jpekker

“Ik heb de langste adem”

Documentaire- en speelfilmregisseur, (wetenschappelijk) onderzoeker, performer, beeldend kunstenaar, uitvinder en lector Louis van gasteren viert op 20 november  zijn negentigste verjaardag. Ik sprak hem ruim tien jaar geleden zeer uitgebreid voor Skrien, Hij was destijds zijn huis aan het opruimen. Alles moest gearchiveerd worden, omdat hij zijn oeuvre aan het Filmmuseum wilde overdragen. Van Gasteren sprak onder meer over Er is geen vliegtuig naar Zagreb, die hij nog wilde afmaken. En over heel veel meer; gesprekken met Van Gasteren lijken te meanderen, maar elk antwoord eindigt precies waar hij het wil; elke anekdote heeft betekenis. ‘Als ik op mijn leven terugkijk, denk ik wel eens: was het niet te heavy, al die rugzakken?’

Alleen zijn bureau moet al een enorme klus zijn om op te ruimen: overal liggen stapels boeken, videobanden en papieren met aantekeningen. ‘Heb je dit gelezen?’, vraagt hij, terwijl hij dreigend een hoofdredactioneel uit de Volkskrant over de macht van de media omhoog houdt. ‘Jullie moeten je werk goed doen. Research doen. Niet zomaar alles opschrijven. Ik betrap journalisten voortdurend op leugens. Als ik uit handen van prins Bernard een Zilveren Anjer ontvang, ziet zo’n journalist kans een bericht met louter oud nieuws te maken. Het ANP is nota bene nieuwsvoorziener! Moet ik dan naar de directeur toe stappen? Dat zulks in Story en Privé thuishoort? Ik sta gelukkig stevig op mijn benen. Mijn vader heeft me grootgebracht met een zin uit de Gijsbreght: een krijgsman wint al veel, al wint hij niets dan tijd. Ik heb de langste adem, maar slopend is het wel.’

Hij is bijna tachtig, maar Louis van Gasteren is nog uiterst strijdvaardig. Hij werkt aan vier, vijf projecten tegelijk en heeft nog plannen in overvloed – werkelijk alles lijkt hem te intrigeren. Zo maar een voorbeeld: in Australië zag hij, na een lange, vermoeiende vliegreis, in de tuin van een vriendin een spin een web maken. De volgende dag stond Van Gasteren vroeg op: de spin en het web waren weg. Hij kocht een zaklantaarn, zodat hij de spin de hele nacht kon observeren: bij de eerste zonnestraal vrat de spin, die ’s nachts twee muggen had gevangen, zijn hele net op en verdween achter een blaadje. Het schouwspel vormt de basis voor een opera, die hij nog steeds aan het schrijven is. ‘Ik ben altijd aan het werk. Dat is heel ernstig, daar word ik gek van.’

Lachend: ‘Maar ik houd zo wel Alzheimer buiten de deur!’

Tijdens het Nederlands Film Festival gaat In een Japanse stroomversnelling – Nederlandse watermannen in Japan, 1872-1903 in wereldpremière, zijn eerste in de bioscoop uitgebrachte documentaire sinds de met een Gouden Kalf bekroonde Hans het leven voor de dood in 1983. Van Gasteren is trots te kunnen melden dat Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Oranje en Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Máxima der Nederlanden voornemens zijn de première bij te wonen. Dat Willem-Alexander is uitgenodigd is niet verbazingwekkend; de kroonprins is net als Van Gasteren een expert in watermanagement en komt zelf ook in de film voor. Dat hij de uitnodiging heeft aangenomen is eigenlijk ook niet verbazingwekkend; als Van Gasteren ergens zijn zinnen op heeft gezet, moet het vreemd lopen wil het niet gebeuren.

De ontstaansgeschiedenis van In een Japanse stroomversnelling zegt veel over Van Gasterens grondige manier van werken. In 1989 maakte hij een film en een boek over duizend jaar Nederlandse waterhuishouding, Een zaak van niveau. De film werd bekroond met de Sony Award, de prijs bracht hem naar Japan, het bezoek leidde tot de oprichting van de Stichting Vier Eeuwen Nederlands-Japanse betrekkingen en opnieuw tot een film en een boek. Acht jaar werkte hij aan In een Japanse stroomversnelling, een lijvig boekwerk over negentiende-eeuwse Nederlandse waterbouwkundige ingenieurs in Japan, dat april 2000 verscheen.

