jpekker

Intense portretten van Julian Schnabels beroemde vrienden en werk

Julian Schnabel werd in de jaren tachtig bekend als schilder van het grote, expressionistische gebaar. Maar hij maakt ook enorme beeldhouwwerken, ontwierp zijn eigen huis in neo-Mediterraneaanse stijl, schrijft, maakt muziek en regisseert films. En hij maakt foto’s. Geen gewone foto’s, natuurlijk, maar enorme polaroids.

Schnabel maakte zijn foto’s met een fameuze 20×24 inch Polaroid-camera: een ‘Dikke Bertha-camera’ waaruit instantfoto’s komen van 50 bij 60 centimeter. Van dit type van het directklaar-apparaat werden er aan het begin van de jaren ’70 zeven speciaal gemaakt voor kunstenaars. Met de hand; er schijnen er nog zes te zijn. De fotograaf moet zich onder een doek achter het enorme gevaarte nestelen; hij ziet de wereld op zijn kop.

Op de kleine, fijne expositie ‘Polaroids’ in het Fotomuseum Den Haag zijn tachtig foto’s te zien, gegroepeerd rond een wanstaltig rood meubel met kamerplat. De meeste zijn in sepiatinten en zwart-wit, met dikke zwarte rafelranden. Ze zijn zorgvuldig gecombineerd, voor een deel op onderwerp, waardoor je als het ware Schnabels wereld binnenstapt.

Er hangen veel portretten van Schnabels beroemde vrienden: Plácido Domingo, Lou Reed, Christopher Walken, Max van Sydow, Takashi Murakami, Mickey Rourke… Vooral Mickey Rourke is alomtegenwoordig. Zijn verbouwde kop, zijn gebruuskeerde lijf. Op een van de foto’s staat “Got milk” op Rourkes bubbelborst geschreven. Ernaast hangt een zelfportret van Schnabel met “Milk” op zijn borst – ze hebben samen vast veel plezier gehad. Toch kunnen ze onmogelijk heel spontaan zijn gemaakt; de Polaroid 20×24 is geen apparaat dat je even uit je broekzak tevoorschijn tovert.

Minstens zo boeiend zijn de portretten die Schnabel maakte van ‘gewone mensen’ (twee anonieme slagers; een enorme zwarte man’) en vooral van zijn familie en geliefden. Van zijn dochter Stella, uit zijn eerste huwelijk met modeontwerpster Jacqueline Beaurang, Van de tweeling Cy and Olmo, uit zijn tweede huwelijk met de Spaanse actrice Olatz López Garmendia (die meespeelde in zijn films Basquiat, Before Night Falls en The Diving Bell and the Butterfly). En van zijn huidige partner, de Palestijns-Arabische Rula Jebreal, die het scenario schreef en de hoofdrol speelt in zijn laatste film Miral. Die portretten – de tweeling tegen een rozenstruik vooral, en Olmo met een shawl om zijn hoofd gedrapeerd – zijn niet alleen massief en intens, ze zijn bovenal intiem en gevoelig.

Een vreemde eend in de bijt vormen de zogenaamde ‘crazy people’; reproducties van door Schnabel in Frankrijk gevonden fotootje van psychiatrische patiënten uit het einde van de negentiende eeuw. Het zijn eigenlijk geen foto’s van Schnabel; de Amerikaanse kunstenaar fotografeerde ze naar eigen zeggen opnieuw om de ‘verloren zielen’ aan de vergetelheid te onttrekken.

De hand van de meester is wél zichtbaar – zelfs twee keer, zou je kunnen zeggen – in de foto’s die Schnabel maakte van zijn eigen werk, in zijn ateliers en aan de muren van de vermaarde Gagosian Gallery. Van de röntgenfoto’s waarmee hij aan het begin van zijn breekbare meesterwerk The Diving Bell and the Butterfly het perspectief van de compleet verlamde hoofdrolspeler Jean-Dominique Bauby duidelijk maakt.

Een handvol, bijna abstracte polaroids bewerkte hij met een roller met paarse verf. Grootse gebaren op grote foto’s: welkom in de wereld van Julian Schnabel.

Polaroids van Julian Schnabel. T/m 27 maart in Fotomuseum Den Haag. www.fotomuseumdenhaag.nl. Bij de tentoonstelling verschijnt een rijk geïllustreerde, Engelstalige catalogus, samengesteld door curator Petra Giloy-Hirtz (Prestel, € 39,95).