jpekker

“Er moest een streepje hoop zijn, anders komt er niemand kijken”

“Waarom er zoveel rood in de film zit?” Nadat ze de vraag heeft herhaald, laat Tilda Swinton een korte stilte vallen. Dan kijkt ze het kringetje met journalisten rond; alsof ze de vraag even op zich in moet laten werken.

Vervolgens bewijst de roodharige Katherine Matilda Swinton (Londen, 1960) eens te meer dat ze een begenadigd actrice is: met een aan verbeten grenzende overtuigingskracht geeft ze exact hetzelfde antwoord als een dag eerder tijdens de persconferentie van het festival van Cannes, waar We need to talk about Kevin afgelopen mei in wereldpremière ging: “Omdat het een bloedige aangelegenheid een familie te runnen. Omdat het een bloedige aangelegenheid is om kind te zijn. En omdat het een bloedige aangelegenheid is om moeder te zijn. Baren is gewelddadig. Extreem gewelddadig. In de meeste films wordt een geboorte voorgesteld als iets lieflijks, maar iedereen die erbij is geweest, weet dat dat fictie is.”

Tijdens haar studie begon ze met toneel, ze werd ontdekt door Derek Jarman, en ze was te zien in artfilms als Orlando, The war zone en Julia. Ze won een Oscar voor haar bijrol in Michael Clayton, maar bij het grote publiek geniet ze waarschijnlijk nog de meeste bekendheid vanwege haar rol van de witte heks in The Chronicles of Narnia.

Binnenkort is Swinton naast Bruce Willis, Edward Norton en Bill Murray te zien in de nieuwe van Wes Anderson, Moonrise Kingdom; ook werkt ze met Gouden Palm-winnaar Apichatpong Weerasethakul aan een nieuw project (“Hij is een vriend van me; we praten al jaren over een film”). In We need to talk about Kevin, na Ratcatcher (1999) en Morvern Callar (2002) de derde speelfilm van de Schotse Lynne Ramsay, speelt ze niet alleen een formidabele hoofdrol, ze trad bovendien op als producent. “Dat heb ik eigenlijk altijd gedaan, produceren. Ik ben altijd bezig om films gemaakt te krijgen. Zelf regisseren trekt me niet. Dat is ook niet nodig. Ik ken genoeg goede regisseurs.”

In We need to talk about Kevin, geïnspireerd op de gelijknamige roman van Lionel Shriver (in Nederland verschenen onder de titel Waar is het fout gegaan?), speelt Swinton Eva, een gevierd schrijfster van reisverhalen en -boeken, die haar vrije, blije leventje razendsnel ziet veranderen als ze zwanger wordt. Vanaf zijn geboorte voelt ze geen verbinding met haar zoon Kevin, en vlak voor diens zestiende verjaardag verandert haar leven definitief in een hel als de manipulatieve jongen op school een slachting aanricht met pijl en boog.

“Het is geen film over een schooltragedie, zoals Gus Van Sants Elephant”, aldus Swinton – die bij de European Film Awards werd bekroond als beste Europese actrice. De film moet ook niet worden gezien als sociaal commentaar, benadrukt ze, en evenmin als aanklacht tegen het schoolsysteem dat een enorme druk legt op jonge mensen. “Dit is een film over een gezin. Alles draait om de relatie tussen een moeder en haar zoon; de slachtpartij is een mistgordijn. Kevin is geen white trash, hij heeft geen slechte vrienden en gebruikt geen drugs, zijn ouders zijn niet gescheiden en hij krijgt goed te eten. En toch gaat het mis. Omdat er geen verbinding is. De hyperintelligente Kevin voelt dat de aandacht van zijn moeder niet echt is en neemt daar geen genoegen mee.”

Kevin ontpopt zich al snel als het vleesgeworden kwaad, met geen andere reden op aarde dan zijn moeder het leven zuur te maken. Zo lijkt het althans. Maar de vertelster van het verhaal is Eva. En zij is allesbehalve een betrouwbare vertelster; de flashbacks zijn geen verbeelding van het verleden, maar van Eva’s verwrongen herinneringen. “We laten zien hoe chaotisch de geest van een jonge moeder is en hoe complex de relaties zijn binnen het gezin. Het is vaak niet eenvoudig om te bepalen wie het goed doet en wie fout; het ligt vaak niet zo zwart-wit.”

Een veel jongere vriendin van Swinton vertelde haar een poos geleden over de vechtscheiding van haar ouders, het nare gedrag van haar vader en dat ze zo jaloers was op haar moeder omdat zij de band met hem tenminste kon verbreken. “Dat raakte me enorm. Zij kan dat niet. Nooit. Wat er ook gebeurt, de bloedband blijft altijd bestaan. Dat is volgens mij de kern van zowel Lionel’s boek als onze film: ondanks de bloedbanden kan het gebeuren dat een moeder niet van haar zoon houdt. Vergis je niet, dat is een enorm taboe.”

