jpekker

“Ik verdien een plek in het Guinness Book of Records”

01

The Sound of Insects – Record of a Mummy begint in de sneeuw. Van grote afstand is te zien hoe een lichaam naar een ambulance wordt gedragen. Een vrouwenstem vertelt dat een jager een jaar geleden in een hut van plastic zeilen op een ondoordringbare plek in een afgelegen bos een mummie heeft gevonden. En dat er tussen zijn benen een dagboek lag. ‘According to a true story’ staat er op de begintitels.

Wat volgt is een secuur verslag van een volhardende wens om dood te gaan. Beelden van fris-groene blaadjes en bomen. Op de geluidsband klinkt het vrolijke gefluit van vogeltjes. Dan begint een mannenstem te vertellen, zonder al te veel emotie: ‘Dag 1. 7 Augustus. Ik ben gestopt met eten. Voor het laatst iets gegeten in een snackbar in de stad. Hoewel het mijn laatste maal was, lukte het me niet om meer dan anders te eten. Het was goedkoop, dus ik had geld over. Dat heb ik in de flipperkast gegooid.’

De naamloze man vertelt over de muziek die hij op zijn radio hoort, over zijn steeds heftiger hoofdpijn en maagkrampen, en over zijn leven, dat hij onbetekenend noemt. Na een dag of dertig schrijft hij dat hij trots is dat hij iets doet dat niemand hem na zal willen doen. Na vijftig dagen – de man was vastbesloten na veertig dagen dood te zijn – schrijft hij dat het belachelijk is dat hij nog steeds leeft. ‘Ik verdien een plek in het Guinness Book of Records.’ Op dag 62 is zijn laatste, korte teken van leven. ‘Er is licht.’ Ruim honderd dagen later wordt hij, een mummie nog slechts, gevonden. Bij toeval. Niemand had naar hem gezocht; niemand had hem gemist.

Welkom in de wereld van Peter Liechti. De Zwitserse filmmaker, scenarioschrijver, cameraman en producent hoopt dat zijn intuïtieve beeldenstroom ervoor zorgt dat de kijker meegaat met de doodswens van de onbekende man. ‘Als het goed is wil je dat hij slaagt. Niet omdat je hem haat, maar juist omdat je van hem houdt. Dat vind ik interessant: dat je je identificeert uit empathie, niet uit sympathie. Dat de kijker begrijpt dat dit zijn kans is speciaal te zijn. Dat dit zijn kans is om het leven te ervaren. Door dood te gaan kan hij het leven ervaren. Hij kwam helemaal niets te kort, was goed opgeleid, en had vrienden en vriendinnen. De man was niet boos op de wereld, niet ontslagen of teleurgesteld in de liefde. Hij wilde alleen maar dood. Zijn eenzaamheid is niet gelinkt aan de wereld om hem heen, maar existentieel van aard.’

Peter Liechti (1951, St. Gallen) studeerde kunstgeschiedenis in Zürich, en was vanaf 1983 bij diverse filmprojecten betrokken als schrijver en als cameraman. In 1984 maakte hij zijn eerste eigen experimentele Super-8 film, Sommerhügel. Sindsdien heeft hij een eigenzinnig oeuvre opgebouwd van experimentele documentaires, essays, kunstenaarsportretten (van het Zwitserse musique concrète-duo Voice Crack en met name van en met de Zwitserse kunstenaar Roman Singer), fictiefilms en combinaties van al deze genres.

Zijn muziekfilm Kick That Habit was in 2005 tijdens het IFFR te zien in Witte de With; Liechti’s enige echte speelfilm Marthas Garden, een winterse film noir in gloedvol zwart-wit, dong in 1998 in Rotterdam mee naar de Tiger Awards. Zijn documentaire Hans im Glück, waarin Liechti verslag doet van zijn pogingen om te stoppen met roken, werd in 2003 genomineerd voor de Joris Ivens Award op het Amsterdamse IDFA.

The Sound of Insects, eerder deze maand verrassend bekroond als beste Europese documentaire, is een bewerking van Miira ni narumade (‘totdat ik een mummie ben’), een kort verhaal in dagboekvorm van de Japanner Masahiko Shimada. Dat verhaal is weer gebaseerd op de waargebeurde geschiedenis van een 40-jarige man die zelfmoord pleegde door verhongering. ‘De tekst drukt alles uit wat ik vind en voel over de tijd waarin we leven. Over mijn culturele onbehagen; mijn gevoel nergens heen te gaan’.

Peter Liechti: een groot hoofd met stoppeltjes waar het niet kaal is. Twee grote zilveren ringen in zijn linkeroor. Groenblauwe ogen, en een stem die zachter klinkt dan je bij zijn postuur zou verwachten. Hij formuleert bedachtzaam, in zijn kleine, tikje sjofele kantoor in Zürich (in een stellingkast staan archiefdozen met materiaal van al zijn films; her en der staan wat computers op tafels; aan de muren hangen posters van Liechti’s films; tegen het plafond hangt een irritant haperende tl-balk).

