jpekker

Asghar Farhadi over Le passé: “Dé waarheid bestaat niet. Iedereen ziet iets anders”

Le passé gaat over een familie, dus is het logisch dat mensen overeenkomsten zien met mijn vorige films About Elly en A Seperation; daarin draaide het immers ook om families. Er is geen mooier thema dan familie, wat mij betreft: het is enerzijds bekend, maar altijd weer anders en uniek. Ik zou mijn leven kunnen wijden aan het uitspitten van dat thema, zonder ooit elk aspect te hebben belicht.”

De Iraanse regisseur Asghar Farhadi maakte naam met de intelligente familiedrama’s About Elly (2009), waarvoor hij de regieprijs won op van het festival van Berlijn, en A Seperation (2011), bekroond met de Gouden Beer op hetzelfde festival en de Oscar voor beste niet-Engelstalige Film.

De Oscar heeft zijn leven niet veranderd, meent Farhadi. Hij heeft geen deuren geopend (“Mijn vorige films waren ook niet moeilijk te financieren”), hij zorgde ook niet voor meer druk. “Ik was al bezig met deze film voordat ik de Oscar won. Daarna heb ik een paar maanden in Berlijn aan een film gewerkt, maar dat script beviel me niet genoeg. Toen ben ik teruggegaan naar Teheran en daar heb ik me weer op Le passé gestort. Ik was wél heel blij met de Oscar hoor; het was een enorme stimulans.”

In Le Passé draait het om een jonge Française (Bérénice Bejo), die met haar twee dochters, haar nieuwe, nog niet gescheiden geliefde (Tahar Rahim) en diens zoontje in een Parijse voorstad woont. Als haar Iraanse echtgenoot (Ali Mosaffa) uit Teheran overkomt om de scheidingspapieren te tekenen, komen de verhoudingen onder spanning te staan. “Het idee kwam van een vriend van me, die naar een ander land moest reizen om zijn scheiding rond te maken. Maar in dat verhaal ontbrak het conflict. Het was, als je dat zo kunt zeggen, een heel harmonieuze scheiding. Het ingewikkeldste aan dit script was om de crises van details te voorzien.”

Toen hij besloot om zijn film in Frankrijk op te nemen, werd Farhadi van verschillende kanten gewaarschuwd: de taalbarrière en de andere cultuur zouden zijn werk er niet eenvoudiger op maken. “Hoe vaker ik werd gewaarschuwd het niet te doen, hoe vastbeslotener ik werd het wel te doen. Zo zit ik nu eenmaal in elkaar. De film speelt in Frankrijk, maar zou even goed in vele andere landen kunnen spelen. Dit soort families bestaat overal: in Frankrijk, maar ook in Iran. Het gaat niet om de nationaliteit van de personages, denk ik. Het enige verschil is dat de Iraniër zich op een vrij ambigue manier uitdrukt, waar de Fransen de zaken veel directer stellen.”

Farhadi roemt zijn internationale cast, in de eerste plaats de kinderen. “Het kan moeilijk zijn om met kinderen te werken, maar ik doe het graag. Ze brengen iets bijzonders in: emotionaliteit en eerlijkheid. Ze deden wel mee aan de repetities, maar mijn methode was natuurlijk anders dan met de volwassenen. Je kunt ze niet het hele verhaal uitleggen. Je bedenkt daarom een spel voor ze, dat niets met de realiteit van de film te maken heeft, en laat ze daar vervolgens in los.”

De volwassen acteurs wilde Farhadi graag iets laten doen wat afwijkt van de rollen waarmee ze groot zijn geworden. Tahar Rahim is de perfecte Samir. Ik zag hem in Un prophète. Ik vond hem geweldig, maar wilde graag zijn gevoeliger kant laten zien. Bérénice Bejo kende ik van The Artist. Toen ik een promotietour voor de Oscars maakte door de VS deed zij dezelfde ronde voor The Artist; zo hebben we elkaar goed leren kennen. Ze is niet alleen heel mooi, maar ook heel intelligent. Ik wist direct dat ze geen moeite zou hebben met deze zware rol.”

