jpekker

‘Engagement? Het woord bevalt me niet’

Vanaf deze week draait Paradies: Liebe van de Oostenrijker Ulrich Seidl in de Nederlandse filmhuizen. In EYE is voor de gelegenheid ook een aantal oude films van Seidl te zien, waaronder het geweldige Import/Export. Begin 2008 zocht ik Seidl op in zijn studio in Wenen, voor een stuk in de Volkskrant bij de Nederlandse première op het IFFR. Seidl was toen net begonnen met de voorbereidingen op zijn Paradies-trilogie.

‘Volgens mij is Import/Export geen typisch Oostenrijkse film. Hij zou evengoed in Duitsland kunnen spelen, of in Nederland. Het onderwerp gaat heel Europa aan; het is een Europees verhaal. Om te werken zullen mensen steeds vaker huis en haard achter zich moeten laten, hun wortels moeten doorsnijden. De globalisering en het kapitalisme blijven de wereld in hoog tempo veranderen.’

De Oostenrijker Ulrich Seidl maakte naam met uitgebeende, bijtende films waarin een onthutsend beeld wordt geschetst van zijn vaderland en zijn landgenoten. In een ogenschijnlijk netjes aangeharkte maatschappij richt Seidl zijn camera op de goot; op primair reagerende racisten en verkampte lieden met onderdrukte perverse obsessies. Hij debuteerde in 1990 met de documentaire Good News – Von Kolporteuren, toten Hunden und anderen Wienern, de doorbraak volgde in 2001 met de speelfilm Hundstage, die op het festival van Venetië werd bekroond met de Speciale Juryprijs. Sindsdien wisselt Seidl documentaires en speelfilms af. Import/Export werd in 2007 geselecteerd voor de Gouden Palm-competitie van het festival van Cannes en beleefde zijn Nederlandse première begin 2008 op het International Film Festival Rotterdam.

Kort voor het festival bezoek ik Seidl in zijn studio in de Wasserburgergasse, vlakbij het Franz-Josef Bahnhof in Alsergrund, de academische wijk van Wenen. Buiten is het ijzig koud; binnen brandt de gaskachel. Op de keukentafel heeft Seidl – zwart pak, zwart overhemd met roesjes – twee schaaltjes met chocolade en twee schaaltjes met fruit klaargezet, twee glazen water en twee koffiekopjes. Op een keurig stapeltje liggen een Oostenrijke folder en een Duitstalige persmap van Import/Export. In een grote kast staan tientallen exemplaren van al zijn films, netjes naast elkaar; aan de muren hangen ingelijste posters van zijn werk. Maar het meest in het oog springen de Mariabeelden en -beeltenissen. ‘Ik ben streng katholiek opgevoed. Dat heeft me gevormd. Religie speelt nog steeds een grote rol in mijn leven, hoewel ik mezelf niet gelovig zou willen noemen. Ik ben zoekend, niet overtuigd.’

Maar dat de jonge Olga, een alleenstaande verpleegster die haar pasgeboren kind en de Oekraïne achter zich laat om in Oostenrijk een beter leven te zoeken, zich in Import/Export aan haar geloof vastklampt heeft niets met hem zelf te maken, benadrukt Seidl. ‘Ik ben veel in de Oekraïne geweest. En daar heb ik gezien dat het geloof vaak een reddingsboei is onder benarde omstandigheden.’

Het verhaal van Olga wordt doorsneden met dat van Pauli, een werkloze, want volstrekt ongeschikte beveiligingsbeambte, die met zijn stiefvader naar de Oekraïne reist om gokkasten af te leveren. Het grondidee voor de film ontstond toen hij bezig was met Zur Lage, aldus Seidl. ‘Ik wilde laten zien hoe gewone Oostenrijkers sinds de opkomst van Jörg Haider en de FPÖ denken over zaken als werkloosheid en immigratie. Tijdens de opnamen leerde ik in een Weense familie kennen. De beide ouders en hun vijf zonen zijn allemaal werkloos. De 17-jarige zoon is als voorbeeld gaan dienen voor Pauli.’

Vervolgens is Seidl meerdere verhaallijnen gaan schrijven, in samenwerking met Veronika Franz, die ook de casting voor de film deed. ‘Op een gegeven moment hadden we er een stuk of zeven, acht die zich van oost naar west bewegen en evenveel andersom, van west naar oost. Het project werd steeds omvangrijker. Op een gegeven moment heb ik besloten: ik kies de twee beste. De rest valt af.’

