jpekker

Open deuren en quasidiepzinnige schimpscheuten op oversized post-its

De Botton Armstrong

De Botton Armstrong

Ze zijn niet groter dan een centimeter of 15 bij 20, en toch zijn ze maar al te vaak voer voor discussie: tekstbordjes in musea. Wat staat er? En vooral: wat staat er niet? Voor wie is de tekst geschreven; voor ingewijden of voor Henk en Ingrid? Zijn ze feitelijk of interpreterend; staat erop te lezen wat er op het schilderij te zien is of geven ze achtergrondinformatie bij museumobjecten, waardoor de bezoeker er wellicht iets van opsteekt?

De huis-tuin-en-keuken-filosoof Alain de Botton en de filosofische kunsthistoricus John Armstrong gooien het in het Rijksmuseum over een andere boeg. Zij plakten bij 200 schilderijen, prenten, beelden en andere kunstwerken enorme, gele post-its die niet de kunst, maar de bezoeker centraal stelt: ‘jouw ambities, jouw telerstellingen, jouw ergernissen en jouw verlangens. Daarover heeft kunst vaak specifieke en nuttige dingen te zeggen’.

Workaholics dienen tot rust te komen bij een kerkinterieur van Saenredam, roemzoekers krijgen de suggestie eens goed naar Het straatje van Vermeer te kijken en meer waardering op te brengen voor het gewone leven. Overal hangen gele bordjes met dit soort betuttelende ‘filosofische graffiti’ – van de garderobe en de toiletten tot het café (‘wat zou Adriaan Coorte hier zien?’) en de draaideuren. Met dezelfde kinderachtige krul aan de onderkant en bedrukt met een lettertype dat dan weer veel te klein is voor van die oversized post-its – het ontbreekt er nog maar aan dat er een handschrift-lettertje is gebruikt.

Rijks3

Rijks1

En telkens keert dezelfde, op niets gebaseerde stelling terug, vaak in afschuwelijk Nederlands: ‘Sommige werken die we als meesterwerken zouden moeten beschouwen, doen ons vaak eigenlijk gewoon niets’. Of: ‘Omdat dit schilderij in het Rijksmuseum hangt en omdat we het wellicht al vaker in boeken of op ansichtkaarten zijn tegengekomen, denken we waarschijnlijk dat Van Ruisdael ons iets moois toont’. Bij Lucas van Leydens drieluik De dans om het gouden kalf staat: ‘Als we heel eerlijk zijn over hoe we ons in musea voelen, moeten we toegeven dat vrij veel objecten ons koud laten en dat onze gedachten opvallend vaak naar koffie met appeltaart in het museumcafé afdwalen’. We? Ons? Praat voor jezelf!

Zo gaat het maar door – er zijn zelfs zalen waarin ieder werk van een post-it is voorzien –, steeds weer volgens hetzelfde procedé: De Botton en Armstrong trappen een open deur in of beweren iets mals en zeggen vervolgens dat dat mal is. Of preciezer: ze zeggen dat ‘wij’ dat toch anders ervaren.

Rijks4

De meeste quasidiepzinnige schimpscheuten zijn volstrekt inwisselbaar; vrijwel elke post-it had ook bij een ander schilderij kunnen hangen. Sommige teksten komen meermaals terug, zoals de prikkelend bedoelde vraag ‘Uit welk jaar is dit schilderij?’. Het maakt benieuwd naar de interventies die De Botton tegelijkertijd uitvoerde in de Art Gallery of Ontario (Canada) en de National Gallery of Victoria (Australië). Bij welke werken zal De Botton daar dezelfde vraag hebben gehangen?

Ook bij de museumwinkel hangt een mega-post-it. ‘In een ideale wereld zouden we geen Vermeer-souvenirs hebben, maar objecten die Vermeer mooi zou vinden als hij nu zou leven. Suggestie: een Vermeer-theedoek…’ Huh?

Rijks5

Pal onder het bordje liggen enorme stapels met De Bottons vorig jaar verschenen Phaidon-uitgave Kunst als therapie, boekjes met 20 ansichtkaarten uit de expositie, en een als post-it vormgegeven catalogus die geen catalogus is. Met een stuk of 50 lege, gele pagina’s aan het einde, waarop de kopende bezoeker desgewenst zijn eigen gedachten kan noteren. Ernaast liggen canvastassen, à 42 euro.

De Bottons mag dan op talrijke talrijke post-its betogen dat consumentisme slecht is, geld stinkt niet.

Art Is Therapy van Alain de Botton. T/m 7/9 in het Rijksmuseum.