Hij leerde het verhaal van de mummie vijf jaar geleden kennen via een cd van de Japanse musicus en componist Otomo Yoshihide. Liechti kreeg hem van zijn vriendin, en was direct diep onder de indruk van de registratie van de performance met Oostenrijke kunstenaars.

Hij werkte destijds nog aan een andere film, maar het idee voor The Sound of Insects nestelde zich als een zaadje in zijn hoofd. Toen Masahiko Shimada later in Italië aan het werk was, nam hij contact met hem op. ‘Hij stemde direct in met mijn plannen. Ik vroeg hem wat voor soort stem hij zich voorstelde bij de dagboekfragmenten. Hij suggereerde dat ik verschillende stemmen zou gebruiken. Van een jong meisje tot een oude man. Ik antwoordde dat me dat wat al te theatraal leek. Dat zoiets volgens mij niet zou werken in een film. Hij zei dat ik het zelf moest weten.’

Vanaf het begin af aan had hij een vast omlijnd idee hoe hij de wereld van de mummie wilde verbeelden. ‘Het bos is zijn realiteit. Dat heb ik gefilmd in HD. Daarnaast heb je zijn herinneringen aan de stad, die langzaam minder worden en aan het einde van de film totaal zijn verdwenen. Als derde laag zijn er zijn verlangens en herinneringen; zijn dromen en hallucinaties. Die laatste categorieën bestaan vooral uit Super-8 beelden, een deel nieuw geschoten en een deel afkomstig uit mijn archief.’

Hij wilde niet teveel uitleggen en interpreteren, zegt Liechti, maar juist ruimte laten voor de verbeelding van de kijker. ‘Het zijn natuurlijk míjn beelden en mijn associaties, maar het gaat niet om mij en wat ik bij de beelden voel. Een goed beeld is persoonlijk, niet privé. Privé-beelden zijn saai; daar voelt het publiek niets bij, daar kan het zich niet mee identificeren. Ik ben op zoek gegaan naar archetypische beelden, waar we allemaal op reageren. Het haar van een vrouw in de wind, bijvoorbeeld. Dat is op de rand van kitsch, maar tegelijkertijd raakt het je, doet het iets met je. Hetzelfde geldt voor de zon en palmbomen, voor beelden van landschappen, van vliegtuigen of teddyberen. Die roepen bij iedereen direct bepaalde associaties op, terwijl ik toch de enige ben die er die ene speciale band mee heb.’

Tijdens de montage organiseerde Liechti diverse test screenings om te controleren of zijn bedoelingen wel voldoende duidelijk werden. ‘Dat doe ik altijd. Ik maak precies wat ik wil; doe absoluut geen concessies, maar ik wil wel weten of ik wel begrepen word. Iedereen mag vinden wat hij wil van mijn films, maar ik wil wel begrepen worden.’

Aan één ding wenste hij vast te houden, wat anderen er ook van vonden. Liechti wilde geen dag overslaan; het publiek moet alle dagen meebeleven. ‘Als je bij hem weggaat, creëer je afstand. Je laat hem alleen, en gaat dan kijken of hij er nog is. Ik wil het publiek juist dwingen om bij hem te blijven. Het publiek moet hem worden; daarom zie je hem ook niet. Er zullen mensen zijn die de herhaling als saai ervaren. Voor mij werkt het meditatief, soms zelfs hallucinatief. Als het goed is raak je in een soort trance. Je moet er even de tijd voor nemen om zijn wereld binnen te gaan. Als je dat niet doet, kom je er niet in, dat realiseer ik me. En als je het wel doet, dan beloof ik dat je er iets voor terugkrijgt, dat je weldadig wordt beloond.’

Het filmklimaat mag er niet op vooruit zijn gegaan sinds Liechti films begon te maken (zijn vorige lange film, Namibia Crossings uit 2004, trok in Zwitserland nog geen 1500 bezoekers; toch vulde Liechti op een subsidieaanvraagformulier voor The Sound of Insects ‘20 duizend’ in bij verwacht aantal bezoekers), zijn insteek is nog steeds hetzelfde. ‘Toen ik Kick That Habit maakte over Voice Crack of Signers Koffer over de beeldend kunstenaar Roman Signer werden zij beschouwd als moeilijke, ondoordringbare kunstenaars. Niemand begreep wat ze precies deden, alleen wat specialisten in de art-scene. Ik wilde hun kunst in de bioscoop brengen; toegankelijk maken voor een groter publiek. Hetzelfde wil ik nu weer. De cd van Masahiko Shimada is alleen bekend in de avant garde-scene; het verhaal van Masahiko Shimada geniet nauwelijks bekendheid buiten Japan. Dat vind ik zowel jammer als onterecht. Ik ben er zeker van dat er een veel groter publiek is dat ervan kan genieten.’

The Sound of Insects is vanaf deze week in de Nederlandse filmhuizen te zien.