jpekker

“Geweld is onze realiteit”

Een man op een brommertje wordt aangehouden door drie jongens die vervaarlijk met bijlen staan te zwaaien. “Geef ons je geld!,” zeggen ze. “Rustig!” De man beweegt zijn hand langzaam naar zijn binnenzak, trekt onverwacht zijn pistool, en schiet ze een voor een dood. Hij rijdt rustig verder en passeert een gekantelde vrachtwagen. De weg ligt bezaaid met appels; de chauffeur is dood. De man rijdt door, de camera blijft achter bij de vrachtwagen, die nog voor de begintitels in beeld verschijnen, explodeert.

In A Touch of Sin combineert regisseur Jia Zhangke, die zich met films als Unknown Pleasures, The World en Still Life ontpopte tot de belangrijkste chroniqueur van hedendaags China, losjes vier waargebeurde verhalen. Een boze mijnwerker komt in opstand tegen het corrupte regime; een jongeman die huis en haard achter zich heeft gelaten ontdekt de mogelijkheden van zijn pistool. Een receptioniste in een sauna wordt lastig gevallen door twee mannen die denken dat alles te koop is met (nieuw) geld; een jonge lopende band-werker hoopt tegen beter weten in dat een leven elders hem meer voorspoed brengt. Tussendoor toont Jia onder meer nieuwsbeelden van de ramp met de hogesnelheidstrein, waarbij in juli 2011 veertig mensen om het leven kwamen, en die voor veel ophef zorgde over het mismanagement bij het ministerie van transport.

Jia toont de schaduwzijde van de recente ontwikkelingen in China; de groeistuipen, de dwangneuroses en de identiteitscrisis van een op drift geraakte grootmacht. In zijn eerdere werk deed, hij dat afstandelijk, poëtisch. A Touch of Sin is een boze film, waarin de hoofdrolspelers niet lijdzaam toezien wat er om hen heen gebeurt, maar – tot het uiterste getergd – het heft in handen nemen. Er vallen nog veel meer doden dan de drie in de openingsscène.

“De verschillen tussen arm en rijk zijn enorm”, aldus Jia op een persconferentie. “Mensen worden depressief als ze zien dat anderen bepaalde privileges krijgen die zij niet hebben. Daarbij komt dat Chinezen niet goed kunnen communiceren, geweld is dan al snel de makkelijkste en meest efficiënte manier om een dispuut te beëindigen.” Toen Jia van deze gewelddadige incidenten hoorde, begon hij over geweld in films na te denken. “Dat is problematisch. Daar moet wat aan veranderen, anders zal de hoeveelheid geweld in ons echte leven nooit minder worden, vrees ik.”

Ook de Mexicaanse regisseur Amat Escalante, die eerder al indruk maakte met Sangre en Los Bastardos, laat zien hoe onontkoombaar het geweld in zijn thuisland inmiddels geworden is. In Heli vindt een doodgoeie jongen een partij cocaïne in de watertank op zijn huis. Hij besluit het spul weg te spoelen. De volgende dag wordt de voordeur ingebeukt door mannen die gekleed gaan in politie-uniformen. Vader wordt direct neergemaaid, de jongen en zijn twaalfjarige zusje worden afgevoerd.

Het meisje verdwijnt uit beeld, god dank; de jongen wordt afgeleverd in een huis waar jochies voor een televisie staan te gamen. De Wii-sticks worden ingeruild voor een stuk hout, waarmee ze vervolgens inbeuken op de buik en rug van de jongen. Zijn piemel wordt in brand gestoken. “Wat heeft deze eigenlijk gedaan?”, vraagt een van de jochies. “Geen idee”, antwoordt een ander.
“Ik toon extreme situaties”, vertelde Escalante in Cannes. “In Mexico leeft iedereen met een bepaalde vorm van angst. Want geweld is onze realiteit. Op ieder moment, ook als het je niet rechtstreeks raakt.”