jpekker

Cannes-zaterdagblog

Cannes is kiezen. Zo ongeveer op elk moment van de dag. Anders dan ik gisteren schreef, ging de eerste keuze niet tussen Girl en Diamantino, maar tussen Diamantino en uitslapen. Het werd Diamantino. En het was eigenlijk geen keuze, want hoewel ik nog geen nacht voor twaalven ben gaan slapen, word je door alle adrenaline iedere dag vanzelf om een uur of half 7 weer wakker,

Diamantino was de moeite waard. Het is een groteske, bij vlagen hilarische, dan weer zeer flauwe film over een Portugese stervoetballer met een goddelijk lijf, die in de laatste minuut van de finale van het WK in Rusland, bij een 1-0 voorsprong voor Zweden, een penalty veroorzaakt en zelf achter de bal gaat staan. En mist. En daarmee het land en zichzelf in een crisis stort. Hij woont in een paars kasteel, samen met zijn geadopteerde zoon, en hij draagt onderbroeken met zijn eigen naam erop. (Vooraf werd gemeld dat iedere overeenkomst met bestaande personen toeval is.) Zijn krengen van tweelingzussen, die zijn oude vader de dood in hebben gejaagd, laten Diamantino, zonder dat hij er erg in heeft, meedoen aan een wetenschappelijk experiment, met als doel hem te klonen en zo een onoverwinnelijk elftal te maken.

De tweede keuze ging tussen Girl en de persconferentie van Jean-Luc Godard. Dat was eigenlijk ook geen keuze, want Godard zou er niet zijn. Dus ging ik naar Girl, het speelfilmdebuut van de pas 26-jarige Belg Lukas Dhont, over de 15-jarige Lara die is geboren in het lichaam van een jongen en ervan droomt om ballerina te worden.

Het is een prachtige, zeer beheerste, indringende film, waarin Dhont de hoop, wanhoop, pijn, twijfel en eenzaamheid van het meisje invoelbaar maakt. “Je bent een voorbeeld voor velen” zegt haar lieve vader op een gegeven moment tegen Lara. “Ik wil geen voorbeeld zijn” riposteert zij. “Ik wil een meisje zijn.” Mijn vaderhart bloedde.

Na afloop was er volkomen terecht een minutenlange staande ovatie; de Un certain regard-jury (waaronder Kantemir Balagov, die ik vorig jaar in Cannes sprak over zijn geweldige debuut Tesnota, en die het afgelopen IFFR te gast was op het Critic’s Choice-programma dat Dana Linssen en ik samen organiseren op het IFFR, en Guillermo Del Toro) klapte van begin tot het einde mee. “Cest un grand moment pour nous”, zei Dhont zichtbaar geëmotioneerd.

Aansluitend was er een mini-persconferentie, speciaal voor de Belgische afvaardiging (maar ik ben toch maar even meegesneakt), waar ook de minister van cultuur Sven Gatz nog even binnen kwam waaien.

Tijdens mijn lunch ontdekte ik dat Godard toch aanwezig was geweest op de Le livre d’image-persconferentie. Althans, hij was er via Skype, op de iPhone van zijn cameraman Fabrice Aragno beantwoordde hij de ene na de andere vraag. “Het lijkt een beetje op machinegeweervuur,” grapte Godard. Ik was er graag bij geweest, maar ik had Girl ook niet willen missen; de geboorte van een filmauteur.

Daarna had ik best naar de door Christopher Nolan gepresenteerde 70mm-vertoning van Stanley Kubricks 50 jaar oude 2001: A Space Odyssey gewild, maar ik had interviews met de hoofdrolspelers van Pawel Pawlikowski’s prachtige Cold War. Dat zat zo: voor aanvang van het festival had ik ingetekend op Pawlikowsi, die ik al volg sinds hij in 2001 met Last Resort op het IFFR meedong naar de Tiger Awards. Maar ik mocht niet, er was (te) veel belangstelling en de distributeur had om onbegrijpelijke redenen voor andere media dan Het Parool gekozen.

Na veel gedoe mocht ik de hoofdrolspelers Joanna Kuug en Tomasz Kot spreken. Daar voelde ik aanvankelijk weinig voor – twee onbekende Polen –, maar na het zien van de film én de persconferentie heb ik toch maar toegehapt. Vanochtend hoorde ik van collega’s dat Pawlikowsi al zijn interviews had afgezegd. Hij had voor het festival zijn voet gebroken en door het vele lopen – de rode loper is inderdaad érg lang – was die voet opgezwollen, waardoor hij niet in staat is om interviews te doen. Dus was ik opeens de enige Nederlander met Cold War-interviews.