Van Gasteren verwerkte er talloze egodocumenten in van de Nederlandse ingenieurs in Japan, officiële ambtelijke documenten zoals contracten, verlofregelingen, en correspondentie over verlof en salariëring, en informatie uit Engelstalige kranten die tussen 1868 en 1904 in Japan verschenen. Hetzelfde deed hij in zijn film. ‘Ik kan wel een gietijzeren brug in Nagasaki filmen, maar daar gaat het niet om. Aan ieder werkstuk zitten emoties gekoppeld, een stuk van een mensenleven. Door dialogen uit de correspondentie toe te voegen, koppel ik het subjectieve gevoelsleven van de ingenieurs aan de “objectieve” documentairewerkelijkheid. Het uitgangspunt was bouwen en waterbeheersing, maar zo blijft er een algemeen herkenbaar onderwerp over: de ingenieurs en hun emoties en beslommeringen, zoals de vraag of ze elkaar zullen tutoyeren.’

In ramses, où est mon prince (Pieter Fleury, 2002), de openingsfilm van het festival, is ook materiaal van Van Gasteren verwerkt: een uiterst opgetogen Ramses Shaffy komt in de jaren zeventig zijn eerste Nederlandse paspoort afhalen bij een aantal beduusde ambtenaren. ‘Als er wat gebeurde, gingen wij erop af. En als je er eenmaal bent, dan moet je draaien ook en niet wachten tot er ergens een keer een subsidiepot opengaat. Ik probeer alles zelf op te starten. Dan moet je maar vertrouwen hebben dat het afkomt, en dat ze vervolgens voor de deur staan te trappelen om iets met je film te doen.’ Dat vertrouwen wordt volgens Van Gasteren vermoord door ‘al die instituties die bovenop de subsidies zitten’.

Voor bonafide filmmakers als Fleury staat de deur echter altijd open. ‘Er wordt nu gewerkt aan een film over Johnny van Doorn, waarin materiaal van mij wordt gebruikt. Ik heb Vaandrager ook nog, met spuiten en alles, Timothy Leary, Simon Vinkenoog en Misja Mengelberg, en een interview waarin iemand zijn eerste lsd-trip beschrijft – onbeschrijflijk mooi.’

Van Gasteren heeft zelf al bijna weer een volgende film klaar – De prijs van overleven, een vervolg op Begrijp je nu waarom ik huil (1969) – hij is bezig met een film over Sicco Mansholt, de PvdA-politicus die in de jaren zestig de Europese eenwording in een beslissende versnelling dwong (‘een dikke vriend van mij’) en hij werkt aan twee Japanse projecten. ‘Gisteren was hier een man uit België met een concreet voorstel; misschien ga ik dat ook nog wel doen.’

Op de eerste verdieping van zijn woning aan de Kloveniersburgwal staan bovendien tussen de montagetafels drie kratten met vijfentwintig rollen film, over een drama dat zich heeft afgespeeld in Roermond. Vijfentwintig jaar geleden in Roermond geschoten, opnamen van familieleden van veertien mensen die in de oorlog geëxecuteerd zijn. ‘Dat gaat de vuilnisbak niet in, dat heb ik niet allemaal voor niets gedaan.’ Het materiaal wordt gedigitaliseerd en thuis op de spiksplinternieuwe Avid gemonteerd tot drie films van een uur.

Zijn belangrijkste onafgemaakte project is Er is geen vliegtuig naar Zagreb, een complexe en experimentele autobiografische film waarin Van Gasteren zijn eigen illusies ontrafelt. Zevenenveertig rollen, meer dan achtentwintig uur 35mm-film, in kleur en zwartwit. ‘Die gaat over hele fundamentele dingen; daar is mijn credo in verpakt.’ Bert Haanstra heeft er ooit al aan gemonteerd – Van Gasteren is hem als dank een fles champagne gaan brengen. Als hij die film had afgemaakt, had hij nu in Amerika gezeten, werd hem meermalen gezegd door vakbroeders die hij het materiaal liet zien. ‘Er was een moment dat wij hier moesten beslissen wat we eerst zouden gaan maken: Hans het leven voor de dood of Er is geen vliegtuig naar Zagreb. Allemaal nog voor de Parool-campagne.’

