jpekker

Cannes dag 10 – vrijdag 20 mei

Mijn laatste competitiefilm gezien van deze editie: This must be the place, de eerste Engelstalige productie van de Italiaanse regisseur Paolo Sorrentino. Daarin speelt Sean Penn een op The Cure-voorman Robert Smith geënte rockzanger, met zwarte piekharen en vuurrood gestifte lippen, die op zoek gaat naar de kampbeul die het leven van zijn vader tot een hel heeft gemaakt. Pretentie en cliché’s vechten vervolgens om voorrang, in een groteske roadmovie boordevol shots die allemaal spectaculair en duizelingwekkend willen zijn, krankzinnige types, David Byrne als zichzelf en tegeltjeswijsheden begeleid door de bespiegelmuziek van Arvo Pärts. De reacties waren behoorlijk positief; ik vond het helemaal niks. Krijg ook David Byrne’s This must be the place (‘hooooome…’) – het (muzikale) thema van de film – niet meer uit mijn hoofd. Dat kan geen toeval zijn, ik wil zo langzamerhand wel weer naar huis…

Aansluitend toch even naar de persconferentie, die zoals altijd werd geleid door de Franse ijdeltuit Henri Béhar. Nadat hij iedereen had geïntroduceerd, was ook de stokoude Duitse acteur Heinz Lieven aangeschoven, die de kampbeul op oudere leeftijd speelt.

“Ah, er is nog een acteur bij ons komen zitten… Dames en heren, helemaal rechts aan de tafel…” Béhar bladerde nog wat door zijn papieren, maar kon de naam waar hij naar zocht niet vinden. “Helemaal rechts… de nazi!”

Was er toch een nazi op het festival.

Na de persconferentie razendsnel door naar mijn groepsgesprek met Kirsten Dunst, die bijzonder veel te vertellen had. Daarna een geweldig één-op-één-gesprek met mijn favoriete Russische regisseur Andrei Zvyangentsev, en daarna nog een groepsgesprek met Pedro Almodovar.

Toen was het wel weer mooi geweest. Hooooome…