jpekker

Gavin Hood over Tsotsi: ‘Ik probeer optimistisch te zijn, hoop te bieden’

Vannacht om 1.20 wordt Tsotsi uitgezonden op BBC2. Ik sprak regisseur Gavin Hood in maart 2006, kort nadat hij een Oscar had gewonnen met zijn film.

‘De Oscar?’ Hij wijst naar het koffertje naast zijn stoel. ‘Wil je hem zien? Hij zit in een wijnkoeler. Er zat een fles champagne in. Die hebben we opgedronken. Ik wist niet waar ik hem anders in moest stoppen. Bij de douane keken ze er wel even raar van op.’

Vorige week zondag won de Zuid-Afrikaanse regisseur Gavin Hood met Tsotsi de Oscar voor beste niet-Engelstalige film. Hoewel hij het liefst zo snel mogelijk terug wil naar Zuid-Afrika arriveerde Hood woensdag in Nederland voor de vertoning van Tsotsi op het Amnesty International Filmfestival. ‘De afspraak was al voor de Oscaruitreiking gemaakt.’ Sinds de prijs is alles anders. President Mbeki stuurde Hood een fax. Zijn telefoon gaat aan een stuk door. ‘Ik ben 42 en ik ben al een tijd bezig. Ik heb altijd hard mijn best moeten doen om mijn films gemaakt te krijgen. Nu wenden mensen zich tot mij, omdat ze denken dat ik ze kan helpen hun film gerealiseerd te krijgen. Dat is verwarrend. Ik herinner me nog goed dat mensen tegen mij zeiden dat ze geen tijd hadden, en ik dacht: je hebt toch wel twee uur? Mensen vragen me nu of ik hun script kan lezen, terwijl ik in Amsterdam ben. Maar ik heb geen vijf minuten. Ik begin te begrijpen waarom mensen agenten en managers hebben.’

In Tsotsi schiet een zwarte, piepjonge crimineel een rijke zwarte vrouw neer, en gaat hij er met haar zilvergrijze BMW vandoor. Pas dan ontdekt hij dat er op de achterbank een maxi-cosi staat met een baby erin. Tsotsi houdt het kind. Hij dwingt een meisje uit de buurt om voor de baby te zorgen.

‘Mensen hebben me gezegd dat Tsotsi een naïeve film is. Dat ik naïef ben. Dat een echte crimineel de baby zou doodschieten. Negenennegentig van de honderd keer gebeurt dat waarschijnlijk ook. Maar dat is niet het verhaal dat ik wil vertellen. Dat zie ik iedere dag op het nieuws. Geloof me, ik ben niet naïef. Ik ben opgegroeid in Zuid-Afrika. Mijn moeder heeft twee keer een pistool op haar hoofd gehad, er zijn vrienden van mij doodgeschoten. Het is onder deze omstandigheden makkelijk om cynisch, pessimistisch en racistisch te worden. Om het land te verlaten en nooit meer terug te komen. Maar dat wil ik niet. Ik probeer optimistisch te zijn, hoop te bieden.’

Juist daarom is Hood zo trots op de fax die president Mbeki hem stuurde. Daarin noemt hij Tsotsi ‘een verhaal van armoede en uitzichtloosheid en strijd omgezet in geloof en een grondige morele heropleving, leidend tot een betere toekomst.’

‘Ik was bang dat mijn film helemaal niet zou worden ingestuurd voor de Oscars, omdat hij geen al te rooskleurig beeld van het land schetst. Want Tsotsi laat zien dat er armoede is in Zuid-Afrika en dat misdaad welig tiert. Maar een ruime meerderheid van de Oscarcommissie vond dat geen bezwaar en nu schrijft Mebki dat mijn film helpt het land verder op te bouwen. Op zo’n moment ben ik er trots op Zuid-Afrikaan te zijn. Het is toch wat als de president erkent dat er grote problemen zijn, maar dat we ons best doen daar iets aan te doen, en dat kunstenaars daar een bijdrage aan kunnen leveren.’

Films kunnen mensen veranderen, denkt Hood. Sterker: een film heeft zijn leven veranderd. Toen hij een tiener was zag hij de Zuid-Afrikaanse film E’ Lollipop, over de vriendschap tussen een blank jongetje en het zwarte zoontje van de huishoudster.

‘Toen ik opgroeide was er geen televisie in Zuid-Afrika. Wij gingen naar de bioscoop, waar vooral Amerikaanse actiefilms te zien waren. Dit was de eerste keer dat ik een film zag die niet over mensen van de andere kant van de wereld ging, maar over iemand zoals ik zelf. Dat was een schok. Voor het eerst besefte ik dat je je eigen verhaal kunt vertellen met een film. Begrijp me niet verkeerd, er zijn veel dingen die een leven kunnen veranderen: de politiek, andere wetten, sport, noem maar op. Maar films ook. En een Oscar ook. Woensdag ga ik lunchen met de president. Dat had ik toch nooit kunnen dromen.’