jpekker

Het is belangrijk te blijven dromen, zegt architect Cees Dam

foto Jitske Schols

Cees Dam is dan 85, hij is nog elke dag hij aan het werk. Hij denkt na, praat én droomt over architectuur – over het vak en de traditie. Hij maakt schetsen en tekeningen en hij schrijft. Morgen is in ‘zijn’ Stopera de presentatie van een nieuw boek: Over architectuur – kijken en dromen, een bundeling van artikelen en lezingen die hij gaf als architect en als hoogleraar en decaan van de faculteit bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. De tien teksten over het vak, ontwerpend denken, architectonisch ontwerpen, de culturele en maatschappelijke rol van architectuur en de positie van de architect zijn afgewisseld met fraaie ontwerptekeningen en schetsen, zowel van gebouwen als van Dams servies en glaswerk.

Dam ontvangt ten kantore van Dam & Partners Architecten aan de Schipluidenlaan. Van buiten oogt het bedrijfsverzamelkantoor grauw en karakterloos, binnen is het kleurrijk en uitgesproken. Voor het gesprek begint, gaat Dam voor door het enorme gebouw; overal staan maquettes, in alle vertrekken hangt kunst en er liggen hoge stapels kunst-, design- en architectuurboeken. “Kijk, dit is een museum in Domburg, dat een toren in Kiev, en hier, een heel groot stedenbouwkundig plan. Dat daar is een hotel waarmee we bezig zijn.”

Dam loopt van vertrek naar vertrek, zegt medewerkers gedag, maakt grapjes en legt uit wie wat zit te doen. “Hij is bezig met een grote toren aan de Zuidas, dat is het graf van Karel Appel in Parijs. Hier staan meubelen die we bedacht hebben. Dit is glas dat ik heb ontworpen. Fruitschalen met sinaasappelen erin. Vind ik leuk. Ik ben nu gevraagd door Venini in Venetië om glas te ontwerpen.”

Leert u nog steeds bij?
“Elke dag. Dat komt doordat ik vooral geïnteresseerd ben in dingen die ik niet begrijp. Niet-begrijpen zorgt voor verwondering, voor verbazing, en dat zorgt voor perspectief naar andere manieren. Dat is nodig, de hele wereld zit altijd vast op gisteren.”

“Ik probeer het goede van traditie in ere te houden, maar ik ben elke dag weer op zoek naar een nieuwe traditie; naar een nieuwe vorm en naar nieuwe mogelijkheden. Als je dat niet doet, maak je het jezelf te makkelijk. Daar heb je er heel veel van, mensen die het zichzelf makkelijk maken, omdat het businesswise zekerheid geeft. Maar de beste opdrachtgevers komen op het avontuur af – met een zekere mate van zekerheid dat het ook gedaan kan worden.”

‘Kijken en dromen’ luidt de ondertitel van uw nieuwe boek. Bent u een dromer?
“Ja, ik ben een dromer. Ik ervaar meer vrijheid naarmate ik ouder word. Architectuur is de moeder der kunsten, maar het heeft zo veel sociaal-maatschappelijke en economische aanknopingspunten. Het is belangrijk om desondanks te blijven dromen. De tekeningen zijn mijn dromen. Dromen zijn het mooiste wat er is.”

Zijn er tegenwoordig meer obstakels die de realisering van uw dromen dwarszitten?
“Het vak zelf is niet veranderd. De hindernissen zijn van politieke en maatschappelijke aard. De prijsvragen, het geld… Kijk, in het leven draait alles om kwaliteit. Het zou zo moeten zijn dat als je goeie kwaliteit kunt leveren, je aanzien verwerft en je daar dan iets mee kunt verdienen. Maar tegenwoordig is het omgedraaid: het gaat eerst over macht, dan over geld, en van daaruit wordt er dan eventueel geprobeerd om kwaliteit te maken.”

En de mondige burger, hebt u daar meer last van?
“Sociale media spelen natuurlijk een steeds belangrijkere rol. Daardoor is álles belangrijk geworden; er is geen zeef meer voor wat wel en niet belangrijk is. Maar als je op een goede manier communiceert, hoef je niet zo veel problemen te hebben. Maar vaak ben je afhankelijk van anderen. Van overheden en politici en dat kan heel vervelend zijn. Dat was vroeger ook al zo, hoor. Ik wil het eigenlijk niet over de Stopera hebben, maar wat daar allemaal is gezegd en gebeurd…”

Dam besluit op zijn tong te bijten. “Als je het gebouw nu ziet: geweldig toch? Het is een supertheater!”

