jpekker

George Clooney vermomd als Clark Gable

In Preston Sturges’ Sullivan’s Travels (1941) wil regisseur John L. Sullivan niet langer komedies maken. In een tijd dat de dood overal loert hebben de mensen genoeg van het genre, denkt Sullivan. Hij wil een sociaal relevant werk maken: O Brother, Where Art Thou?. Dat moet het grootste drama aller tijden worden.

Om de armen beter te leren kennen, trekt Sullivan met stok, knapzak en 10 cent de wereld in. Tot afgrijzen van zijn producenten, die zich ernstig zorgen maken over hun golden boy (‘We moeten hem goed verzekeren’) en bovendien weinig in zijn plannen zien: de armen kennen het al en de rijken boeit het niet. Tijdens zijn omzwervingen ontdekt Sullivan dat er behoefte is aan komedies; ze zorgen voor afleiding en troost. Terug in Hollywood stort Sullivan zich weer op entertainment: ‘There’s a lot to be said for making people laugh.’

Joel en Ethan Coens O Brother, Where Art Thou? is vernoemd naar de film in Sturges’ snelle en spitse komedie. Hun achtste film, volgens de begintitels gebaseerd op Homerus’ Odyssee, is een uitbundige kruising tussen slapstick en musical, gesitueerd in Mississippi tijdens de grote depressie.

Drie aan elkaar geketende gevangenen ontsnappen aan hun bewakers en maken een reis door het zuiden van de Verenigde Staten, omdat de gladste van de drie (George Clooney vermomd als Clark Gable) de anderen (de Coen-habitués John Turturro en Tim Blake Nelson) heeft wijsgemaakt dat hij een grote som geld heeft begraven.

De tocht voert het trio langs een blinde ziener, een cycloop (John Goodman als eenogige bijbelverkoper) en drie verleidelijke sirenen, maar de verwijzingen naar bizarre mijlpalen en personages uit de Amerikaanse (sub-)cultuur zijn vele malen talrijker dan naar Homerus’ epische gedicht. In interviews lieten de Coens dan ook weten de Odyssee nooit te hebben gelezen.

O Brother, Where Art Thou? is, zoals alle Coen-films, bedoeld om te vermaken, en dat lukt opnieuw goed.

Door de acteurs; met Clooney als de grappige Ulysses Everett McGill, Holly Hunter als zijn fraai verontwaardigde vrouw Penny Wharvey, Michael Badalucco als manisch-depressieve gangster, George ‘Babyface’ Nelson en Chris Thomas King als fenomenale zwarte bluesgitarist die zijn ziel aan de duivel heeft verkocht in ruil voor zijn goddelijke gitaarspel.

Daarbij komt de fraaie soundtrack met country- en bluessongs uit de jaren dertig en de schitterende fotografie van cameraman Roger Deakins (sinds Barton Fink de vervanger van Barry Sonnenfeld), die de film in de postproductie ontdeed van alle groentinten, waardoor O Brother, Where Art Thou? oogt als een oude, met de hand ingekleurde ansichtkaart.

Het resultaat is een feest voor oog en oor, een roadmovie die van de ene naar de andere vermakelijke scène hobbelt.

Na afloop ben je binnen de kortste keren vergeten waar het ook alweer over ging – het gaat namelijk nergens over, maar dat is in dit geval geen bezwaar. ‘There’s a lot to be said for making people laugh.’

O Brother Where Art Thou? van Joel en Ethan Coen. Vrijdag 21 december, 21.00 uur, Canvas.