jpekker

“Eigenlijk ben ik een enorme nerd”

Toen Jan Kooijman (Rotterdam, 1981) een jaar of tien was, wilde hij eigenlijk op volleybal. Maar er was geen volleyclub in de buurt, dus werd het dansen. Aanvankelijk ging hij twee keer per week, op woensdag naar klassieke les en op zaterdag naar moderne les, daarna stroomde hij door naar de havo voor Muziek en Dans en studeerde hij ‘Uitvoerend Dans’ aan de Rotterdamse Dansacademie. In de zomer van 1999 won hij een beurs van het Dansersfonds van Alexandra Radius en Han Ebbelaar. Met het geld maakte hij een studiereis naar New York.

Na zijn studie danste Kooijman een jaar bij het dansgezelschap Introdans in Arnhem; vervolgens ging hij aan de slag bij zijn oude liefde, Scapino Ballet Rotterdam. “Een van de eerste dansstukken die ik zag, met mijn ouders in de Rotterdamse Schouwburg, was Kathleen van het Scapino en Ed Wubbe. Ik was direct gegrepen. Dat zoiets bestond. Zo’n rauw, stoer stuk. Met macho’s bovendien. Ik dacht: als ik ooit danser word, dan bij zo’n groep.”

Kooijman bleef negen jaar bij Scapino; daarnaast werkte hij als gastdocent en gastchoreograaf bij Codarts. Twee jaar geleden vond hij het tijd voor een nieuwe uitdaging. Sindsdien is Kooijman acteur (hij speelt de romanschrijver annex klusjesman Danny in Goede tijden slechte tijden), presentator en jurylid. Een zeer deskundig, altijd opbouwend jurylid in de razendpopulaire RTL5-danswedstrijd So you think you can dance en dat is niet onopgemerkt gebleven: tijdens het afgelopen Televizier-Ring Gala werd Kooijman verkozen tot ‘Talent van het Jaar’, vóór zanger en presentator Jan Smit en voetbalanalist René van der Gijp.

In de brasserie bij de Rotterdamse sportschool waar hij sinds jaar en dag zijn lichaam in vorm houdt, vertelt Jan Kooijman – stoppeltjes, hippe bril, twinkelende ogen – over zijn grote passies: dans en televisie. En over de schaduwzijden van de roem: “Bijna alles wat ik heb gedanst bij Scapino was met ontbloot bovenlijf. Dan was het kunst. Niemand postte daar plaatjes van op internet.”

Toen jij zelf ging dansen, was er nog geen SYTYCD. Hoe was dat, als klein Rotterdams jochie op dansles?
“Ik stond opeens in sportbroek en op gympen in een auditie tussen allemaal meisjes met knotjes. Ik vond het leuk en de dansdocenten wilden me graag hebben. Op school zei ik niets, daar vond ik het al vervelend genoeg. Als ik nu ook nog ga vertellen dat ik op dansles zit, wordt het helemaal moeilijk, dacht ik. Ik was niet achterlijk. Maar het was fantastisch; bij dansles zaten mijn vrienden. De meesten gingen naar de havo voor Muziek en Dans. Dat wilde ik dus ook; dan wist ik in elk geval dat ik het naar mijn zin zou krijgen.”

En was het zo fijn als je dacht dat het zou zijn?
“Ja, er zaten allemaal geloofsgenoten op de havo voor Muziek en Dans; alleen maar kinderen met een passie voor muziek en dans. Het is een heel gek schooltje: er heerst een gezonde onderlinge spanning, want het is natuurlijk een afvalrace. Van alle mensen die met mij in havo één zijn begonnen, hebben er maar drie of vier een goede danscarrière aan over gehouden. Dat is heftig, maar dat weet je als je eraan begint.”

