jpekker

Een tentoonstelling in een tentoonstelling

The Recollector, Courtesy Jasper de Beijer / Galerie 37 Spaarnestad. Rechtsonder Jasper de Beijer

‘Je moet er wel voor zorgen dat je zelf aan spelen toe komt. Jasper is namelijk een beetje een control freak.’ De galeriehouder had al gewaarschuwd; als kunstenaar Jasper de Beijer eenmaal achter zijn installatie heeft plaatsgenomen, wordt het moeilijk de controller nog van hem over te nemen.

Met de technologie van computerspelletjes creëerde De Beijer (Amsterdam, 1973) een virtuele omgeving die het midden houdt tussen een museum, een theater en een fotoarchief. In het souterrain van de Haarlemse Galerie 37 kan de bezoeker er ‘vrij’ in ronddwalen. ‘Zoals in een echt museum’, vertelt de kunstenaar, terwijl hij zelf soepeltjes het voorbeeld geeft en van ruimte naar ruimte ‘zweeft’, langs spookachtige fotocollages.

Die foto’s dook De Beijer, als een archeoloog annex verzamelaar, op in het archief van Spaarnestad Photo, dat bestaat uit meer dan 11 miljoen 20e-eeuwse pers- en documentairefoto’s van over de hele wereld. Voor The Recollector, zoals zijn kunstwerk toepasselijk is gedoopt, grasduinde De Beijer (de Amsterdammer is na Koen Hauser en Nico Dockx de derde kunstenaar die op uitnodiging van Galerie 37 aan de slag is gegaan in de serie Het Oogpunt) met name door de foto’s over onze koloniale geschiedenis. Van olifanten met enorme ivoren slagtanden, tijgers en apen, van koloniale huizen, westerlingen met tropenhelm en trots dan wel verbaasd in de camera kijkende zwarte mannen en vrouwen.

Die foto’s assembleerde hij tot nieuwe portretten en beelden, waarvan er zes te zien zien in Galerie 37 én alle andere een plek kregen in een zelf ontworpen digitale tentoonstellingsruimte. ‘In computerspellen worden hele steden vaak heel precies nagebouwd, maar het enige wat je moet doen is er zo hard mogelijk doorheen rennen en schieten. Dat kan hier niet. En toch wilde ik niet alleen dat gamers het leuk vinden, maar dat mensen die nog nooit een computerspel hebben gespeeld ook hun weg kunnen vinden. Dat was de uitdaging: ik wilde de vaart uit het computerspel halen en een extra dimensie toevoegen, door een tentoonstelling in een tentoonstelling te creëren.’

Op de begane grond van zijn apocalyptische museum, met afgebladderde muren en met planten begroeide gangetjes – het gebouw is losjes gebaseerd op het winkelcentrum Magna Plaza achter het Paleis op de Dam – is alles nog tamelijk geordend. Er staan grote opgezette beesten en hangen portretten die een zekere orde uitstralen. ‘Maar als je ze van dichtbij bekijkt, zie je dat ze er niet helemaal op zijn plaats zijn.’

De inrichting van de virtuele omgeving is even doordacht als van een gewone expositie, stelt De Beijer; door het lichtgebruik en de (Afrikaanse) muziek wordt de ‘speler’ min of meer gedwongen een bepaalde route af te leggen. ‘Er is een narratief met een begin en een einde. Daartussen had ik ervoor te zorgen dat mensen stil houden bij een werk en vervolgens weer doorlopen; dat je lekker kunt ronddwalen, maar ook altijd weer op de juiste plek uitkomt.’

Als je – het gaat min of meer vanzelf door op de verschillende knoppen op de joystick te drukken – afdaalt in het gebouw, neemt de chaos toe. ‘Je krijgt als het goed is het gevoel dat je in een enorm gebouw bent en dat je heel veel vrijheid hebt, maar ik dicteer wat je doet. En als je eenmaal beneden bent, kun je alleen nog maar naar boven. Datzelfde gevoel had ik ook toen ik door het archief van Spaarnestad Photo ging; dat is ook een afgesloten omgeving waarin je kunt rond dolen zonder er werkelijk grip op te krijgen. Het blijven losse beelden zonder context. Ik heb een soort schaduwarchief aangelegd met associatieve categorieën.’

Dat hij daarbij in Afrika uitkwam, is geen toeval; het continent speelt een belangrijke rol in het werk van De Beijer sinds hij er een paar jaar geleden rondreisde voor een documentaire over (de negatieve connotatie van) voodoo. ‘Ik ontdekte al snel dat mijn verwachtingen totaal niet overeenkwamen met de werkelijke situatie. De beeldvorming over het continent is zo sterk dat het een eigen leven is gaan leiden.’

