jpekker

Amsterdam herbergt vele tientallen wandkunstwerken in en aan gebouwen uit de periode van de wederopbouw. ‘Als je even niet oplet, gaat de sloophamer erin.’

‘Amsterdamse wandkunstwerken uit de wederopbouwperiode hebben lang niet de aandacht – laat staan de waardering – gekregen die ze verdienen,’ stelt wethouder Touria Meliani in de brochure Zie de muren spreken – Naoorlogse monumentale wandkunst in Amsterdam, die onlangs werd gepresenteerd tijdens een symposium over wandkunst. ‘Lang zag ik ze zelf ook niet, terwijl ik dagelijks wandkunst in de openbare ruimte passeerde.’

Het zijn kunstwerken die vaak met overheidssubsidie tot stand zijn gekomen en inmiddels overal onder druk staan. De deconfessionalisering heeft zijn tol geëist in kerken; de voortdurende onderwijsvernieuwingen en vergrotingen van scholen en schoolgebouwen waren een aanslag. De economische recessie van beginjaren tachtig, met bedrijfssluitingen en sloop van bedrijfspanden als gevolg, en de daaropvolgende privatiseringswoede van overheidsdiensten en zorginstellingen zorgden voor een kaalslag.

Bij het faillissement van MC Slotervaart, vorige maand, rees de vraag wat er ging gebeuren met de glazen wand met kleurige gezichten in de centrale hal van Cobrakunstenaar Karel Appel (1921-2006). De (kunst)historische waarde is enorm; Appel heeft slechts één ander glasappliqué gemaakt in Amsterdam, dat in bezit is van ABN Amro en in 2011 nog een verzekeringswaarde had van 3 miljoen euro.

De gemeente besteedde bij de inrichting van het ziekenhuis in 1975, omgerekend naar nu, bijna 2 miljoen euro aan kunst. Maar sinds de verzelfstandiging van het Slotervaart in 1997 heeft ze geen enkele zeggenschap meer over het werk. Na doorverkoop van het gebouw van het MC Slotervaart zou de bijzondere Appel dus zomaar achter schrootjes kunnen verdwijnen of worden doorverkocht aan de hoogste bieder.

“Karel Appel redt zichzelf, door zijn naam,” stelt architectuur- en kunsthistoricus Yteke Spoelstra. “Maar er zijn ook prachtige werken van kunstenaars van mindere naam en faam die, als er even niet wordt opgelet, wél ten prooi vallen aan de sloophamer omdat niemand weet dat ze achter een wandje zitten. Of ze eindigen in een afvalcontainer omdat ze niet op waarde worden geschat. En weg is weg, hè. In het Slotervaart raakte al eerder een schuifwand van beeldend kunstenaar Rolf Adel zoek – waarschijnlijk is ie vernietigd. Een lichte houten reliëfwand van de Franse kunstenaar René Karrèr werd donkerbruin overgeschilderd.”

Zo dreigt veel kunst uit de wederopbouwtijd te verdwijnen. Kunst die met dubbeltjes en kwartjes van de naoorlogse burgers is betaald; bij elk wederopbouwpand ging 1,5 procent van de bouwkosten naar monumentale kunst – van glas in beton, glas in metaal en baksteenreliëfs tot grote tegeltableaus en mozaïeken die de veelzijdigheid, de originaliteit en de experimenteerlust van de stad, de kunstenaars en de Amsterdammers beklemtonen.

Het was de gemeenteraadsleden Nelly Duijndam, Pia van den Berg en Marcel van den Heuvel van respectievelijk SP, PvdA en D66 een doorn in het oog dat steeds meer monumentale wandkunstwerken uit het stadsbeeld verdwenen. In februari 2016 stelden zij daarom een ‘inventarisatie en waardestelling’ voor van de naoorlogse kunst, die unaniem werd gesteund door de gemeenteraad.

“Dit is een belangrijke stap,” meent Spoelstra, die met Norman Vervat van de Erfgoedvereniging Heemschut de inventarisatie maakte. “De dienst Monumenten en Archeologie heeft nu voor het eerst in zijn geschiedenis geld beschikbaar gesteld om de monumentale kunstwerken te inventariseren en op kwaliteit te waarderen. In de jaren vijftig heeft Willem Sandberg, destijds directeur van het Stedelijk Museum, ook een inventarisatie gemaakt, bestaande uit kaartenbakken en niet-gepubliceerde lijsten. Sandberg ergerde zich toen ook al aan het vernietigen van deze kunstwerken, maar er is voor zover ik kan nagaan nooit beleid voor opgesteld.”

