jpekker

Kunst verrijkt de ziel

Medio 2019 zat ik in de jury van de NN Art Award, samen met de curator van de Nationale Nederlanden-kunstcollectie, een beeldend kunstenaar en de directeuren van Witte de With en het LAM in Lisse, het begin dit jaar geopende museum van de familie Van den Broek (van de supermarkten). Het LAM, waarin het draait om kunst die iets te maken heeft met eten, drinken of consumptie, had een paar dagen eerder een persbericht verstuurd om wereldkundig te maken dat het een optie had genomen op ‘de derde banaan van Maurizio Cattelan’. Ik vroeg hoe het ermee stond (de koop was afgeketst, de banaan was aan een ander, prestigieuzer museum verkocht) en wat de kansen waren dat we een met zwarte ducttape aan de muur bevestigde, overrijpe banaan van een onbekende, aanstormende kunstenaar zouden nomineren voor de NN Art Award.

Die kans werd door niemand groot geacht. En toch is Comedian, zoals de 120.000 dollar kostende banaan heet, een geweldig kunstwerk. Dat is waarschijnlijk alleen maar zo omdat het is gemaakt door een geweldige kunstenaar: de Italiaanse autodidact-provocateur Maurizio Cattelan, schepper van onder meer een knielende, om vergiffenis vragende Hitler; een werkend toilet van puur goud (dat dit najaar werd ontvreemd uit het huis waar de Britse oud-premier Winston Churchill is geboren; het is nog altijd spoorloos) en een beeld van Cattelan zelf die zijn hoofd nieuwsgierig door de museumvloer steekt in zaal 19 van het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen (terzijde: het beeld is sinds mei van dit jaar opgeslagen in een depot, omdat het museum ten minste zeven jaar dicht is vanwege een grootscheepse verbouwing).

De banaan aan de muur is op zichzelf geen briljant kunstwerk, het gaat om de context (Art Basel Miami Beach, het grootste circus onder de kunstbeurzen), de vraagprijs (in de Albert Heijn kost een kilo Chiquitabananen 1,89 euro) én alle ophef die het veroorzaakte. Dat David Datuna – een andere, veel minder bekende kunstenaar – de banaan bij wijze van performance opat, droeg bij aan het verhaal. Dat een Nederlandse modestudente meldde dat ze al eerder een banaan had opgeplakt, deed dat ook.

Tinkebell volgde Cattelans strikte instructies op en tapete een banaan op 175 cm hoogte in een hoek van 37 graden op een stukje muur tussen twee deuren in De Balie voor de tentoonstelling Nasty Women. Met roze ducttape. Vraagprijs 250 euro. Het werkje werd niet verkocht. Om hun onbegrip te tonen, plaatsten ontelbare lieden een foto van een zelfgemaakt kunstwerk met een banaan (of een andere vrucht) op Instagram en Facebook – ook dat droeg bij aan de reuring. Wim Pijbes, een van de vele kunstpausen die werden gevraagd het werk te duiden, vertelde meermaals dat hij niet uitsluit dat de banaan een icoon wordt in de geschiedenis van de conceptuele kunst, in dezelfde orde van grootte als het urinoir van Marcel Duchamp (dan wel de Duitse dadaïste Elsa von Freytag-Loringhoven) en de pindakaasvloer van Wim T. Schippers.

Het beste van de banaan – en een van de redenen waarom LAM er ruim 120.000 dollar voor wilde neertellen – is dat hij prikkelt om na te denken over het wezen van kunst. Overigens zonder dat de wijd uiteenlopende meningen daarover ook maar een millimeter dichter bij elkaar komen; de verschillen worden dezer dagen nu eenmaal breder uitgemeten dan de raakvlakken.

