jpekker

Oscarwinnaar Steve McQueen maakte een indrukwekkende video-installatie over de Afro-Amerikaanse activist Paul Robeson, die 39 jaar werd gevolgd door de FBI

‘Deleted’ en ‘paragraph redacted’, zegt een vrouwenstem in een monotone voice-over. ‘Erased’, ‘confidential’, ‘pages withheld’. Ondertussen rollen op twee grote schermen die tegenover elkaar staan opgesteld langzaam maar onophoudelijk de ingescande verslagen door het beeld die de FBI tijdens het McCarthytijdperk verzamelde over de Afro-Amerikaanse burgerrechtenactivist en communist Paul Robeson (1898-1976).

End Credits heet het werk van de Britse Amsterdammer Steve McQueen; het was eerder te zien in het Whitney Museum in New York, en staat nu in het kader van het Holland Festival in een veel kleinere, intiemere ruimte in Loods 6 aan de KNSM-laan.

In eerste instantie focus je op de talrijke dikke zwarte doorhalingen en dito markeringen en kruizen – het lijkt soms wel braille. Maar als je langer blijft zitten en inzoomt op de teksten die níet zijn doorgehaald, ontdek je langzaam maar zeker hoe grondig het FBI-toezicht op Robeson moet zijn geweest: zelfs een wandelingetje in het park met zijn vrouw werd gedocumenteerd, en wat voor jas hij droeg.

Hij hoorde voor het eerst van Robeson toen hij veertien jaar was; zijn buurman in de West-Londense wijk Ealing gaf hem een pamflet waarin werd gemeld dat Robeson stakende mijnwerkers uit Wales een hart onder de riem kwam steken, vertelde McQueen zondag tijdens een openbaar interview in de Stadsschouwburg.

McQueen ontdekte dat Robeson een belangrijke rol had gespeeld in de strijd voor gelijke rechten en begon zich te verdiepen in het leven van de activist. Vele jaren later, toen hij ‘s avonds laat aan zijn Amsterdamse keukentafel achter zijn computer zat, stuitte McQueen op de FBI-files – die openbaar waren geworden met een beroep op de Freedom of Information Act – en besloot hij er een installatie van te maken.

Robeson, kind van een ontsnapte slaaf, wordt wel ‘de meest getalenteerde man van de 20ste eeuw’ genoemd. Hij haalde in 1915 cum laude zijn eindexamen op de middelbare school. Hij was de derde zwarte Amerikaan die een beurs bemachtigde aan Rutgers University in New Jersey; zijn prestaties waren er zowel op academisch als op sportief gebied exceptioneel. Hij speelde football in het Amerikaanse nationale team, behaalde een graad in de rechten aan de Universiteit van Columbia, en ging in 1923 als eerste zwarte bij het vooraanstaande New Yorkse advocatenkantoor Stotesbury and Miner werken. Hij vertrok er weer nadat een secretaresse had geweigerd door hem gedicteerde brieven uit te typen vanwege zijn huidskleur. Vervolgens maakte Robeson van zijn hobby zijn beroep; hij werd zanger en acteur. Hij speelde onder meer in de musical Showboat, in Shakespeares Othello en in elf speelfilms.

Tijdens zijn reizen naar Europa en de Sovjet-Unie liet Robeson zich zeer kritisch uit over de omstandigheden waaronder zwarte Amerikanen moesten leven, vooral in de zuidelijke staten. Zijn publieke stellingname, gecombineerd met zijn ook in het openbaar uitgesproken sympathieën voor de Sovjet-Unie en Jozef Stalin, en zijn lidmaatschap van de CPUSA, leidden ertoe dat de FBI onder J. Edgar Hoover een dossier over hem opende. 39 jaar lang – hij stierf in 1976 bijna vergeten – werd alles wat hij zei of deed vastgelegd, ook de banaalste gebeurtenissen. “Tot twee jaar na zijn dood,” aldus McQueen. “Toen besloot de FBI pas dat voortzetting van het onderzoek niet meer nodig was.”

Ondanks de vertrouwelijke, verwijderde, geredigeerde, gewiste en achtergehouden alinea’s en pagina’s (zwart gemaakt om de identiteit van informanten te beschermen) geeft het duizenden pagina’s tellende dossier een verbijsterend beeld van de reikwijdte en de gedetailleerdheid van de gegevens die de FBI verzamelde. Dat heeft een bijna fysiek effect; hoe langer je je onderdompelt, hoe meer het je naar de keel grijpt.

“Ik wil de waarheid vertellen. En ik wil gerechtigheid,” motiveerde McQueen zijn monnikenwerk. “Vandaag de dag zijn we allemaal Paul Robesons. Als er weer eens een schermpje oppopt als we achter onze computer zitten: we staan allemaal under surveillance.”