jpekker

“Iedereen met een camera denkt maar dat hij een film kan maken”

“Ik moet wat bekennen”, zei de stokoude Russische regisseuse Ludmila Stanukinas na afloop van de vertoning van haar documentaire The Tram Runs through the City voor een bomvolle zaal in Tuschinski. “Een van de vrouwen die in de tram stappen, is een vriendin van mij. Ik had haar speciaal gevraagd, zodat ik zeker wist dat er in ieder geval één mooie vrouw voor mijn camera zou komen…”

“Je stelt me teleur”, riposteerde haar landgenoot Victor Kossakovsky, die Stanukinas’ film opnam in zijn Top-10 met favoriete documentaires die hij op verzoek van het International Documentary Film Festival Amsterdam samenstelde. Met een lach: “Ik zal je film uit mijn lijst moeten verwijderen.”

Victor Kossakovsky is een van de troetelkinderen van het IDFA. In 1993 won hij de Joris Ivens Award én de Publieksprijs met de plattelands-tragikomedie Belovy; in 1998 won hij de Speciale Juryprijs met Pavel and Lyalya (A Jerusalem Romance); en in 2002 werd Tishe! genomineerd voor hoofdprijs van het festival.

In zijn Top-10 staan niet alleen erkende meesterwerken, zoals Man with a Movie Camera (Dziga Vertov, 1929) en Stand van de sterren (Leonard Retel Helmrich, 2010); Kossakovksy koos ook een aantal korte documentaires die zelden of nooit te zien zijn op het grote doek. “Deze films laten de kijker iets zien, in plaats van dat ze iets willen zeggen,” aldus Kossakovsky. “Als je alle vernieuwende elementen uit deze films bij elkaar optelt, kom je tot het perfecte documentaire-alfabet.”

Alle films zijn bijzonder, maar de allerbijzonderste film uit Kossakovsky’s Top-10 is Seasons of the Year van de Armeens filmmaker Artavazd Pelechian, een in gloedvol zwart-wit geschoten filmgedicht over het bikkelharde boerenbestaan in een afgelegen bergdorp. We zien boeren met hun schapen door een kolkende rivier waden, we zien boeren met hun schapen in de winter op hun billen van besneeuwde bergen afroetsjen. Altijd staat de camera op de juiste plek, de montage is verbluffend ritmisch – net als in Kossakovsky eigen films.

Ook de invloed van de verborgen camera-films Look at the Face (waarin Pavel Kogan laat zien wat Leonardo Da Vinci’s schilderij Madonna Litta teweegbrengt bij de bezoekers van de Hermitage) en The Tram Runs through the City (waarin Ludmila Stanukinas de bestuurster en passagiers van een kachelende tram in Leningrad observeert) is onmiskenbaar. Ze moeten Kossakovsky hebben geïnspireerd voor Svyato (2005), waarin hij zijn tweejarige zoontje filmde, die zichzelf voor het eerst in zijn leven in de spiegel ziet, en voor Tishe!, waarin hij vanuit het open raam van zijn appartement in hartje Sint-Petersburg een jaar lang alles filmde wat hem opviel voor zijn digitale camera.

Beide Kossakovsky-films zijn te zien op IDFA, als onderdeel van een compleet retrospectief, waarin ook zijn debuut Losev uit 1989 en zijn recente meesterwerk ¡Vivan las antipodas! zijn opgenomen.

Tijdens de opnamen van laatstgenoemde film werd Kossakovsky gevolgd door zijn oude Chileense vriend Carlos Klein Frohlich. Het resultaat is Where the Condors Fly, een documentaire, ‘making of’ en masterclass ineen.

“Iedereen met een camera denkt maar dat hij een film kan maken,” zegt Kossakovsky daarin tegen Klein Frohlich, als die hem op een stoel heeft plaats laten nemen om hem over zijn manier van werken te laten vertellen. “Ach, het maakt ook niet uit. Als je me filmt omdat je me iets wil laten zeggen, heeft het toch geen waarde. Film moet de kijker iets geven wat hij nog niet eerder hebt gezien. Dit heeft geen enkele waarde.”

Veel Top-10-films en films van Victor Kossakovsky zijn de komende dagen nog te zien op IDFA, dat duurt t/m 25/11.