jpekker

“Ik wil niks vertellen. Dat is helemaal niet interessant”

“Ik vind ze de meest interessante kunstenaars die ik in mijn leven heb ontmoet. En ik heb wat mensen ontmoet, dus dat wil wat zeggen!” Terwijl hij het zegt kijkt Rob Malasch met een ontroerde blik naar danseres Ellen Edinoff en choreograaf Koert Stuyf, die in Het Sierraad in de Baarsjes bezig zijn met de repetities van Intaglio. Zondag gaat het stuk in aanwezigheid van componist Philip Glass en dirigent Michael Riesman in wereldpremière in de Melkweg. “Dit is toch werkelijk fantastisch?!”

Zijn bewondering dateert niet van vandaag op gisteren. Nadat Malasch begin jaren zeventig, hij studeerde aan de Rietveld Academie, in Carré een abstract ballet van Stuyf en Edinoff zag, meldde hij zich direct bij de opleiding Eigentijdse Dans die zij op de Theaterschool verzorgden. Hij maakte de opleiding niet af, maar heeft altijd contact gehouden, ook toen Stuyf en Edinoff in de vergetelheid raakten.

Vorig jaar, toen zijn galerie naar de Baarsjes verhuisde, vroeg hij Stuyf voor de openingsexpositie. Stuyf toonde tientallen frisse acrylschilderijen en potloodtekeningen; kleurrijke, ritmische werken, die stuk voor stuk konden worden gezien als hommage aan Edinoff.

No end to dreaming heette de expositie, wat niet alleen op Stuyfs werk sloeg, maar ook op Malasch’ ambities; hij wilde niets liever dan Stuyf en Edinoff nog één keer samen op het podium zien staan. Malasch vroeg zijn oude vriend Philip Glass om muziek; die stelde voor om een speciaal arrangement te maken van Naqoyqatsi, het afsluitende, en minst bekende deel van zijn Qatsi-drieluik.

“Hij zei direct ja. Phil en Koert kennen elkaar van de The Juilliard School, een conservatorium voor uitvoerende kunsten in New York. Ze gingen geloof ik samen achter de meiden aan”, vertelt Malasch. “Koert heeft in die tijd nog gedanst met Pina Bausch. Dat wist Phil. Ellen kende hij niet, maar omdat hij wist dat Phil een geweldige danser was, vertrouwde hij erop dat zij ook een fantastisch danseres is.”

Stuyf, inmiddels 74, drukt op de play-knop van de cd-speler en de proloog schalt uit de speakers. “Een theatraal stuk.” Veel doet dat er niet toe, want anders dan Godfrey Reggio, de regisseur van Koyaanisqatsi (1983), Powaqqatsi (1988) en Naqoyqatsi (2002), ziet Stuyf muziek als iets autonooms. Hij was al lang en breed aan het choreograferen voordat de muziek vast lag. Sterker, hoewel hij sinds 1974 niet meer in het openbaar optrad, is Stuyf naar eigen zeggen nooit gestopt. “Ellen heeft elke dag vier, vijf uur getraind. Ik heb zelf ook iedere dag gewerkt. Het zit in je bloed. De laatste jaren zijn choreograferen en schilderen voor mij één ding geworden. Beide draaien wat mij betreft om hetzelfde: om de ontgrenzing van de ik-vorm. Ik ga net zo lang door tot ik zelf ook een toeschouwer ben geworden. Dat kan alleen als je de ander volledig vertrouwt, als de wisselwerking tussen mijzelf en de dansers perfect is.”

Een kleine 25 minuten duurt Intaglio, en Edinoff (eind zestig; “Ik ben gestopt met tellen”), in een prachtig, met de hand gezeefdrukt gewaad van chiffon, gemaakt door de vermaarde Britse ontwerpster Zandra Rhodes, eist van de eerste tot de laatste seconde alle aandacht op, ook als ze alleen maar voetje voor voetje door de ruimte schuifelt. Ze is breekbaar, maar nog zeer gracieus en ontroerend. Ook als tijdens de repetitie de mobiele telefoon van Malasch tot tweemaal toe gaat, laat ze zich geen moment van de wijs brengen. “Ik heb dit al die jaren gewild”, zegt Edinoff na afloop op fluistertoon. “Everyday I had to wait, was a day too long.”

De titel Intaglio (‘diepdruk’) bedacht Stuyf toen zijn choreografie al klaar was. “Dat kan in steen zijn, dat kan in hout zijn of in brons. Het kan een ets zijn… Ach, een diepere betekenis heeft het niet. Maar de betekenis van het woord, daar kan ik me wel in vinden.”

Aan duiding heeft Stuyf sowieso een broertje dood. “Ik wil niks vertellen. Dat is helemaal niet interessant. Interessant is wat er zondag gebeurt. Wat de mensen ermee doen. Wat ik terugkrijg, dat is waar het om gaat. Daar kan ik mee verder. Daar kunnen we mee verder.”

Philip Glass en dirigent Michael Riesman geven dit weekeinde twee optredens in de Rabozaal van De Melkweg. Zaterdagavond 28 april staat er kamermuziek op het programma, onder anderen gespeeld door Tim Fain (viool), Feico Deutekom (piano) en Lavinia Meijer (harp). Zondagavond 29 april wordt de filmmuziek gespeeld van Dracula, The Hours (waarvoor Glass in 2003 een Oscar-nominatie kreeg) en – als grande finale – Naqoyqatsi. Daarop maakte choreograaf Koert Stuyf het werk Intaglio, dat zal worden gedanst door zijn partner en muze Ellen Edinoff. Voor meer informatie en kaartverkoop: www.melkweg.nl.