. Hij had mensen in zijn nabijheid die hem hielpen. Die hem advies en richting gaven. ‘Ik voel me erg bevoorrecht ten opzichte van Randy. Randy heeft dat niet. Hij mist de verstandelijke vermogens, of hij heeft geen geluk, of hij schat zijn mogelijkheden niet goed in. Randy ziet niet dat zijn hoogtijdagen definitief voorbij zijn, en dat er iets aan zijn leven moet veranderen. Dat hij zichzelf opnieuw moet uitvinden – een vreselijke uitdrukking overigens. Randy moet zichzelf prepareren op een ander leven. Maar hij kan het niet, want het enige wat echt iets voor hem betekent zijn de momenten in de spotlight. Maar de lampen zijn al lang uit.’

Het overkomt niet alleen worstelaars en acteurs, maar ook andere topsporters en modellen, denkt Rourke. ‘Er komt een moment in je carrière waarop je bij het grof vuil wordt gezet of geruild voor een pak suiker. Dan moet je van de ene op de andere dag je act in een kleiner theater opvoeren, en word je vervangen door iemand die jonger, sneller, sterker of mooier is. Dat is verdomd moeilijk te accepteren.’

Met de worstelsport had de ex-bokser niet veel voordat hij met de opnamen begon. ‘Integendeel. Ik zeg het eerlijk: door mijn achtergrond als bokser had ik totaal geen respect voor de worstelsport, omdat alles van tevoren is geregeld en gechoreografeerd. Maar toen ik begon te trainen, moest ik mijn mening herzien. Ik ben vijf keer in het ziekenhuis geweest. Met pijn in mijn been, mijn rug, mijn knie, mijn nek, noem maar op. Als iemand die twee keer zo groot is als jij je boven zijn hoofd tilt en op de grond gooit, doet dat pijn. Echt pijn. Na een lange carrière kunnen de grote kampioenen hun veters niet eens meer strikken.’

Een groot aantal van die worstelkampioenen kwam naar de première van The Wrestler in Los Angeles. ‘Ze strompelden naar binnen, Ric Flair, Roddy Piper, Brutus Beefcake… Dat zijn de mannen die de sport groot hebben gemaakt, levende legendes. Na afloop stonden de tranen ze in de ogen. Dat deed ons goed; het was voor ons heel belangrijk wat zij van de film vonden. Gelukkig waren ze tevreden, juist omdat we het niet mooier hebben gemaakt dan het is. Omdat het ook over steroïdengebruik gaat en over eenzaamheid en omdat de film geen happy ending heeft zoals Rocky.’

Over zijn verwachtingen met betrekking tot de Oscars is Rourke voorzichtig. ‘Ik verwacht niets. Ik ben al blij dat ik ben uitgenodigd op het feestje. We maakten The Wrestler met weinig geld, en geen distributeur wilde de film in de Verenigde Staten uitbrengen. Op het allerlaatste moment werden we uitgenodigd voor Venetië, waar we de Gouden Leeuw wonnen, een zeldzaamheid voor een Amerikaanse film. Vervolgens werd de film vertoond op het festival van Toronto, en meldde zich een distributeur die in The Wrestler geloofde en meer geld in de campagne stopte dan de hele film heeft gekost. Het kan al niet meer stuk. Daarom draag ik nu graag mijn steentje bij, wat ik nooit eerder heb gedaan. En geloof het of niet, ik doe het met plezier. Ik voel me bevoorrecht dat het kan. Ik sta weer, en daar ben ik dankbaar voor.’ Lachend: ‘Schrijf dat maar op: Mickey Rourke is dankbaar.’

The Wrestler van Darren Aronofsky. Donderdag 10 januari, 22:30 uur op Nederland 3,