De voodoodocumentaire kwam er niet, maar de aanslag op zijn vooroordelen over Afrika inspireerde hem in 2009 wel tot een ander project: een fotoserie over het denkbeeldige land Udongo (te zien op de begane grond in Galerie 37).

Voor die serie reconstrueerde De Beijer in zijn Amsterdamse studio delen van Afrikaanse savannes, oerwouden en duistere geldwisselkantoortjes. Zo veel mogelijk op ware grootte. Met kartonnen dozen en zand, pvc-pijp en jerrycans, heel veel nepplanten en rieten matten. ‘De Xenos was heel blij met me.’ De mensenpoppen maakte hij van stof, leer en ijzerdraad, en valse tanden en ogen uit een New Yorkse feestartikelenwinkel. Hij fabriceerde verschillende hoofden die op hetzelfde lijf werden bevestigd dat telkens op een andere plek in een andere houding werd gezet. Hij maakte pakken, waar hij zelf in kroop en vervolgens maakte hij foto’s die hij tot één beeld assembleerde. Nadat alles was gefotografeerd, een enkele foto kostte hem soms maanden, kon het ‘basismateriaal’ de vuilcontainer in (hoewel, sommige pakken heeft hij bewaard voor carnaval); het gaat De Beijer om die ene foto; een foto van mensen die tegelijkertijd even echt als ongrijpbaar zijn.

‘De romantiek, de exotiek en de ellende van Afrika zijn zo vaak vastgelegd in fotoreportages, antropologische fotoboeken en documentaires dat je zonder de plek zelf te bezoeken een soort fantasiereis kunt maken. Afrika’s fotogenieke elementen worden al sinds de krantenartikelen over de 19e-eeuwse ontdekkingsreizigers gebruikt als decor voor de meest fantastische belevenissen en kleurrijke figuren. Al die beelden zijn opgeslagen in het collectieve geheugen. Je hoeft dus maar weinig te laten zien, of er gaan hele werelden open.’

Met een mix van decors, maquettes, papier-maché, maskers, poppen, knip- en plakwerk en digitale beeldbewerkingen bouwt De Beijer aldus intrigerende, op het eerste gezicht overbekende, maar bij nadere beschouwing uiterst ambigue beelden op. Een goed voorbeeld is een foto van een (van kartonnen dozen gemaakte) pickup truck met negen zwarte mannen. Zand stuift op achter de wielen. Een man met een doek om zijn hoofd staat achterop; met een hand leunt op hij de cabine, de andere hand wijst naar voren. ‘Veel mensen menen een pistool te zien. Sterker: ze weten het zeker dat hij een pistool in zijn hand heeft. Ze kennen het beeld, ze kennen de situatie; de foto doet hen direct denken aan warlords en kindsoldaten. Maar er zijn ook Afrikaanse jongeren die op deze manier gewoon naar hun werk gaan.’

Op dezelfde manier maakte De Beijer (hij studeerde in 1997 af aan de Hoge School voor de Kunsten in Utrecht in de richting autonome vormgeving; inmiddels exposeert hij over de hele wereld) al even intrigerende fotoseries over onder meer Nederlands-Indië, de eerste Wereldoorlog, de negentiende-eeuwse ontdekkingsreiziger R.F. Burton (1821-1890) en over een tot spookstad verworden Amerikaans rubberindustriestadje. Met The Recollector slaat hij een nieuwe wegen in; hij maakte zich onder meer de Unreal Development Kit eigen, speciale software voor het maken van games. ‘Het was weken werk; ik heb alles zelf moeten uitvinden. Nu kan ik zeggen dat ik games kan maken, maar ik weet niet dat of ik het nog vaak ga doen. Ik vind games spelen geloof ik toch leuker.’

De Beijers blik gaat van het grote scherm waarop de krochten van zijn creatie verschijnen, naar de controller in mijn handen. Hij lacht. ‘Als je er niet uitkomt, kun je altijd nog op de reset-knop drukken.’

The Recollector van Jasper de Beijer. T/m 19 december in Galerie 37 Spaarnestad in Haarlem. www.therecollector.net. Een publicatie met een dvd met het spel is te koop voor 20 euro. Vanaf 24 november is op de site een gratis versie voor de pc te downloaden.

(Dit artikel verscheen eerder in Het Parool)