Hij schrijf altijd te veel, verzucht Seidl, en hij neemt ook veel te veel op. Voor Import/Export schoot hij meer dan tachtig uur. ‘Het is mijn perfectionisme’ aldus Seidl. ‘Telkens zie ik weer iets anders wat met niet bevalt. En dan moet het opnieuw. Dat kun je maniakaal noemen, inderdaad. Ik troost me maar met de gedachte dat ik de enige niet ben. Hij daar bijvoorbeeld – Seidl wijst naar het portret van Picasso boven de tafel –, die kon ook eindeloos variëren op een thema.’

Een script – dat van het 135 minuten durende Import/Export was nog geen veertig pagina’s – dient slechts als startpunt voor Seidl. Het is nodig voor de financiering en om alle medewerkers een idee te geven. ‘Een film is een avontuur, ook voor mij. Tijdens de opnamen leidt het een tot het ander. Tijdens de montage stelt dat me dan opnieuw voor enorme problemen.’

Wat wel in het script staat, wordt ook niet automatisch verfilmd. Zo had Seidl bedacht dat de Oekraïense Olga en de Oostenrijks Pauli elkaar aan de Oostenrijkse grens zouden ontmoeten. ‘Natuurlijk. Dat is klassiek. Ze zouden elkaar niet kennen, maar ik had bedacht dat Pauli een sigaret van haar zou roken. Maar tijdens de opnamen kwam het er gewoon niet van. Ik heb van alles geprobeerd, maar ik kon niets goeds bedenken. Hoe langer we bezig waren, en hoe beter ik de personages leerde kennen, hoe minder goed het voelde. Dus heb ik het niet gedraaid. Zo is het beter, denk ik.’

Niets staat vast voor Seidl. In het script speelde de film zich af in Roemenië; het werd Oekraïne. Tijdens de casting stond Michael Thomas opeens bij hem voor de deur, de zoon van de Oostenrijke cabaretier Fred Weis en actrice Tilla Hohenfels. Hij had gehoord dat zijn stadgenoot aan een nieuwe film bezig was, en wilde per se meedoen – welke rol maakte hem niets uit. ‘Hij was heel goed. Toen heb ik hem een scène laten spelen met Paul Hoffman, die Pauli speelt. Ze waren zo goed samen dat ik een rol voor hem ben gaan schrijven. Zo kwam de stiefvader in het script terecht.’

Ter vergroting van de authenticiteit werkt Seidl vaak met niet-professionele acteurs. Er zijn wel wat goede acteurs – Maria Hofstätter bijvoorbeeld, die zuster Maria speelt in Import/Export -, maar de meesten zijn ijdel volgens Seidl. ‘IJdelheid is een probleem voor veel acteurs. Ze zijn bang dat ze grenzen overschrijden. Ze durven hun ziel en zaligheid niet in een rol te leggen. Alles wat Paul doet, komt uit hem zelf, het is niet aangeleerd.’

De moeilijkste rol was die van Olga. Seidl zocht op verschillende plekken in de Oekraïne naar de perfecte Olga. Maandenlang. Hij vond Ekateryna Rak in een klein gat. Ze was nog nooit in het Westen geweest, sprak geen woord Duits, en had nog nooit geacteerd. ‘Zij had werkelijk geen idee. Ze wist niet eens wat een bioscoopfilm was. Bij de casting vertelde ik iedereen altijd direct dat er seksscènes in de film zitten; Ekateryna dacht toen dat ik een pornofilm met haar wilde maken. Zij vertrouwde het niet. En toch wilde ik haar. Ik heb meer dan 300 vrouwen gecast, maar zij was de beste. Haar uitstraling, haar charisma – die zijn fantastisch. Maar het was niet eenvoudig. Het ligt aan haar, overigens, en niet aan mij. Ik heb met veel vrouwen gewerkt en dan ging het wel goed. Ik hoopte dat het de verhoudingen tijdens de opnamen wel wat beter zouden worden, maar dat was niet zo, helaas. Ekateryna is volkomen ongenaakbaar. Voor de film is dat heel goed; in de dagelijkse omgang was het zwaar.’

Ze heeft de film gezien, kort voor de wereldpremière in Cannes, maar ze vond er niet zo veel van. Nu is ze terug in de Oekraïne. Paul Hoffman zwerft weer op straat. ‘Hij was erg onder de indruk, vertelde hij me voor Cannes. Hij vond dat ik hem zijn waardigheid had teruggegeven; de film was een van de mooiste dingen uit zijn leven. En nu doet hij weer helemaal niets. De film heeft niets veranderd aan zijn leven. Hij wil wel acteren, maar hij doet er niets voor. Pauls leven is een volstrekte chaos.’

