jpekker

Liefde tussen de kookplaten

Een jaar of wat geleden maakte Martin Koolhoven nog aan de lopende band films. Een van de leukste is vanavond op tv: het multiculturele sprookje Het Schnitzelparadijs, een geslaagde, losse bewerking van het romandebuut van Khalid Boudou. Het moest een positieve film worden met een jonge Marokkaan in de hoofdrol; een film als kruipolie, die zowel autochtone als allochtone jongeren moet aanspreken.

In Het Schnitzelparadijs draait het om Nordip (de debuterende Mounir Valentyn). Zijn vader wil dat de intelligente jongen medicijnen gaat studeren, maar Nordip heeft andere plannen. Hij gaat stage lopen als ‘sopkop’ in de gaarkeuken van De Blauwe Gier, een motelrestaurant langs een rijksweg ergens in Nederland.

In die ‘verschrikkelijk lelijke vogel’, gemodelleerd naar de Van der Valk-restaurants, wil Nordip zijn ‘toekomsteieren’ uitbroeden en vechten tegen ‘Kapitein Kopzorg’. Hij valt er als een blok voor de blonde serveerster Agnes (Bracha van Doesburgh). Zij blijkt het nichtje van de directrice; het is de bedoeling dat zij De Blauwe Gier zal overnemen.

Voor het grootste deel speelt Het Schnitzelparadijs zich af tussen de dampende kookplaten en het smoezelige afwaswater. Daar houdt chef-kok Willem (Frank Lammers) huis, een soort Sandokan met lange haren en een grote, zwarte snor. Daar hakt de vervaarlijke ex-Joegoslaaf Goran (Tygo Gernandt) met enorme messen op de karkassen van dooie varkens in. En daar ploeteren de blanke, tirannieke souschef Sander (Micha Hulshof), de sullige keukenslaaf Ali (Gürkanç Küçüksentürk), en de Marokkaanse keukenhulpjes Amimoun (Mimoun Oaïssa) en Mo (Yahya Gaier).

Ze praten, drinken koffie, bakken schnitzels, soppen, wisselen broeierige blikken uit en gaan elkaar te lijf – zonder dat het al te veel invloed heeft op de plot. Een bezwaar is dat nauwelijks; alle acteurs maken fraaie kunststukjes van hun rollen, tot de kleinste aan toe.

Koolhoven manoeuvreert vrolijk langs wat doorgaans ‘de integratieproblematiek’ wordt genoemd; zijn Schnitzelparadijs is een vaardig vertelde coming of age-film en een blijmoedig sprookje ineen. Van de blitse begintitels, waarin alleen de contouren van de hoofdrolspelers zichtbaar zijn die geinige dansjes maken, tot de happy ending. Dat mag dan ietwat geforceerd zijn, het was nu eenmaal Koolhovens bedoeling dat de kijker een fijn gevoel overhoudt aan Het Schnitzelparadijs, en in die opzet slaagt hij glansrijk.