Was het al snel duidelijk dat jij een van die drie, vier was?
“Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik heel goed was. Totdat ik opeens een prijs kreeg van het Fonds van Alexandra Radius. Ik won iets! Maar ook toen bleef de twijfel: de wedstrijd was een klassieke les, terwijl ik op een moderne school zat. Ik heb ook wel ballet gedaan, maar anders dan op de Nationale Balletacademie in Amsterdam of het Koninklijk Conservatorium Den Haag word je in Rotterdam niet opgeleid om klassiek danser te worden. Dus ik dacht: dat gaat niets worden. Maar het ging heel goed. Het is wel grappig; in de jury van SYTYCD ben ik nu de technische man. Dat ben ik ergens ook wel, zeker als het om moderne dans gaat, maar er wordt een beeld van mij geschetst alsof ik mijn hele carrière op spitzen en in een maillot heb rondgehuppeld. Zo gaat dat op televisie; karakters worden nu eenmaal altijd een beetje uitvergroot, maar ik vrees dat Ted Brandsen, de directeur van Het Nationale Ballet, zich rot lacht als-ie mij klassiek zien dansen.”

Is dat niet al te bescheiden? Je bent toch tien jaar professioneel danser geweest?
“Klopt en het was fantastisch. Ik heb mijn geld kunnen verdienen met iets wat ik ontzettend leuk vind. Ik mocht honderd keer per jaar het toneel op, mezelf totaal verliezen, en na afloop gingen de mensen daar ook nog voor klappen. Het is óók een zwaar bestaan hoor, begrijp me niet verkeerd. Je bent veel van huis en vooral fysiek krijg je veel te verduren.”

Heb je er veel voor moeten laten?
“Dat is een groot vooroordeel over een danscarrière. Ik ging gewoon uit, ik ging naar de McDonald’s en ik heb altijd vrienden gehad. Het is een soort horrorbeeld dat je als professioneel danser alleen nog maar je kloven aan het verzorgen bent, maar dat heb ik zelf nooit zo ervaren. Er zijn waarschijnlijk wel dansers die het zichzelf heel moeilijk maken, maar dat heb je in elke tak van sport.”

Waarom ben je er dan voor je dertigste al mee opgehouden?
“In een dansgezelschap wordt bijna alles voor jou beslist; in welk stuk je danst en met wie. Hoe goed je ook bent. Je hebt namelijk een stuk of vijfentwintig goeie dansers, die kunnen nu eenmaal niet allemaal in elke voorstelling de belangrijkste rollen dansen. Dat wilde ik wel. Het was voor mij niet genoeg om in een voorstelling drie keer een diagonaal te pakken en twaalf minuten toneeltijd te hebben. Daar werd ik depressief van. Dus ik vroeg me af of ik daar nog we goed zat.”

Rond die tijd speelde je een rol in een dansfilm van Willem van de Sande Bakhuysen. Hoe was je daarin terechtgekomen?
“Willem was goed bevriend met Ed Wubbe; ze hadden al eerder samen aan een dansfilm gewerkt. Toen hij bij Scapino langs­kwam voor een nieuw project, zei Ed dat ik geschikt zou zijn. De opnamen waren in Frankrijk. Ik weet nog dat Willem heel druk was; hij was enorm booming. Tussen de scènes door werkte hij aan andere scripts en films en belde hij met Carice van Houten en Halina Reijn. Toen de film klaar was hoorde ik dat hij heel erg ziek was. Dat was heel heftig. Embracing time is een van zijn laatste projecten. Bijna niemand heeft het gezien, het is een dansfilm hè, maar het is echt heel mooi geworden. Hij heeft nog prijzen gewonnen in het buitenland. Voor mij persoonlijk was het ook heel belangrijk: door de opnamen wist ik dat ik meer film en televisiewerk wilde doen. Het beviel heel goed; de sfeer op de set, over shots nadenken…”

En toen werd je gevraagd voor de BNN-serie Onderweg naar morgen…
“Het ging om een klein rolletje, voor maar drie afleveringen. Maar het beviel zo goed dat ik zeven maanden ben gebleven. Het was een heftige tijd: tegelijkertijd danste ik bij Scapino en maakte ik een stuk bij Codarts. Ik was vooral heel gestrest van hot naar her aan het rijden.”

