jpekker

Cannes dag 1: woensdag 11 mei

Het leven was al mooi toen ik vorige week een spaghetti alle vongole verorberde op een zonovergoten terras in Sorrento, met uitzicht op de Middellandse Zee en de Vesuvius. Het werd nog net een beetje mooier toen ik een mail ontving van de persfafdeling van het festival van Cannes: ik kreeg een roze pas met stip.

Dat scheelt veel stress en tijd, want Cannes is niet alleen strak georganiseerd, maar ook über-hiërarchisch. Bij bijna alle persvoorstellingen mogen eerst de houders van een witte pas (oudgedienden) of roze pas met stip (de belangrijkste dagbladen) naar binnen. Vervolgens zijn de roze passen (iets minder belangrijke dagbladen) aan de beurt – zij komen meestal nog wel naar binnen. Dan, kort voor aanvang van de film, mogen de blauwe passen (filmperiodieken, onbeduidende kranten) binnen – als er tenminste nog plek is. Ten slotte, eigenlijk alleen in hypothetische gevallen, mogen de houders van gele badges de zaal in: websites, ondersteunende taken, et cetera.

Ik heb overigens jaren in de blauwe rij gestaan, toen ik nog hoofdredacteur was van het filmmaandblad Skrien. Dikwijls tevergeefs, en toch was het er meestal goed toeven; vooraan de blauwe rij tref je grotere filmliefhebbers dan in de roze-met-stip-rij.

Gistermiddag in Amsterdam mijn eerste Paroolstuk geschreven, daarna met vertraging aangekomen in Cannes – daar helpt geen kaart met stip tegen. In dezelfde vlucht zat Daphne Bunskoek en de VPRO-ploeg, die 2 uitzendingen van 40 minuten gaan maken, Jan Doense, Pieter van Huystee en BFD-persattaché Diane Borst, om maar een paar Nederlanders te noemen die de komende dagen ook in Cannes vertoeven.

Het wordt als ik me niet vergis mijn twaalfde festival. Er lopen overigens genoeg journalisten rond voor wie dat niks is. Ab Zagt (AD) bijvoorbeeld, Erik Koch (De Telegraaf) en René Mioch komen al veel langer in Cannes.

Na een rampzalige nacht in een kamer naast de bel van de nachtingang verhuisd naar een luxe appartement met net zo’n slechte internetverbinding als in het hotel. Daarna naar de persvoorstelling van de openingsfilm: Midnight in Paris van Woody Allen.

Midnight in Paris begint als promotiefilmpje van de Parijse afdeling citymarketing, met de clichéplaatjes van de Eiffeltoren, de Moulin Rouge, de Champs Elysées en de Arc de Triomphe en de Pont Neuf, wat volgt is een aanstekelijk sprookje over kunst en de liefde, vluchten in het verleden en het echte leven. Met Owen Wilson als een uberromantische scenarioschrijver met literaire aspiraties – met exact hetzelfde loopje en exact dezelfde dictie als Woody Allen. Op klokslag middernacht stopt een antieke Peugeot voor zijn neus, die hem naar de jaren ’20 transporteert. Daar ontmoet hij een parade aan beroemdheden, van Scott Fitzgerald en Ernest Hemmingway tot Pablo Picasso, Salvador Dali en Cole Porter. Hij inspireert Man Ray en doet Bunuel het idee aan de hand voor zijn Mexicaanse meesterwerk El angel exterminador (uit 1962!). Vincent van Gogh mag dan prominent aanwezig zijn op het filmaffiche, de film heeft hij niet gehaald.

Aansluitend naar drie persconfenties: van Woody Allen, Bernardo Bertolucci en van de Gouden Palm-jury. Christine Aime, hoofd van de persafdeking, dag gezegd, en Lise Kleijn de Nederlandse die sinds jaarcen dag de persconferenties in goede banen leidt. Aldaar ontpopte Robbert Blokland zich overigens als soort van René Mioch, met zakken krijtdrop in plaats van stroopwavels om de publiciteitsmedewerkers te paaien.

Tussendoor van het broodje rauwe ham dat collega Bor Beekman voor me had gekocht beroofd door Daphne Bunskoek, die aan haar lot was overgelaten door de VPRO-ploeg. Dan zorgde Twan Huys toch beter voor zichzelf…

Het gebruikelijke, maar daardoor niet minder vervelende rondje gemaakt langs allerhande persagentschappen om al mijn interviews te bevestigen. Meest verontrustende opmerking: je staat niet op de lijst (na een minuut of wat chaotisch spitten gevolgd door de mededeling dat je toch op de lijst staat en in het beste geval halfbakken verontschuldigingen). Ook vervelend: “Ik zeg er eerlijk bij dat het een grote groep is”. En schijnbaar onoplosbaar: ‘conflicting schemes’, ofwel interviews op hetzelfde moment op totaal verschillende locaties.

Cyrus Frisch (vergezeld van een jonge vrouw met een gouden puntmutsje op haar hoofd) nog tegen het lijf gel open, die me vroeg of ik alle filmmakers die ik spreek een persoonlijke oproep om mee te doen aan zijn World Problems Project (“commercieel en geëngageerd”) wil overhandigen. Waarom ook niet?

‘s Avonds naar de eerste competitiefilm: Sleeping Beauty, het speelfilmdebuut van de Australische Julia Leigh. Daarin verdient een studente veel geld door zich in comateuze toestand te laten misbruiken door rijke oude mannen. Alles mag, alleen penetratie is niet toegestaan, waarschuwt de hoerenmadam haar klanten van tevoren, in een al te raadselachtige parabel over macht, seksualiteit, schoonheid en ouderdom.