In gesprekken met potentiële financiers refereerde Swinton dikwijls aan Rosemary’s Baby. “Het is volgens mij de nachtmerrie van iedere zwangere vrouw om de duivel te baren. En ik denk dat iedere moeder wel momenten kent waarop ze vreest dat ze geen verbinding met haar kind zal kunnen maken. Toen ik zelf net moeder was geworden en mijn manager me vroeg wat voor film ik wilde maken, antwoordde ik direct: iets Grieks. Iets als Medea. Hij begreep toen niet wat ik daar precies mee bedoelde. Niemand eigenlijk, maar nu wel.”

Ze is zelf in een enorm bevoorrechte positie, stelt Swinton; ze is niet alleen moeder, ze is bovendien een gelukkige moeder. “Altijd geweest, vanaf het moment dat de tweeling werd geboren, vond ik ze geweldig. Ik voelde meteen een diepe verbondenheid, het was makkelijk om van ze te houden. Dat helpt enorm. Vooral als ze om drie uur ’s ochtends beginnen te krijsen, en dat doen pasgeboren kinderen nu eenmaal, komt dat gevoel van onvoorwaardelijke liefde enorm van pas. Maar ik weet nog dat ik toen al besefte dat ik geluk had. Dat het ook anders had kunnen zijn.”

Haar tweeling is intussen dertien – te jong om We need to talk about Kevin te mogen zien (“Dat geldt voor de meeste van mijn films”), maar oud genoeg om er met ze over te praten. “Ze zijn op de set geweest en hebben iedereen ontmoet. Ze vonden het enig. Natuurlijk heb ik met ze over de film en mijn rol gesproken. Dat kan best, hoor. Het is maar een verhaal. Een complex verhaal, maar het blijft een verhaal. Nee, het jochie dat de kleine Kevin speelt, hebben we niks verteld over de context. Hij moest gewoon boos kijken en ‘dat wil ik niet’ zeggen. Dat is niet zo moeilijk; dat kunnen de meeste kinderen wel.”

De opnames vonden plaats in New York, in Stamford, Connecticut en in het Spaanse dorpje Buñol, tijdens het jaarlijkse terugkerende tomatengevecht op de laatste woensdag van augustus. “Om te laten zien dat Eva een wereldreiziger is, hadden we beelden van haar nodig buiten Amerika. Op een berg in Ecuador of in binnenlanden van Papoea-Nieuw-Guinea. Maar ons budget was beperkt en uiteindelijk zijn we op La Tomatina beland, een evenement dat jaarlijks enorme hoeveelheden vooral Britse en Australische toeristen trekt. Binnen een mum van tijd gooien ze er een karrenvracht tomaten naar elkaar, daarna hangt nog uren de lucht van testosteron, pis en zweet in de nauwe straatjes. De opnames duurden nauwelijks een kwartier; alles wat we hadden zit zo’n beetje in de film. Het gewelddadige karakter van het evenement bleek wonderwel binnen het concept van We need to talk about Kevin te passen.”

De vraag of Kevins gedrag ‘nature of nurture’ is, aangeboren of aangeleerd, weigert Swinton te beantwoorden “Daar gaat de film nu net over. Misschien had Eva wel strenger moeten zijn. Misschien juist liever. Dat moet iedereen maar voor zichzelf uitmaken.” De film mocht geen makkelijke antwoorden geven, aldus Swinton, “omdat er geen makkelijke antwoorden zijn”. “We wilden zo veel mogelijk open laten, discussie opwekken. Dat is een belangrijk verschil met het boek. Lionel vindt het overigens geen bezwaar hoor, dat de film afwijkt. Ze heeft ons in een vroeg stadium haar zegen gegeven en besloten zich er verder niet mee te bemoeien. Ze heeft de film intussen overigens wel gezien en ze is er erg blij mee. Gelukkig maar.”

Ze hadden wel “vijfduizend verschillende versies” kunnen maken, aldus Swinton; het maakte de montage tegelijkertijd zo “interessant en ingewikkeld”. Alleen het slot, waarin Eva en Kevin elkaar voor het eerst vasthouden en ze voor het eerst eerlijk tegen elkaar zijn, lag vast. “Dat was voor zowel Lynne als voor mij een sleutelscène. Het einde spiegelt het begin van de film, waarin Eva lacht naar haar huilende baby, omdat ze dat zo heeft geleerd uit een of ander opvoedingsboek. Dat is het begin van de verwijdering; het slot markeert het begin van de toenadering. Waarom dat zo belangrijk is? Er moest een streepje hoop zijn, anders komt er niemand kijken. Mensen hebben nu eenmaal behoefte aan een vorm van verlossing.”