jpekker

‘Ik dacht dat mijn filmende leven voorbij was’

‘Ik heb weleens gezegd dat iedere film voor een bepaalde periode in mijn leven staat. In Io e te verschanst een 14-jarige eenzaat zich in het souterrain van zijn ouderlijk huis om pas aan het einde van de film weer naar buiten te komen. Je kunt dat makkelijk doortrekken: ik heb bijna drie jaar in de duisternis geleefd, vastgekluisterd in mijn rolstoel. En ik ben er ook weer uitgekomen. Dat ik nu hier ben, bewijst dat ik nog steeds films kan maken. Dat is een bevrijdend gevoel. Drie jaar geleden was het zo goed als onmogelijk; ik dacht werkelijk dat mijn filmende leven voorbij was.’

Op het afgelopen filmfestival van Cannes presenteerde de oude Italiaanse meester Bernardo Bertolucci de coming of age-film Io e te, naar een scenario van Niccolò Ammaniti, gebaseerd op diens gelijknamige bestseller (bij Lebowski verschenen als Jij en Ik). Het is Bertolucci’s eerste film sinds The Dreamers in 2003, en voor het eerst in dertig jaar dat hij weer een film in Italië maakte.

Io e te beleeft zijn Nederlandse première op het IFFR. In aanwezigheid van Bertolucci, die zich in Rotterdam ook zal laten interviewen door presentator Twan Huys en zijn studenten voor een speciale aflevering van het tv-programma College Tour. Zij zijn gewaarschuwd, Bertolucci houdt er niet van om uitgebreid terug te kijken op zijn rijke carrière: ‘Terugkijken is een gevaarlijke exercitie. Wat gebeurd is, is gebeurd. Ik heb nergens spijt van, voor zover ik me kan herinneren; mijn films wens ik ook niet terug te zien. De kans is groot dat ik ze niet goed meer vind of dat ik een potje ga zitten grienen. Wat heb ik daar nu aan?’

Bertolucci (Parma 1940), begon zijn carrière als assistent van Pier Paolo Pasolini. Hij regisseerde zijn eerste film op zijn 21ste en maakte vervolgens furore met films als Il Conformista (1970), Last Tango in Paris (1973) en Novecento/1900 (1976). Met The Last Emperor (1987) won hij de Oscars voor Beste Regie en Beste Scenario; eind 2102 kreeg hij een Lifetime Achievement Award van de European Film Academy, vanwege zijn unieke en toegewijde bijdrage aan de cinema.

Hij ervaart alle lof-uitingen uit het verleden niet als last. ‘In tegendeel. Het is een enorme hulp bij de financiering. Ik kan nu doen wat ik wil. Gelukkig maar; het is nog altijd heerlijk om films te bedenken, te maken en te presenteren. Sterker: film is mijn leven.’

Hij probeert nog altijd zo vaak mogelijk naar de film te gaan, maar eenvoudig is dat niet. ‘De meeste bioscopen in Italië zijn niet zo goed toegerust op mindervaliden. Maar als ik in het buitenland ben, probeer ik zoveel mogelijk te zien. In Cannes wil ik naar de nieuwe films van Alain Resnais en Michael Haneke en ik ben ook benieuwd naar Post Tenebras Lux van Carlos Reygadas. En van de jongste generatie Italiaanse regisseurs vind ik Matteo Garrone en Paolo Sorrentino erg goed. Zij hebben een eigen geluid, dat past bij deze tijd.’

Dat Io e te heel anders van toon is dan zijn meesterwerken uit de jaren ’60 en ’70 is logisch, meent Bertolucci. ‘Als je films maakt, baseer je die op de realiteit. En de realiteit is nu volslagen anders dan in 1968. Toen was alles politiek. Ieder gesprek was politiek, iedere film was een politiek signaal, zelfs spaghetti eten was politiek beladen. Als je vandaag met jongeren over politiek begint, kijken ze je aan met een glazige blik aan. Dat is een enorm verschil. Ze accepteren de bespottelijke politiek. Ze halen hun schouders op. Zie dat maar eens te veranderen. De politiek gaat het niet doen, natuurlijk. En van het onderwijs hebben we dus ook niet veel te verwachten. Want het geheugen uitschakelen is een uiterst effectieve methode om het volk uit te schakelen; om politieke opstand in de kiem te smoren. Machthebbers weten dat Utopia gebouwd is op herinneringen.’

Hij voelt niet de minste behoefte vandaag de dag een film te maken die zo provocatief is als Last Tango in Paris was in zijn tijd. ‘Nogmaals, de wereld was anders. Destijds was het een must om transgressief te zijn. Daarbij komt dat ik nu niet zo veel taboes meer zie. Alles kan, alles mag.’

Bertolucci gelooft niet dat de jeugd van tegenwoordig zijn werk nog kent. ‘De jonge acteurs die de hoofdrollen spelen in Io e te hebben mijn films in ieder geval niet gezien. Jacopo Olmo Antinori niet, maar ook Tea Falco niet, terwijl zij nog iets ouder is. Ook filmstudenten kennen mijn werk trouwens niet meer. Of dat erg is? Ik probeer niet nostalgisch te zijn, en ik verkies het heden boven het verleden, maar ik voel me wel eens een dinoauriër. De cinema is veranderd en ik probeer mee te veranderen. Dat moet ook, het kan niet anders. Cinema is altijd een dynamisch medium geweest – van stil naar geluid, van zwart-wit naar kleur, van studio’s naar sets op straat… Ik heb geprobeerd een film in 3D te maken, maar mensen, wat was dat saai. Het duurde eeuwen om de camera’s van plek te veranderen, en die tijd heb ik niet.’

Dus maakte hij een kleine, dynamische film, waarin een belangrijke rol weggelegd voor de muziek, met nummer als Boys Don’t Cry van The Cure, Rebellion (Lies) van Arcade Fire en The Power of Equality van Red Hot Chili Peppers. Had Bertolucci die muziek zelf paraat? ‘Nee, ik kende de meeste nummers overigens wel, maar het komt niet uit mijn koker. Ik vroeg Jacopo naar welke muziek hij luisterde, en dat gebruikte we bij de opnamen. Zo raakte ik eraan gewend en gehecht. Ragazzo solo, ragazza sola van Mogol, een Italiaanse versie van David Bowie’s Space Oddity, heb ik wel zelf bedacht. Die past heel goed: de Italiaanse tekst gaat over een eenzame jongen en een eenzaam meisje.’

Io e te is te zien op het IFFR en draait vanaf 31/1 in de Nederlandse filmtheaters. College Tour met Bernardo Bertolucci wordt uitgezonden op 2/2, 23.15 uur op Nederland 2.