Een andere soap, de razendpopulaire RTL4-serie Goede tijden slechte tijden, betekent in januari 2009 het definitieve einde van je danscarrière.
“Een danscarrière is natuurlijk eindig, dat weet je als je eraan begint. En hoewel voor mij het einde nog niet in zich was – ik had nog wel een jaar of vijf, zes doorgekund – keek ik al wel om me heen. Mijn ontwikkeling in dans was wel zo’n beetje klaar; het kon misschien op hoog niveau nog wat gefinetuned worden, maar de echte grote stappen had ik wel gezet. Dat ik op acteren zou uitkomen, wist ik ook al veel langer. Toen ik op de middelbare school zat, heb ik al commercials gedaan en tekenfilms ingesproken. Ik vond film en televisie altijd al heel leuk, dus het was wachten op de juiste aanbieding. Toen die kwam, moest ik kiezen. Ik had net de contractbespreking voor het volgende seizoen achter de rug en al aangegeven dat ik bij Scapino wilde blijven. Maar Ed heeft het me gemakkelijk gemaakt. Hij zei: jij moet dit doen. Daar heb ik nog steeds veel respect voor. Als hij nee had gezegd, had hij zijn danser behouden. Ed gaf me echter alle ruimte. Als je het niks vind, kom je over een half jaar gewoon weer terug, zei hij zelfs. Hij geloofde heel erg in mij, en bekommerde zich om me, omdat hij snapte hoe ik me voelde.”

In GTST speel je de romanschrijver annex klusjesman Danny, de droom van ieder dertienjarig meisje. Op het internet zijn tientallen clips uit de serie te zien, waarin je met ontbloot bovenlijf rondloopt. Hoe was dat, om van de ene op de andere dag een ‘soaphunk’ te zijn?
“In de allereerste aflevering ben ik al met blote bast te zien. Toen het werd voorgesteld, vond ik dat geen enkel probleem. Misschien heb ik het effect wel een beetje onderschat. Maar bijna alles wat ik heb gedanst bij Scapino was met ontbloot bovenlijk. En dan was het kunst. Niemand postte daar plaatjes van op internet. Het hoort er ook een beetje bij. Ik doe natuurlijk ook mijn best om er goed uit te zien. En ik ga graag naar de sportschool. Maar toen ik in de finale van SYTYCD3 met Els een choreografie van Ed Wubbe danste, wilde Ed eigenlijk dat ik het met ontbloot bovenlijk zou doen. Dat hoort heel erg bij zijn stukken. En toch heb ik gezegd: we doen het niet. Het zou alleen maar afleiden. Artistiek gezien was het misschien wel de juiste beslissing, rationeel gezien was het beter van niet.”

Was dat niet enorm wennen? Dat alles wat je doet en zegt opeens groot nieuws is? Werd je toen je nog als danser werkte wel eens op straat aangesproken?
“Ik kan me de keren dat het gebeurde nog precies herinneren. In de bibliotheek in Rotterdam kwam een man op me af. Hij vertelde dat hij een voorstelling van Scapino had gezien en vond dat ik fantastisch had gedanst. Ik was als een kind zo blij. Nu ik met mijn hoofd op de televisie ben, is het schering en inslag. Dat is wel raar, maar dat is nu eenmaal de macht en de kracht van televisie. In mijn geval is het ook wel extreem gegaan. Ik ben vrij abrupt in een aantal populaire, goed bekeken programma’s terechtgekomen, die heel erg leven onder de mensen.”

Maar lok je het ook niet een beetje uit? Je hebt ook vaak een leuk hoedje op of een grote bril op – dan weet je toch dat er massaal gereageerd wordt op Facebook en Twitter?
“Dat is gewoon Jan. Dat vond ik ook leuk toen ik nog niet op televisie kwam. Dan ga ik dat niet opeens veranderen. Ik heb nu eenmaal niet altijd hetzelfde grijze truitje aan en ik ga mezelf niet aanpassen. Dan is het einde zoek.”