Hij zit er mee, benadrukt Seidl. ‘Ik ben vier jaar met Import/Export bezig geweest. Ik heb in de Oekraïne weken rond gelopen in de goorste achterbuurten. Je kent die beelden wel, maar je bent toch geshockeerd. Het is er donker en het stinkt, alles is stuk en het is er koud. En de mensen hebben niets te eten. Dat zal me altijd bijblijven. het was heel zwaar, emotioneel en deprimerend.’

Op de vraag of hij zichzelf geëngageerd vindt, volgt een besmuikte lach. ‘Mijn films zijn politiek. Ik neem een standpunt in. Ik toon de wereld waarin we leven, en niet altijd op zijn voordeligst. Maar geëngageerd… dat hoor je mij niet zeggen. Het woord bevalt me niet.’

Naar aanleiding van zijn vorige films is Seidl vaak uitgemaakt voor cynisch en misantropisch, maar in de Oostenrijkse recensies van Import/Export werd Seidl zelfs opeens een humanist genoemd. ‘Kun je het geloven? Ik moet er hartelijk om lachen, want voor mij is er niets veranderd. Ik ben zoals ik ben en zo ben ik altijd geweest. Ik heb nooit gedacht: nu ga ik eens een humanistische film maken. Ik toon de mensen op precies dezelfde manier als in Tierische Liebe, vind ik, maar dat werd toch tamelijk ergerlijk bevonden.’

Toch heeft Seidl wel een verklaring. ‘Pauli en Olga houden de sympathie van de kijker. Omdat ze van alles blijven proberen, in een vijandelijke wereld. Die toon ik ook, en hoe! Ze moeten hun weg vinden in die wereld, maar ze verliezen hun waardigheid niet. Ze zijn trots en ze zijn sterk. Ze zoeken, proberen van alles, en laten zich er niet onder krijgen. Ze worden ontmoedigd, maar ze gaan door. Aan het einde van de film hebben ze niet gewonnen, maar het zijn ook geen verliezers. Pauli heeft zich losgemaakt van zijn stiefvader; Olga heeft een baantje gevonden in het ziekenhuis.’

Hij weet het: het publiek ziet graag films over winnaars, over helden. Zelf identificeert hij zich liever met de underdog. ‘ik voel me een outsider, en heb altijd partij gekozen voor outsiders. Maar voor de meeste mensen is de bioscoop een avondje uit. Ik houd daar geen rekening mee; ik zou niet weten hoe. Je maakt wat je moet maken. Ik denk nooit aan de toeschouwer. Aan wie moet ik dan denken?’

‘Veel mensen zijn bang voor de waarheid’, verzucht Seidl. ‘En dat schijn je ze nauwelijks kwalijk te kunnen nemen. Ze zijn bang om iets te zien waarvan ze weten dat het zo is. Ze willen de problemen in de geriatrie niet zien, oud worden is een enorm taboe. Ze willen de ijskoude, vuile uithoeken van de Oekraïne niet zien, of de meisjes die op zoek naar een beter leven in de prostitutie belanden.’

Ook zijn ouders wilden zijn werk lange tijd niet zien. ‘Toen mijn moeder nog leefde, wilde ze ze niet zien. Na haar dood, is mijn vader veranderd. Hij is 85 en zeer conservatief, ik heb mijn leven lang een conflict gehad met mijn vader, maar hij is ze toch gaan kijken en hij denkt er over na. Ongelooflijk!’ ‘Wat hij ervan vindt?’ Seidl lacht. ‘Te veel seks.’

Inmiddels werkt hij aan een volgende film, een drieluik dat Paradies moet gaan heten. De thema’s die Seidl erin wil aansnijden, klinken bekend: sekstoerisme, religie, eetstoornissen, seks tussen jonge meisjes en oude mannen, en meer van zulks. Een van de verhaallijnen gaat over een welgestelde Oostenrijkse vrouw die op vakantie gaat naar Kenia om zo veel mogelijk seks te hebben met moslimmannen. Eigenlijk had Seidl de volgende dag voor research naar Kenia zullen vliegen, maar vanwege het aanhoudende geweld heeft hij zijn vlucht gecancelled. ‘Ik wacht tot het er weer wat veiliger is. Over een paar weken kan de situatie weer anders zijn. En anders ga ik naar Jamaica of de Dominicaanse Republiek. Het thema toerisme houdt me al lang bezig. Het is ook een soort taboe. We zijn allemaal toeristen. We willen allemaal naar prachtige, exotische oorden; naar mooie stranden met mooie mensen. Maar wat er vijfhonderd meter achter de kustlijn gebeurt, interesseert ons niet. Wie er allemaal liggen te verkommeren onder de brandende zon, willen we niet zien.’ Met een sardonisch lachje: ‘Wat gaat u na dit gesprek nog allemaal in Wenen doen?’