jpekker

Cannes dag 11: vrijdag 24 mei


Ik ben gisternacht tot en met de ontbrekende aftiteling blijven zitten bij Mektoub, My Love: Intermezzo (De film eindigt trouwens zonder aftiteling; terwijl het beeld zwart is klinkt Yes sir, I can boogie van Baccara), dus ik lag pas om 2 uur in bed, en werd toch weer om 5 over 7 wakker.

De ervaring leert dat ik dan niet meer in slaap val, dus ik ben nog maar een stukje gaan rennen. En heb daarna nog mijn traditionele head-dip in de Middellandse Zee gemaakt. Héél koud!

Vervolgens ben ik op mijn dooie akkertje naar het festivalpaleis gewandeld. De laatste dagen gaat het er daar gelukkig een stuk minder hysterisch aan toe dan in de eerste helft van het festival. Er zijn ook al heel veel journalisten en filmprofessionals naar huis. De ‘trades’ (Variety, Screen International en The Hollywood Reporter) verschijnen al dagen niet meer;  de landenpaviljoens blijven alleen maar open omdat dat contractueel is vastgelegd. De bordkartonnen poppen van Marten en Oopjen met palm staan na de eerste zonovergoten dagen niet meer op het terras van het Nederlandse paviljoen, maar binnen in een kast, veilig beschermd tegen regen en wind. Ze gaan zondag mee terug naar Amsterdam, voor een fotosessie bij het Filmfonds. 

Ik was benieuwd naar wat Abdellatif Kechiche over zijn film te zeggen had, dus ik ben nog even naar zijn persconferentie geweest. Hij vertelde dat hij heeft geprobeerd een verhaal op een andere manier te vertellen en dat je dus al je vooroordelen over film en narratief los moet laten om Mektoub, My Love: Intermezzo op waarde te kunnen schatten. Op de vraag of het politieonderzoek dat tegen hem loopt ter sprake is gekomen toen zijn film werd uitgenodigd voor Cannes, reageerde Kechiche als door een adder gebeten (Er schijnt alweer even geleden een klacht wegens ongewenste intimiteiten ingediend te zijn tegen Kechiche, maar of dat überhaupt tot een politieonderzoek heeft geleid is helemaal niet duidelijk). ‘Een zeer provocerende, ongepaste vraag’, aldus Kechiche. Zijn bloedmooie actrices zaten erbij en keken ernaar.

Na de persconferentie van Kechiche in één keer door naar de rendez-vous met Sylvester Stallone – van het ene naar het andere uiterste. Stallone was vijf jaar geleden voor het laatst in Cannes om de actiefilm The Expendables 3 te promoten. Dat was een invasie; zittend op een pantservoertuig reed de ster op leeftijd over de Croisette. Een complete chaos was het gevolg: fotografen en cameramensen gingen uit hun dak, agenten en speciaal ingevlogen veiligheidsmannen met zonnebrillen en oortjes waakten nerveus over Stallone en zijn brothers in crime Arnold Schwarzenegger, Mel Gibson en Harrison Ford tot Jason Statham, Wesley Snipes, Dolph Lundgren en Antonio Banderas.

Zo’n toestand werd het nu niet, maar aan Stallone lag het niet. De stampvolle Salle Debussy gaf hem bij binnenkomst al een staande ovatie; Stallone – houthakkersblouse, cowboylaarzen) antwoordde met handkusjes en buigingen en pakte vervolgens zijn mobieltje erbij om de dolenthousiaste zaal te filmen.

“Sly in Cannes; this is so great!” zei spreekstalmeester Didier Alloach. “Yo!” riposteerde Stallone. Vervolgens kwam zijn gehele, nogal eclectische carrière ter sprake; Stallone vertelde geweldige anekdotes en strooide met geestige oneliners. Over zijn accent: “Ik wist dat het erg was toen Arnold Schwarzenegger me zei dat ik een accent had”. Over Rocky: “Iedereen mocht hem spelen, behalve ik. Zelfs een kangoeroe mocht hem spelen, maar ik niet.”

Stallone vertelde dat de schildpadjes uit Rocky nog in leven zijn (“Iedereen is dood behalve de schildpadden; zij zijn mijn enige vrienden”) en over de manier waarop hij zijn rollen kiest: “Dustin Hoffman speelt Rambo niet, en ik speel Tootsie niet.  Als ik iets anders probeer, gaat het altijd mis; dan krijg je films als Stop! Or my mom will shoot”.

En toen moest ik helaas naar het vliegveld…