jpekker

“Iedere film die ik maak is persoonlijk”

“Ik was niet het enige kind in huis, maar ik wist direct dat het op mij sloeg. Als een van mijn broers het boekje had gevonden zou hij zijn schouders hebben opgehaald, want ik en niemand anders was het probleemkind. It wasn’t a great feeling.”

Toen hij klein was, zag regisseur Wes Anderson een opvoedkundig boekje van zijn ouders op de koelkast liggen, getiteld “Coping With the Very Troubled Child”. Het keert nu terug in Moonrise Kingdom, een sprookje over dysfunctionele families, probleemkinderen en prille, maar alles overwinnende liefde. De 12-jarige Luzy vindt Coping With the Very Troubled Child en zij weet direct wat haar te doen staat; ze loopt weg van huis, met een koffer vol boeken en een linkshandige schaar.

Een dag later had Anderson een beetje spijt van zijn uitspraak, gedaan tijdens een drukke persconferentie, zo zei hij in een gesprek met zes journalisten uit alle hoeken van de hele wereld in een luxe strandtent aan de Middellandse Zee. “Ik had het achteraf beter niet kunnen zeggen. Ik heb het boekje inderdaad thuis gevonden, maar ik heb het er nooit met mijn ouders over gehad. Het was in het huis van mijn vader en stiefmoeder. Zij zal wel denken dat ik het verzonnen heb, maar mijn vader zou het zich nog wel moeten kunnen herinneren. Voor mij is het geen big deal, maar ik kan me voorstellen dat het voor hem een beetje pijnlijk is als hij het nu leest.”

Er zit iets van hemzelf in ieder personage, aldus Wes Anderson – gekleed in een suède pak, de International Harold Tribune in zijn binnenzak. Lange blonde haren achter zijn oren. Stopwoordjes: ‘uuhm’, ‘yeah??’, ‘well’ en ‘interesting’ – maar Lucy is degene met wie hij zich het meeste identificeert. “Het is niet zo dat ik iets wil onderzoeken of moet verwerken, maar iedere film die ik maak is persoonlijk, van het begin tot het einde. Je zou Moonrise Kingdom een herinnering aan een fantasie kunnen noemen. Een emotie die ik ervoer toen ik zelf zo oud was. Ik hield van de fantasieboeken die Lucy in de film leest. Van The Dark is Rising van Susan Cooper, bijvoorbeeld. Ik herinner me nog haarscherp hoe graag ik wilde dat die fantasieën werkelijkheid zouden worden. De boeken werden echt mijn wereld.”

Ook in de onbegrepen verkenner Sam, met wie Suzy samen wegloopt, is wel wat van het terug te vinden. “Ik ben zelf verkenner geweest. Lang was het niet, ik geloof maar een paar weken; ik ben maar bij een paar bijeenkomsten geweest en ik heb geen enkel insigne verdiend. Misschien ben ik er mee gestopt omdat ik er niet kon komen; het enthousiasme van mijn ouders was niet bepaald groot, herinner ik me, maar ik vond er zelf ook niet veel aan.”

Anderson situeerde zijn film in 1965, op een dun bevolkt eiland voor de kust New England. “Ik schreef de eerste regel van het scenario instinctief: The year is 1965. Maar het markeert natuurlijk het einde van een tijdperk. Het einde van wat in ieder geval aan de oppervlakte een tamelijk onschuldige tijd was in Amerika. Als de kinderen achttien zijn, ziet de wereld er heel anders uit.”

Er zijn nauwelijks wegen op het eiland en er is slechts één politieagent, Captain Sharp, gespeeld door actieheld Bruce Willis. “Ik vind Bruce geweldig in zo veel films waarmee ik ben opgegroeid. Normaal heb ik dat niet, maar in dit geval dacht ik dat een aantal daarvan zou kunnen helpen bij het creëren van het personage. Dat het de rol meer lading kon geven. Wat mij betreft is dat gelukt. Bruce is geweldig, en niet alleen in zijn Die Hard-moment. Hij stond overal voor open.”

Ook de twee kinderen zijn nieuwkomers (“ze hebben gewoon auditie gedaan”), net als Edward Norton, die hopman Ward speelt. “Het is een rol waarin velen Owen Wilson hadden verwacht. Die had ‘m ook zo kunnen spelen, maar ik wilde al heel lang een keer met Edward werken. We hebben jaren correspondentie gevoerd over rollen en films, en hiervoor leek hij me geknipt. Ik vind hem prachtig; Edward lijkt zo weggelopen uit een schilderij van Norman Rockwell.”

Voor het overige bestaat de cast van Moonrise Kingdom uit tal van ouwe getrouwen: van Jason Schwartzman en Tilda Swinton tot Bill Murray – het is alweer de zesde keer dat hij samenwerkt met Anderson. “Ik vergelijk mijn werkwijze vaak met die van een theatergezelschap. Ik vind het prettig om met vrienden en bekenden te werken. En het zijn goeie acteurs, natuurlijk. Op de set ging het er harmonieus aan toe. Het was een fijne groep mensen, die elkaar fijn vonden. Dat kwam goed uit, want Moonrise Kingdom was geen gemakkelijke film om te maken. Het wat allemaal wat gecompliceerder dan ik van tevoren dacht.”

Anderson heeft altijd een helder beeld van de wereld waarin het verhaal zich afspeelt. “Die wereld wordt gevormd door duizend-en-een details, samen vormen ze een plek waar je hopelijk nog niet eerder bent geweest.” Anderson introduceert zijn bijzondere wereld met horizontale en verticale camerabewegingen, van kamer naar kamer, van personage naar personage. “De manier waarop de camera beweegt, voelt heel vertrouwd. Het is mijn handschrift; zo doe ik dat gewoon. Ik probeer weleens iets anders, maar dat bevalt me eigenlijk nooit.”

Zijn eigen huis in New York ziet er heel anders uit dan de huizen vol snuisterijen, fotolijstjes en behangetjes in opvallende kleuren in zijn films. “In een film is het leuk als dingen fleurig zijn en bewegen. Als iemand naar muziek luistert, is het leuker om hem een elpee te zien draaien dan dat hij op een knopje drukt. Zelf houd ik enorm van gadgets: van iPads en iPods enzo. Maar mijn appartement is strak en leeg. Langspeelplaten heb ik allang niet meer.”

Vroeger wel. Toen hij klein was luisterde hij, net als Suzy en haar broers in Moonrise Kingdom, naar de muziek van Benjamin Britten. “Britten heeft speciaal muziek gemaakt voor kinderen. Leonard Bernstein heeft een aantal van die stukken opgenomen, met gesproken uitleg erbij over wat je hoort. Mijn oudere broer en ik luisterden daar altijd naar. Hij overigens meer dan ik. Hij is muzikaal begaafd, ik niet.”