In haar ‘quickscan’ heeft Spoelstra 220 Amsterdamse kunstwerken uit de periode 1945-1975 geïnventariseerd en in overleg met een klankbordgroep van deskundigen beoordeeld op basis van drie criteria: de architectuurhistorische, de cultuurhistorische en de kunsthistorische waarde. Oftewel: hoe vooraanstaand is de kunstenaar in kwestie en hoe bijzonder het specifieke kunstwerk? Hoe belangrijk is het gebouw voor de architectuurgeschiedenis? En wat draagt het kunstwerk bij aan de directe omgeving? Zo ontstonden drie categorieën: ‘top’, ‘waardevol’ en ‘behoudenswaardig’. “Pakweg de helft van de 220 kunstwerken behoort tot de top. De Karel Appelbar in het Stedelijk is een topper. Hetzelfde geldt voor Antonio Saura’s glasappliqué in de Thomaskerk, voor de glas-in-betonramen van Berend Hendriks in de Koningskerk en voor een wandschildering van Aart Roos in de Stayokay in Oost. Dat zijn stuk voor stuk werken die je beslist wilt behouden.”

Dat is niet altijd vanzelfsprekend, aldus Spoelstra. “Toen de Stayokay zijn intrek nam in de Derde Technische School aan het Timorplein en het gebouw werd gerenoveerd, waren er plannen om de muur door te breken. Of neem het House of Watt in de James Wattstraat; toen de nieuwe eigenaar kwam kijken in de kale ruimte zei de makelaar dat de houten wand in de entree er wel uit kon. Dan werd het één grote ruimte – hij had zelfs al een artist’s impression. De nieuwe eigenaar dacht er gelukkig anders over; die herstelde het houtreliëf van Jan Peeters in oude luister.”

Er is sinds de zomer een (eenmalige) subsidie voor eigenaren, zowel voor onderzoek als voor restauratie en herplaatsing, waardoor er steeds vaker wandkunstwerken worden herplaatst. Een goed voorbeeld is een groot natuursteenreliëf van Frits Sieger in de gymzaal van de Slotermeerschool. Die muur schoof bij de verbouwing drie meter op; het reliëf is er netjes uitgehaald en ingemetseld in de nieuwe muur.

Schoolbesturen willen meestal wel meewerken aan herplaatsen of restaureren, maar de directie heeft soms praktische bezwaren. De gemeente, afdeling onderwijshuisvesting, wil daarom laten vastleggen dat schoolbesturen zich als ‘goede eigenaar’ moeten gedragen als ze waardevolle kunst in huis hebben. “Dus beschermen en verzorgen,” aldus Jasper Stam van onderwijshuisvesting. “Bij een renovatie moet het werk terugkeren, bij sloop moet het kunstwerk worden gered en een goede nieuwe plek krijgen in de nieuwe school. Uiteraard moet hier ook een vergoeding tegenover staan.”

Een stap in de goede richting, denkt Spoelstra. “Maar er zit niet alleen wandkunst in veel scholen uit de jaren vijftig, maar ook in voormalige postkantoren, banken, bestuursgebouwen en bedrijfspanden. Het overzicht met alle waardevolle wandkunstwerken is gelukkig ook digitaal toegankelijk. Dan kunnen alle betrokkenen – vastgoedeigenaren, projectontwikkelaars, ambtenaren en bewoners – in elk geval niet meer zeggen dat ze niet wisten dat het kunst is.”

5 Amsterdamse Toppers

Wandschildering Karel Appel (1949) in The Grand Hotel, Oudezijds Voorburgwal 197
Binnen een jaar nadat Appel zijn wandschildering Vragende kinderen had aangebracht in de kantine van het voormalige stadhuis werd het werk weggewerkt achter behang, omdat ambtenaren niet wilden aankijken tegen ‘de hongerige oorlogskinderen’. In 1959 gerestaureerd.

Glas-in-betonwerk van Berend Hendriks (1956) in de Koningskerk, Ostwaldstraat 5
De enige kerk in Amsterdam waarin deze techniek op zo’n grote schaal is toegepast; de wand stelt een engel voor, naar een visioen uit Openbaringen 14.

Wandschildering Aart Roos (1962) in de StayOkay, Timorplein 21
In de aula van de voormalige Derde technische School op het Timorplein maakte Hendriks een van zijn belangrijkste wandschilderingen, met vogels en bloemen.

Schoolmuur met ingelegd natuursteen van Harry op de Laak (1956) voor het Cygnus Gymnasium, Vrolikstraat 8
In en op de voormalige Christelijke Technische School Patrimonium zitten diverse werken met kunsthistorische waarde. Het reliëf op de muur voor de school verbeeldt de Genesis, de schepping van de aarde.

Glasappliqué van Antonio Saura (1967) in de Thomaskerk, Pr. Irenestraat 36
De Spaanse kunstenaar Antonio Saura maakte maar één glasapplique, de kruisiging, gebaseerd op De Kruisiging, Velazquez’ monumentale schilderij uit 1631.