Alles staat in het script, benadrukt Fargadi, die beïnvloed is door uiteenlopende kunstenaars als Ibsen, Pinter, Tsjechov, Billy Wilder, Kurosawa en Ozu. Maar tijdens de lange repetitieperiode – tweeëneenhalve maand – krijgen zijn acteurs alle ruimte om dingen uit te proberen. “We beginnen weer bij nul, ontwikkelen de personages samen opnieuw. Ze zijn volledig vrij. Zodat ze het gevoel hebben dat ze hun eigen personage hebben ontwikkeld. Ik vertel ook nooit wat ik van mijn personages vind; ze zijn me in principe allemaal even lief.”

En toch zijn er – zoals in al zijn films – opvallende verschillen tussen de mannelijke en de vrouwelijke personages. “Het is mij ook opgevallen, maar het gaat niet bewust. De vrouwen zijn veel bereidwilliger om te veranderen; mannen zien liever dat alles blijft zoals het is – in mijn films althans; ik weet eigenlijk niet of dat in werkelijkheid ook zo is.”

Zijn films lijken op whodunits, aldus Farhadi. “Maar in de meeste detectives wordt de hoofdrol gespeeld door een rechercheur, die de taak heeft het mysterie op te lossen. Bij mij niet; er is helemaal geen rechercheur, de kijkers hebben zelf de taak om uit te zoeken hoe alles in elkaar steekt en wat in het verleden is gebeurd. Waarbij het zo kan zijn dat iedere detective een andere oplossing vindt dan de detective die naast hem zit.”

Het einde van de film, waarin Samir een bezoek brengt aan zijn vrouw die al maanden in coma ligt, verdeelt zijn publiek, heeft Farhadi ervaren. Dat is precies de bedoeling. “Dé waarheid bestaat niet. Iedereen ziet iets anders. Soms gebeurt er iets pal voor onze ogen, maar zien wij het niet. Of zien we het anders. Als Samir aan de andere kant van het bed was gaan zitten, had hij de traan van zijn vrouw misschien wél gezien en begrepen dat zij hem hoort. Zoiets kleins kan over leven en dood beslissen. En zoiets simpels kan tegelijk zo complex zijn. Want dan nog: de traan kan een emotionele reactie zijn, maar ook een fysiologisch reactie. Zoals de dokter zegt: we kunnen het niet zeker weten.”

Welke film hij nu gaat maken, weet Asghar Farhadi niet precies. Hij ziet wel wat er op zijn pad komt. Maar eerst gaat hij terug naar Teheran. “Daar voel ik me thuis. En ik wil het Iraanse volk Le passé ook zo snel mogelijk laten zien. Het volk heeft er recht op, vind ik. Zij hebben mij gemaakt tot wie ik ben, nu wil ik hen graag terugbetalen. Ja, de autoriteiten hebben de film al gezien en nee, ze hadden er geen problemen mee.”

Het beeld van zijn land is enorm gekleurd, meent Farhadi. “Ik zeg niet dat er geen problemen zijn in Iran, maar de meeste dingen waar de mensen in het buitenland, jullie incluis, zich druk om maken zijn onbenullig in vergelijking met de echte problemen. Dat komt door de media – als er niks bijzonders gebeurt, is het nu eenmaal geen nieuws –, maar ook door het beeld dat van Iran wordt geschetst in films.

Hij bijt op zijn tong, maar vervolgt dan: “Argo, bijvoorbeeld, is een verwerpelijke film. Vooropgesteld: het staat iedere filmmaker vrij een film te maken over ieder willekeurig onderwerp. Maar als je in het begin meldt dat de film is gebaseerd op ware gebeurtenissen, verandert dat de zaak. Mijn probleem is tweeledig: ik vind Argo cinematografisch niet bijzonder geslaagd, maar dat geldt voor wel meer films. Als Iraniër ervaar ik een veel groter probleem: alle Iraniërs in Argo zijn hetzelfde. Het zijn al-le-maal wildemannen: de mensen die de ambassade bezetten, maar ook de mensen op straat en de mannen en vrouwen op de bazaar. Dat staat zo ver af van de realiteit. Het is beledigend. En het doet me pijn. Ik hoop dat ik nooit zo’n oneerlijke film kan maken.”