En je veelbesproken dans met Els, de winnares van de vorige editie, in de laatste uitzending van SYTYCD3, wie had dat bedacht?
“Dat is begonnen als een grap. Ik zat bij Life 4 You in de uitzending en toen vroeg Carlo Boszhard opeens of ik een dansje wilde doen. Daar had ik geen zin in, dan word je zo’n aapje dat zijn trucje doet, dus ik zei: als SYTYCD één miljoen kijkers haalt, doe ik een dansje in de finale. We zaten op dat moment rond de 800.000 kijkers, dus het leek me een veilige marge. Prompt twee shows later zaten we aan de miljoen kijkers. Dan ben ik ook wel zo dat ik mijn woord houd.”

Breekt het zweet je dan niet uit?
“Het was best een beetje eng, ja. We hebben drie keer twee uur gerepeteerd met Ed, het is dus eigenlijk heel snel in elkaar gezet. Maar tijdens het dansen merkte ik dat het podium nog steeds mijn ultieme comfort zone is. Als ik op het toneel sta, weet ik precies waar ik kijk, wat ik doe, wat wel en wat niet werkt. Ik weet precies hoe ik een goed optreden kan geven in anderhalve minuut, terwijl ik dat nooit eerder had gedaan. Hoewel ik vooral aan het werk ben als acteur, presentator en jurylid geloof ik toch dat ik mezelf nog steeds het meeste als danser beschouw.”

De reacties na afloop waren lovend én verbaasd: dat-ie dat kan…
“Dat vond ik zo wonderlijk. Wat denk je dan dat ik zit te doen in die jury?! Ik vind het echt heel raar dat mensen zo reageren. Ik ken mezelf natuurlijk; ik weet wat ik heb gedaan en wat ik kan. Maar dat geldt natuurlijk niet voor iedereen, ik ga er soms aan voorbij dat dat deel van mij bij mensen die mij nu kennen, of menen te kennen, niet bekend is. Die denken: wat doet die acteur/soapster/gast uit een soap in de jury? Maar mensen: het is een vakjury! We kletsen niet zo maar wat. De meeste reacties waren overigens wél leuk. Op YouTube is het filmpje binnen een paar dagen meer dan 40.000 keer bekeken. Daarmee zou je in de iTunes Top 30 op 6 binnenkomen, maar zo werkt het natuurlijk niet. Het is dans en geen muziek.”

Houd je dat allemaal bij, die cijfers en de reacties?
“Eigenlijk ben ik een enorme nerd, zo zit ik nu eenmaal in elkaar. Ik verdiep me in álles wat me interesseert: dans, film, televisie. Ik lees de Mediacourant, houd de kijkcijfers bij, kijk naar concurrerende programma’s als Popstars en The voice of Holland. Maar ik ben óók een enorme tennisfan en kijk elke ochtend op pagina 649 van Teletekst wat er is gebeurd in de tenniswereld, en wie er van wie gewonnen heeft. Ik denk dat het niet voor niets is dat Rafael Nadal mijn favoriete tennisser is; die heeft dat ook: als ik me ergens in vastbijt, laat ik nooit meer los.”

Die andere talentenjachten waren aanvankelijk een stuk minder opbouwend en positief dan SYTYCD. Is die kentering als jullie verdienste? En specifieker: is dat positivisme in SYTYCD jouw verdienste; de show werd pas na een jaar een succes, en toen zat jij in de jury.