Bent u trots op de Stopera?
“Trots…” Hij weegt het woord, zegt dan: “Ik ben fier – dat vind ik een mooier woord. Het is iets afstandelijker, trots vind ik te direct. Maar je moet niet trots zijn op wat je hebt gedaan in het leven. Als je iets hebt gemaakt voor iemand is het niet meer van jou, dan is het van de ander. Het muziektheater is niet meer van mij, het is van degenen die het gebruiken. Ik kom er nu als bezoeker, niet als ontwerper. Ze maken er nu de beste opera’s en balletten van de wereld, maar wat als dat niet was gebeurd? Wat moet je dan? Ik houd daarom afstand, anders word je kwetsbaar.”

Welke rol speelt kunst in uw leven?
“Beeldende kunst, mode, dans, ballet: dat zijn allemaal uitingen die redelijk losstaan van het maatschappelijk-economisch leven. Dat is een inspiratie die buitengewoon bijzonder is. Als het zakelijk wordt, is het niet meer interessant, ik heb het over kwaliteit. Dat heeft me altijd geweldig geïnspireerd. Concrete kunst heeft me op het spoor gezet van helder denken: ik heb ervan geleerd dat er een verband is tussen orde en wanorde. Als ik twijfel, en ik twijfel maar al te vaak, dan kom ik altijd weer terug bij de waanzinnige wanorde die goeie kunstenaars eigen is. Ja, juist de wetten van de wanorde zijn heel interessant in de architectuur. Want het kan soms zo ingewikkeld worden dat het daardoor een andere orde krijgt.”

Jeuken uw handen vaak als u andermans ontwerpen ziet?
“Daar probeer ik me zo veel mogelijk voor af te sluiten. Als je daar waarde aan gaat hechten, kun je ook niet meer naar binnen bij je vrienden. Ik denk natuurlijk weleens wat, maar je denkt zo vaak iets wat je niet zegt. Dat is maar goed ook, anders word je helemaal onmogelijk.”

Het voorwoord in uw boek is geschreven door oud-Stedelijk Museumdirecteur Rudi Fuchs, Felix Rottenberg presenteert de boekuitreiking.
“Zij gaan ook graag met mij om, het is wederzijds. Elco Brinkman komt ook, hij is ook een goede vriend. Je denkt misschien dat het met hen altijd over kunst, werk en politiek gaat, maar dat is niet zo. Het gaat juist over de gewone dingen. Toen componist Philip Glass laatst in de stad was, had ik een heel leuk gesprek met hem over de kinderen, niet over Bach en toonhoogtes en dat soort dingen. Grappig, toch? Ik heb nog les gehad van de oude Rietveld. Dan vroeg ik: ‘Goh meneer Rietveld, hoe was het om met Van Doesburg te werken?’ en antwoordde hij: ‘Nou Cees, die man had altijd zulke rare sokken aan.’ Daar gaat het dan over.”

Hebt u het met Felix Rottenberg, die tegenwoordig voorzitter is van de Amsterdamse Kunstraad, ook niet even over het Stedelijk Museum?
“Als het zo uitkomt. Ach, het Stedelijk… het is een opbergplek voor handel geworden, omdat we zo nodig een directeur met een netwerk moesten hebben. Maar de essentie zit niet in een netwerk. De essentie zit ‘m in de verwondering, in het avontuur! Ik was vorige week met de kinderen in het New Museum in New York. De inhoud van dat museum past wel waanzinnig goed. Zo moet het, daar moeten ze eens gaan kijken.”

‘Omdat Cees van de zomer jarig was vieren we ook zijn verjaardag’ staat er op de uitnodiging voor uw boekpresentatie.
“Dat hebben mijn kinderen ervan gemaakt, die vinden dat leuk. Maar ouder worden is fantastisch: van heel veel hinderpalen waar jij nog mee zit, heb ik intussen geen last meer. De onzekerheden die ik heb, kan ik omzetten in dromen.”

Cees Dam, Over architectuur – kijken en dromen, Nai010 uitgevers, €29,95.