jpekker

De ultieme selfie-gids om je beste ik vast te leggen

 

popelier01

“Me at the MONA LISA!!!!!!!!,” twitterde P. Diddy in het voorjaar van 2010; het bericht was vergezeld van een selfie waarop de rapper, staand voor de Mona Lisa, stoer in de camera van zijn eigen mobieltje keek. Hij was de enige niet; duizenden mensen – gewone stervelingen én wereldvermaarde sterren – maakten de afgelopen jaren in het Louvre een zelfportret voor Leonardo da Vinci’s beroemdste schilderij. Het inspireerde fotograaf annex beeldend kunstenaar Willem Popelier tot Tip #51 in The Do-It-Yourselfie Guide: poseer voor de Mona Lisa. Op de foto ernaast staat en kijkt Popelier precies als P. Diddy.

“De ultieme selfie-gids om je beste ik vast te leggen,” luidt de ondertitel van het handzame boekje. Er staan 66 regels en tips in, onderverdeeld over verschillende categorieën. Ernaast staan even zoveel zelfportretten, waarmee Popelier (Eindhoven, 1982), steevast gekleed in dezelfde basic outfit, die regels even simpel als treffend illustreert. ‘De foto moet er spontaan uitzien’, luidt Regel #3; ‘Maak een selfie als je een beroemd iemand ontmoet’, luidt Tip #52. En #35: Als je Kim Kardashian niet bent, neem dan nooit een foto van je kont (‘belfie’).

popelier02

De toon mag licht zijn, er ging uitvoerig onderzoek aan het gidsje vooraf. Popelier, die studeerde aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten Den Haag en de St. Joost in Breda, analyseerde tienduizenden selfies, duizenden tips en talrijke onderzoeken en artikelen over selfies. “Toen ik in 2009 selfies begon te verzamelen, wist ik niet eens dat ze zo heetten. Als ze al zo heetten. Ik deed onderzoek naar de manier waarop mensen op profielfoto’s staan; hoe ze zichzelf en elkaar in beeld brengen op internet en sociale media.”

Het woord schijnt al in 2002 te zijn bedacht, in Australië, maar selfies bestaan al veel langer, aldus Popelier. “Selfies bestonden ook al in de tijd van de analoge fotografie. En in de jaren ‘80 heeft een Japans bedrijf al een selfie-stick op de markt gebracht. Als je vroeger op vakantie was, dan vroeg je of iemand een foto van je wilde maken, tegenwoordig gebruik je de camera aan de voorkant van je telefoon en doe je het zelf. De mate waarin we dat doen, en de mate waarin selfies worden gedeeld, is natuurlijk wel anders dan vroeger. 2013 was het jaar van de selfie; het gebruik van het woord steeg met 17.000 procent; het was niet alleen het Woord van het Jaar in Nederland, maar ook in België, Engeland en nog een stuk of tien landen. Mensen zijn zich ervan bewust dat ze selfies kunnen maken. En niet alleen pubermeisjes; iedereen weet nu wat een selfie is.”

popelier03

De selfie is een blijvertje, meent Popelier, steeds meer mensen zullen op zoek gaan naar de mooiste versie van zichzelf. Een handleiding met do’s en don’ts lag dan ook voor de hand. En sloot bovendien naadloos aan bij zijn eerdere werk. Zo schoot hij onder meer een serie zelfportretten in verschillende modeposes, geïnspireerd op de eerste jaargang van de Vogue. En liet hij door 39 verschillende fotostudio’s even zoveel pasfoto’s van zichzelf maken aan de hand van de 39 criteria waaraan pasfoto’s sinds 2007 moeten voldoen, waarbij hij door een bepaalde blik of houding de regels probeerde te omzeilen. Ook exposeerde Popelier foto’s die mensen van zichzelf hadden gemaakt op openbare webcams, waaronder 91 foto’s en twee filmpjes die twee pubermeisjes in een klein uurtje bij elkaar geposeerd hadden.

Hij is verbaasd, maar wil er geen oordeel over hebben. Selfies keurt hij ook niet af, ook de excessieve kant niet. “Natuurlijk heeft het iets narcistisch, maar ik vind het net zo narcistisch om commentaar te leveren op een narcistische selfie. Iedereen maakt selfies. Ik ook, niets menselijks is mij vreemd. Maar niet zo veel, dat is waarschijnlijk een vorm van beroepsdeformatie. Zelfs op mijn bruiloft vond ik het niet nodig dat er een trouwreportage werd gemaakt. Achteraf ben ik overigens heel blij dat dat wel is gebeurd.”

Willem Popelier – The Do It Yourselfie Guide. Uitgeverij BIS Publishers, 160 pagina’s, 9,95 euro, ISBN 978-90-6369-387-9

popelier04