“Een programma moet groeien, zijn juiste vorm vinden. Na het eerste seizoen is de presentatie veranderd; niet dat Elize het niet goed deed, maar de duopresentatie van Dennis en An pakt heel goed uit. En de kandidaten komen nu uit Nederland én België, dat maakt het volgens mij ook interessanter. De show is echt beter geworden. Ik was overigens al gevraagd voor de eerste reeks, maar toen zat ik een maand in Thailand. Toen ik terugkwam, was de jury al rond. En dat positieve? Ik ben een vrij positief mens, en hetzelfde geldt voor Dan Karaty. We zijn niet alleen maar positief hoor, we zijn vooral eerlijk, helder. Ik snap de dansers gewoon heel goed, ik weet hoe kwetsbaar ze zijn, hoe naakt. Ik weet ook hoe hard ze werken en hoe graag ze feedback willen. Ik vind het daarom niet meer dan logisch dat we proberen alles vanuit het positieve te benaderen en ik ben er trots op dat wij daar school mee hebben gemaakt. Programma’s als X-Factor en The voice of Holland hebben een switch gemaakt van 180 graden. Die slaan nu een beetje door in de positieve boodschap; ik vind het soms niet zo goed als ze zeggen dat het is. Het moet natuurlijk wel geloofwaardig blijven.”

Weet je eigenlijk wat er van je voorganger in de jury is geworden, de Fin Jaakko Toivonen?
“Vorig jaar heeft Jaakko nog choreografieën voor de show gemaakt en dit jaar is hij jurylid in Finland, en als ik me niet vergis ook in de Oekraïne. Het gaat geloof ik heel goed met hem. Maar daar hoor je niets van. Moderne dans is nu eenmaal geen topic in RTL Boulevard; je hoort of leest er nooit iets over. De meeste mensen weten ook niet wie Ed Wubbe is of Conny Janssen. Dat vind ik ook zo leuk aan SYTYCD: dat er misschien een paar mensen zijn die als ze een poster van Conny Janssen Danst zien hangen in Terneuzen denken: héé, dat is toch die choreografe van SYTYCD? Misschien moeten we maar eens een kaartje kopen. Al is het er maar één, dan is dat toch winst.”

Je bent dan geen Boulevard, je ontpopt je wel tot een soort ambassadeur van de moderne dans. Je gebuikt je roem om Scapino te promoten, je bent ambassadeur van Dance4Life… Krijg je veel van dat soort aanbiedingen en verzoeken?
“Ja, maar ik heb bewust voor Dance4Life gekozen, omdat het dicht bij me staat. Het is fijn dat ik door de programma’s die ik maak zoiets belangrijks als de strijd tegen aids over het voetlicht kan brengen van een jonge, grote doelgroep.”

Je deed mee aan Ranking the stars; je presenteerde Ik kom bij je eten; je was te horen in de animatiefilm Cats & dogs: The revenge of Kitty Galore; je schrijft columns voor de Glossy, je hebt de opnamen achter de rug voor Wie is de mol? Zeg je ook wel eens nee?

“Ik doe ook heel veel niet, eigenlijk zeg ik best vaak nee. Ik heb bijvoorbeeld bedankt voor Sterren dansen op het ijs. En als ik alle uitnodigingen voor premières en openingen zou aannemen, zou ik daar ook een dagtaak aan hebben. Het is wel druk hoor. Mijn vriendin wordt vaak gevraagd of ze mij nog wel eens ziet, maar dat is eigenlijk wel grappig, want toen ik danste zagen we elkaar veel minder. Ik deed meer dan honderd voorstellingen in het jaar en was voortdurend onderweg. Toch zou ik nóg wel meer willen doen. Ik zou graag eens een film doen, het liefst een rol als bad guy; een wolf in schaapskleren. En ik zou graag een programma willen maken waarin ik mijn grenzen opzoek. Of mensen opzoeken die mij heel erg boeien. We zijn er mee bezig, maar ik heb geen haast. Ik wil een programma dat bij me past, niet alleen een autocue-hoofd zijn. Ik wil meedenken, suggesties aandragen. Zo was ik als danser ook.”

En So you think you can dance komt toch ook terug?
“Er is 95 procent kans dat het doorgaat.”

Ik dacht dat het al zeker was?
“Dat is het nooit in televisieland. Maar voor RTL5 is het zo’n belangrijk programma dat de kans wel heel erg groot is.”

En jij zit dan weer in de jury?
“Zolang ik het leuk vind, blijf ik het doen.”