Dat bleek in november ook weer toen Poems for Earthlings opende in de Oude Kerk, een radicale installatie van de Argentijnse kunstenaar Adrián Villar Rojas, bestaande uit duizenden zandzakken, matrassen en een acht uur durende soundscape. De kunstenaar noemt zijn loopgraaf in Amsterdams oudste gebouw ‘een grot voor sonische introspectie’. Directeur van de Oude Kerk Jacqueline Grandjean spreekt van een ‘indrukwekkende les voor mensheid, cultuur en planeet’. De talrijke criticasters zien het anders; volgens hen wordt de kerk die de beeldenstorm doorstond ‘permanent verminkt door de wereldvreemde, modernistische kunstelite’. ‘Een gruwel,’ twitterde PVV-politicus Martin Bosma – hij kreeg alleen maar bijval. Ik dacht: als dat je medestanders zijn…

Ooit was de welgestelde burgerij de beschermer van kunst en cultuur, de laatste jaren doen vooral rechtse partijen er alles aan om alles van waarde belachelijk te maken en te vernietigen. Met ongekende wellust. Nadat het Stedelijk Museum in een tweetje steun had betuigd aan het Zwarte Pietenprotest van Mitchell Esajas en Jessica de Abreu van The Black Archives, riposteerde Thierry Baudet dat het tijd wordt ‘om de enorme subsidies die dit ‘museum’ ontvangt te heroverwegen’. Voordat ze in de raadsvergadering over de Amsterdamse cultuurbegroting een karikatuur maakte van het inclusiviteitsbeleid van cultuurwethouder Touria Meliani, stelde FvD-fractievoorzitter Annabel Nanninga dat de subsidies voor de Amsterdamse kunstinstellingen, wat Forum voor Democratie betreft, best wel een tandje minder kunnen.

Nog bonter maakte VVD-Kamerlid Zohair El Yassini het door bij de behandeling van de cultuurbegroting 2020-2023 voor te stellen dat instellingen het ontvangen subsidiebedrag op het toegangskaartje vermelden, ‘zodat iedereen kan zien hoe kostbaar cultuur is’.

Toen de Engelse regering tijdens de Tweede Wereldoorlog naar middelen zocht om de geldverslindende strijd tegen nazi-Duitsland te bekostigen, stelde een van zijn ministers aan Churchill voor geld weg te halen bij kunst en cultuur. “What do you think we’re fighting for?” zou Churchill hebben geantwoord. Er ging geen penny van het kunstbudget af.

Aan de kunst is een samenleving te herkennen; beeldende kunst, muziek, theater, literatuur, proza en poëzie verbeelden de ziel én verrijken de ziel.

Mijn kijk op de wereld is het afgelopen jaar blijvend veranderd door mijn Parijse bezoek aan de installatie Dau, een reconstructie van de totalitaire maatschappij onder Stalin van de Russische regisseur Ilya Khrzhanovsky. Ook dat project was omstreden; het werd een ‘stalinistische Truman Show’ genoemd, ‘de meest krankzinnige filmset ooit’ en ‘Apocalypse Dau’, een verwijzing naar Francis Ford Coppola’s megalomane Vietnamfilm Apocalypse Now. Toen ik weer in de trein naar huis zat, vroeg ik me af of Khrzhanovsky een genie of een monster is – het antwoord heb ik nog steeds niet.

Nog bijzonderder vond ik Aus Licht, Pierre Audi’s magistrale samenballing van het magnum opus van de Duitse muziekvernieuwer Karlheinz Stockhausen, van wie ik nauwelijks iets wist voordat ik me er drie dagen in onderdompelde tijdens het afgelopen Holland Festival. Ik krijg weer tranen in mijn ogen als ik terugdenk aan de koorzang in Engel-Prozessionen.

Ik moet weer gniffelen als ik denk aan Micha Wertheims zinsbegoochelende voorstelling Voor alle duidelijkheid. “Kennis kan een muur worden die schoonheid aan het oog onttrekt,” zegt Wertheim ergens. En even later: “Het laatste wat ik wil is dat jullie aan het denken worden gezet.” Prompt sloeg ik aan het denken, en werd ik met de zaal vol gelijkgestemden om de oren geslagen dat dat toch echt niet de bedoeling was. Terwijl Voor alle duidelijkheid nu juist laat zien hoe noodzakelijk het is om over de betekenis van kunst en theater na te blijven denken.

Ik heb met open mond gekeken naar de Franse vedette Isabelle Huppert in Mary Said What She Said in Internationaal Theater Amsterdam (mag de naam Stadsschouwburg s.v.p. terug?), terwijl ik er geen woord van verstond. Ik heb me door de Chileense geluidskunstenaar Nicolás Jaar laten verleiden om in het HEM – de geweldige nieuwe kunstruimte aan het Noordzeekanaal – via een interactief scherm ‘in gesprek’ te gaan met een boom.

Kunst doet vreemde dingen met een mens. Gelukkig maar.