Die ‘Parool-campagne’ beslaat een enorme archiefkast in zijn werkkamer: de weerslag van een slepende rechtszaak, die in 1998 eindigde voor de Hoge Raad. ‘Wat ik hen die mij hebben belasterd en hebben geprobeerd mijn leven te ruïneren vooral kwalijk neem, is dat zij mij tien jaar op non-actief hebben gesteld. Tien jaar lang heb ik geen enkele productie kunnen maken. Van wat voor aard dan ook. Daar zijn ze toch maar in geslaagd. Vreselijk.’ Klagen wil hij niet, maar nu hij gedwongen wordt terug te kijken, moet het hem toch van het hart. ‘Ik ben tekortgedaan. Alles wat ik deed, was tegen de klippen op. Ik vraag me af waar ik al die obstructie aan heb verdiend.’

Hij had De donkere kamer van Damocles willen verfilmen. Door ‘slordigheden van Wim Hermans en misverstanden’ kwam het er niet van. ‘Ik heb nog naar Groningen gebeld toen werd aangekondigd dat Fons het ging doen. Hermans had mij gezegd: jij maakt die film. Daar heeft hij zich niet aan gehouden omdat Freddy Heineken een aanbetaling van tienduizend gulden bij hem op tafel legde. Ik heb hem tien jaar niet aangekeken.’

Van Gasteren had een andere film willen maken dan Rademakers’ Als twee druppels water (1963), ‘want Osewoudt en Dorbeck zijn géén twee druppels water’. ‘Aan de handen van pater Beer zaten minder vingers dan Osewoudt gaten in zijn lichaam had. Einde boek. Daar had de film ook moeten eindigen, niet op de Bretonse rotsen. Dat neem ik Rademakers en Hermans kwalijk: concessies aan het bioscooppubliek. Ernstig is dat. Ik ben met mijn ex-zwager – Fons was met mijn zus getrouwd – overigens op goede termen, hoor.’

Hij betwijfelt überhaupt of hij een echte speelfilmmaker is. Want, zo ontdekte hij al snel, de speelfilmwereld is een commerciële aangelegenheid. ‘Zijn dit nu de cultuurbeheerders?’, dacht Van Gasteren toen hij een bijeenkomst van distributeurs en exploitanten in het Amsterdamse hotel Krasnapolsky bezocht. ‘De ene week draaien ze een film, de volgende week een rol wc-papier, en nog een week later een rol gebruikt wc-papier.’ En dan die critici, die drie, vier films op een dag zien – dat kan toch nooit de bedoeling zijn. ‘Het is toch geen artikel uit de worstmachine, waar je een plak vanaf snijdt?’

Het heeft allemaal weinig te maken met de intenties en ideeën waarmee hij is grootgebracht, aldus Van Gasteren. Met Franse en Duitse cultuur, met het idealisme van de Filmliga.

Hij is thuis nooit als kind behandeld. Op een dag kwam zijn vader thuis van de opnamen van Willem van Oranje (G.J. Theunissen, 1934); hij speelde de Graaf van Egmond. ‘Ik ben vandaag onthoofd’, vertelde hij de kleine Louis. ‘Daar probeer je je dan iets bij voor te stellen. Ik ben op jonge leeftijd begonnen omstandigheden en daden te visualiseren.’

Acteur wilde hij niet worden (‘Ik wilde niet met mijn vader concurreren’), zanger – zoals zijn moeder – evenmin. Hij ging electrotechniek studeren: met hoogfrequente wisselstroomtransformatoren wilde hij zich afzetten tegen een milieu waarin alleen maar gezegd werd welke boeken je moest lezen en welke films en toneelstukken je moest zien. Toen begon de oorlog.

‘Als ik op mijn leven terugkijk denk ik wel eens: was het niet te heavy, al die rugzakken? Aan de andere kant heb ik daardoor een kijk op de samenleving ontwikkeld die veel anderen me niet alleen benijden, maar waar ik zelf toch ook wel blij mee ben. Bij momenten, tenminste.’

Van Gasteren hoopt dat al zijn verhalen nog eens op papier worden gezet. ‘Ik heb alles bewaard: scenario’s, agenda’s, correspondentie over de moeizame tochten om films gerealiseerd te krijgen, de kritieken, en aan de anekdotiek wordt gewerkt. Niet omdat ik persoonlijk zo nodig moet, maar omdat ik een paar dingen te melden denk te hebben die van een zekere universele betekenis zijn.’

Retrospectief Louis van Gasteren – Seismograaf van zijn tijd, 22 t/m 30/11 in EYE; de première van Nema aviona za Zagreb is 30/11 om 19.00.