jpekker

Cannes-dinsdagblog

De rode loper van de openingsfilm van Cannes, gezien op het scherm in de bioscoop ernaast.

Er is al veel gezegd en geschreven over de persvoorstellingen in Cannes; die zijn deze editie niet vóór de officiële vertoningen, maar gelijktijdig, of erger nog, de dag erna – ondanks protesten van de Fipresci (de club van internationale filmcritici) en het verbond van Franse critici. De reden, zo stond in een 3 A4’tjes tellend epistel dat de persafdeling daags voor het festival aan alle geaccrediteerde journalisten uit deed gaan: de galapremière moest weer een opwindend evenement worden waar reikhalzend naar wordt uitgekeken. En dat is lastig als 4000 critici de film een dag eerder al hebben afgebrand.

Dat gebeurt niet vaak, maar het gebeurt. Met het erbarmelijke Les Côtelettes bijvoorbeeld (terecht), met Vincent Gallo’s The Brown Bunny (onterecht, maar ik had destijds niet de indruk dat hij er erg onder leed) en twee jaar geleden werd gehakt gemaakt van Sean Penns The Last Face.

Binnen no-time verschenen de eerste recensies online. The Hollywood Reporter repte van ‘insulting refugee porn’, ofwel vluchtelingenporno, een term die ik zelf ook in mijn schriftje had genoteerd tijdens de persvoorstelling.

De slachtpartij moet diepe indruk hebben gemaakt op directeur Thierry Fremaux. “Tough morning” schrijft hij in Sélection officielle: Journal, zijn vorig jaar verschenen boek over de editie van 2016. “La catastrophe s’est produite. En ik ken de wetten van Cannes. Sean zal worden behandeld als een totale nul.

Dat nooit meer, moet Frémaux hebben gedacht. Cannes nieuwe stijl dus.

Maandagmiddag, toen ik op Schiphol zat te wachten op mijn vlucht naar Nice, kreeg ik een mail van de persafdeling van het festival: 2,5 uur later zat Frémaux klaar om alle vragen van de pers te beantwoorden. Dat was niet de bekende Franse slag, maar perfecte Franse timing; het zal er niet druk geweest zijn.

Journalisten die dinsdagavond de openingsfilm Todos lo saben wilden zien (ik!), moesten anderhalf uur van tevoren plaatsnemen in Salle Debussy, waar eerst de rode loper (geen selfies!) en het complete zaalprogramma uit het vijftig meter verderop gelegen Grand Theâtre Lumière (ellenlange, slecht gescripte, niet ondertitelde toespraken, liedjes) op het witte doek te zien waren. Er werd steeds harder gezucht en gesteund. De persvoorstelling begon vervolgens net iets later dan de galapremière – voor alle zekerheid.