jpekker

Levende filmlegende Michel Piccoli: “Ik moet maar afwachten wat me wordt aangeboden”

“Wat was de vraag ook alweer?” Nadat acteur Michel Piccoli een alleszins adequaat antwoord heeft gegeven op een vraag naar zijn drijfveren, kijkt hij met vragende ogen naar de tolk. Om onverstoorbaar door te vertellen terwijl zij de vraag opnieuw van haar aantekeningen aan het voorlezen is. Het is warm en benauwd in de kleine hotelkamer.

Het is een hele zit voor Piccoli, de geweldige hoofdrolspeler in de halfbakken farce Habemus Papam (‘we hebben een paus”) van de Italiaanse regisseur en acteur Nanni Moretti. Piccoli – hij speelt een Franse kardinaal die na de dood van de paus onverwacht, en tegen zijn zin, wordt gekozen als nieuwe leider van de Katholieke Kerk – geeft de hele dag al interviews aan groepjes journalisten van over de hele wereld; in het Frans, het Engels en een enkele keer in het Italiaans worden de vragen in een hoog tempo op hem afgevuurd. Een enkele gaat over de film, sommige over religie (“Ik ben niet religieus, maar ik ben wel erg geïnteresseerd in religies”), de meeste gaan over zijn imposante carrière.

Dat is terecht: de 85-jarige Jacques Daniel Michel Piccoli is levende filmgeschiedenis. Niet voor niets liet Agnès Varda hem in haar hommage aan de cinema Les cent et une nuits de Simon Cinéma de 100-jarige Meneer Cinema vertolken. Piccoli werkte met Luis Buñuel (zes keer, Belle de Jour is de bekendste) en Jean-Luc Godard (Le mépris), met Marco Ferreri (La grande bouffe) en Manoel de Oliveira (Je rentre à la maison, Belle toujours). Op het festival van Cannes won Piccoli in 1980 de prijs voor de beste acteur voor zijn rol in Marco Bellocchio’s Salto nel vuoto; een jaar later werd hij ook in Berlijn bekroond, voor zijn bijdrage aan Une étrange affaire van Pierre Granier-Deferre. De Italiaanse filmpers onderscheidde hem voor Habemus Papam.

Hoe hij het allemaal voor elkaar heeft gekregen, weet Piccoli niet precies; hij vermoedt dat het een combinatie is van talent, doorzettingsvermogen en geluk. “Het was 1968. Ik werkte in Parijs aan een film van Alain Cavallier toen Marco Ferreri me kwam opzoeken. Hij wilde me spreken, maar ik was al laat en ik vroeg of hij de volgende ochtend terug kon komen. De volgende dag overhandigde Marco me een script van tien pagina’s. Nadat ik het had doorgebladerd, vroeg hij me of ik mee wilde doen. Dat wilde ik maar al te graag; het was grandioos geschreven. Zo is het begonnen. De opnamen waren al even bijzonder. Marco zei niets anders dan ‘actie’ en ‘stop’; hij gaf geen enkele aanwijzing of achtergrond. Ik kende hem nauwelijks maar ging al snel veel voelen voor Marco en zijn manier van werken. Hij had een perfect script en hij had de juiste acteurs erbij gezocht. Vervolgens vertrouwde hij zijn acteurs. Dat is wat mij betreft de beste manier. Het kan niet op een andere manier.”

Hij kiest zijn rollen niet, zijn rollen kiezen hem. “Jonge, mooie, commercieel succesvolle acteurs en actrices; die hebben de rollen voor het uitkiezen. Maar ik… ik moet afwachten wat me wordt aangeboden en als het me niet bevalt kan ik nee zeggen. Zo simpel is het – helaas.”

Op de vraag of er ook rollen zijn die hij pertinent zou weigeren, veert Piccoli op. “Silvio Berlusconi! Ook al wordt me een vermogen geboden, ik doe het niet. Ik vind hem de duivel. Totaal verachtelijk. Zo vulgair.” De tegenwerping dat het maar om een rol gaat en dat hij door middel van film ook stelling kan nemen, vermag de oude meester niet op andere gedachten brengen. Ik zou me nooit met hem kunnen identificeren. En ik wil ook niet dat ik met hem word geïdentificeerd. Ik wil iedereen spelen, behalve Berlusconi.”

Met de paus, toch ook niet bepaald een onomstreden icoon, had Piccoli dan weer geen moeite. “Het is een interessante rol. Omdat het vak van paus, als je dat zo mag noemen, in het echte leven ook het midden houdt tussen zijn en doen alsof. Hetzelfde geldt voor voetballers en tennissers, voor politici, en ook voor bakkers… Bakkers zijn misschien wel betere acteurs dan echte acteurs; voor de ogen van hun klanten spelen ze altijd een rol. Ze proberen hun klanten te bedwelmen. Te verleiden: ik bak het beste brood van de stad. Koop allemaal bij mij!”

Dat hij in een andere dan zijn moerstaal moest acteren, was geen probleem. “Ik ben acteur. Dat betekent dat ik een tekst uit mijn hoofd moet leren; in welke taal maakt mij niet zo veel uit. Ik heb in Franse films gespeeld, in Italiaanse en Portugese. Een andere taal kan soms zelfs helpen: het maakt het eenvoudiger een andere wereld binnen te stappen.”

Meer dan tweehonderd korte en lange televisie- en bioscoopfilms heeft Michel Piccoli op zijn naam. En de teller loopt nog steeds; binnenkort is hij te zien in een nieuwe film van Alain Resnais en in de laatste van Raoul Ruiz. Hij regisseerde al een handvol films en hij zou er nog wel eens een willen maken. Maar niet met hemzelf als acteur. “Dat is me te pretentieus. Ik kan niet regisseren en acteren tegelijk, althans niet op een niveau dat ik wil. Daarom heb ik ook zo’n respect voor Nanni Moretti; die laat met Habemus Papam zien dat hij het wel kan.”

Op de vraag of zijn leeftijd ook voordelen heeft, schudt Piccoli zijn hoofd. “Ik kan niets bedenken. Ik haat verjaardagen. Het is een vorm van koketterie natuurlijk, maar ik weiger mijn verjaardag te vieren en niemand mag me feliciteren. Ik wil niet weten hoe oud ik ben. Het is niet dat ik eeuwig jong wil blijven. In tegendeel. Ik zou nooit Botox nemen of mijn toevlucht nemen tot plastische chirurgie. Daar word je zo lelijk van. Neem Catherine Deneuve… dat is toch doodzonde? Zo’n prachtige vrouw; door al die operaties ziet ze er nu veel ouder uit dan ze werkelijk is.”

Habemus Papam draait vanaf donderdag in de Nederlandse bioscopen.