jpekker

‘Als je het echt houdt, gebeurt er zo veel wat je nooit had kunnen bedenken’

Vanavond wordt Kan door huid heen uitgezonden, om 23:15 uur op Nederland 2. Het speelfilmdebuut van Esther Rots werd vorig jaar overladen met prijzen, in binnen- en buitenland. Ik sprak Rots tijdens de opnamen, in december 2007 in een huisje in het Vlaamse Sint-Margriete, toen de toekomst nog ongewis was.

‘Het scenario had wel een einde. Maar toen ik dat schreef wist ik helemaal niet hoe de hoofdrolspelers met elkaar zouden zijn. Ze hebben van tevoren een avondje bij elkaar gezeten, maar er moet toch iets gaan bloeien. Gaandeweg heb ik het verhaal aangepast. Geen drastische zaken, maar kleine dingetjes. Ook het einde bleek in grote lijnen wel te kloppen, achteraf gezien.’

In de speelfilm Kan door huid heen van Esther Rots wordt de luchtbel van het onbezorgde, stadse leven van de dertiger Marieke abrupt doorgeprikt als haar vriend het uitmaakt. In de woelige periode die volgt, dringt een toevallig passerende gek haar huis binnen en randt haar aan. Van een ‘gewoon’ mens dat alles denkt te hebben, verandert Marieke in een slachtoffer. In een mum van tijd.

Het grootste deel van de opnamen vond plaats in Sint-Margriete, een dorpje met nog geen zevenhonderd inwoners in het Meetjesland in het noordwesten van Oost-Vlaanderen, vlakbij de Nederlandse grens. In een eindeloos weiland, aan het einde van een doodlopend weggetje, met links en rechts sloten en knotwilgen staat het huis waar Marieke zich na de aanranding terugtrekt. Productieleider Maudy van Bree: ‘Er is geen bewoner die ons inmiddels niet kent. Iedereen helpt. Is er een tractor nodig? Geen probleem! Moet de gierput geleegd worden? We komen eraan!’

Op het erf achter het huis staan een oude, betonnen varkensschuur en een ingestort kippenhok. In de verte geeft een groepje bomen aan dat daar de buren wonen. ‘De plek is heel belangrijk’, aldus Esther Rots. ‘Marieke’s ontwikkeling loopt parallel met die van het huis.’

Rots maakte razendsnel naam met twee volstrekt eigenzinnige, associatieve, bijna plotloze films, die beide werden geselecteerd voor de kortfilmcompetitie van het festival van Cannes: Speel met me (2002), waarin een jonge vrouw zich op een zomerdag verliest in associaties, en Ik ontspruit (2003), over een vrouw die na jaren terugkeert naar haar ouderlijk huis. ‘Het is dat ik er een krantenartikel van heb, anders zou ik het nog steeds niet geloven. Het is zo absurd. Cannes leek ver weg en onbenaderbaar. Niet dat het festival in mijn ogen nu kleiner is geworden, of ikzelf groter, maar ik zie het nu wel in een ander perspectief. Je kunt er zo tussen zitten.’

Wereldberoemd in het festivalcircuit, onbekend bij het Nederlandse bioscooppubliek; het zegt veel over het werk en de werkwijze van Rots. Bij haar draait het niet om het verhaaltje; Rots hanteert een volstrekt eigen, intuïtieve taal, waarin een belangrijke rol is weggelegd voor ogenschijnlijk futiele details. En voor de natuur en de wisselende seizoenen.

‘Als Marieke na een barre winter weer sterker wordt, wordt het huis mooier. Wanneer ze optimistisch is, moet de kijker door de verzadigde grijze muren en het verrotte hout heen nieuwe mogelijkheden zien. Begin van het jaar hebben we staan bikkelen in de kou. Daardoor ontstaat een soort intimiteit, eerlijkheid. Je hebt geen tijd of energie voor onzin.’

Ze is benieuwd of er wat van terug is te zien in het eindresultaat. ‘Ik denk het wel. Als je het echt houdt, gebeurt er zo veel wat je nooit had kunnen bedenken. Als je maar snel genoeg bent, kun je dat beetpakken. Dat zijn cadeautjes die je nooit zult krijgen als je bij 30 graden filmt. Hoofdrolspeelster Rifka Lodeizen had een loopneus, die heb je niet als het warm is. Er liepen echte rillingen over haar lijf en ze had kippenvel. Dat is echt. Dat is anders.’

Er werd gefilmd in lange aaneengesloten perioden, aan het begin van het jaar, in de zomer en de herfst en in december. In het huis zijn de sporen van de eerdere opnamen zichtbaar. Een deel van de muren is oud en vervallen. Andere stukken zijn opgeknapt. In een zacht blauw geverfde hoek van de woonkamer staat een breedbeeldtelevisie. Rots: ‘Toen we begin dit jaar begonnen, had er wel iemand gewoond. Er zat behang tegen de muur en er lag vloerbedekking. Toen we dat gingen verwijderen, of beter: toen Marieke dat ging verwijderen, kwam de natte, verrotte muur tevoorschijn. In de winter ziet ze hoe groot de klus is waar ze voor staat en hoe klein zij zelf eigenlijk is.’

Rifka Lodeizen (Marieke) zit te wachten in het keukentje. Hoewel de elektrische kachel brandt, is het er guur. Op de keukentafel ligt een nepbuik. Lodeizen vraagt Rots of ze hem voor moet binden. Haar tegenspeler, de Vlaamse acteur Wim Opbrouck, zit kriebelige tekeningetjes te maken in een schrift. ‘Veel acteurs roken. Ik niet. Dit is mijn manier om rustig te blijven. Ik heb boeken vol getekend.’

Opbrouck speelt John, een man uit de buurt die zich over Marieke ontfermt. In de slotscène moet hij haar uit de douche tillen, door de nauwe gang en de woonkamer lopen en haar vervolgens in de slaapkamer in bed leggen. Tijdens de camerarepetities mag Opbrouck zijn krachten sparen; zijn plek wordt ingenomen door geluidsman Victor Horstink. Keer op keer trekt een kleine polonaise door het huis: Lodeizen in de armen van Horstink, op de huid gezeten door cameraman Lennert Hillege en zijn assistent. De regisseuse loopt daar weer een paar meter achter, de opnamen volgend op een draagbare monitor. Net op tijd bemerkt Hillege dat de drempel los ligt. ‘Het rot weg terwijl je erbij staat.’

Rots (1972) studeerde mode aan de Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem. ‘Ik was zestien, wilde iets met kunst. Mode an sich, het broekje zeg maar, heeft me nooit zo geboeid.’ Vervolgens deed ze anderhalf jaar art direction op de Filmacademie en ging ze films maken, eerst samen met haar partner Dan Geesin, daarna alleen. Haar eerste films vielen vooral op in het buitenland, haar derde korte, opnieuw bijna plotloze film Dialoogoefening, over een jonge vrouw die zich een weg baant door de stad en haar eigen gedachten, werd in 2005 op het Nederlands Film Festival bekroond met de NPS-Prijs en het Gouden Kalf voor de Beste Korte Film. Rots had inmiddels van Mart Dominicus, de artistiek adviseur van het Filmfonds, carte blanche gekregen voor het ontwikkelen van een speelfilmplan. ‘Het schrijven ging heel langzaam. Ik raakte er gefrustreerd van. Toen is het idee voor Kan door huid heen ontstaan.’

Kan door huid heen is begonnen als zelfonderzoek, maar de film is niet autobiografisch, benadrukt Rots. ‘Ik neem mezelf als maatstaf. Om echt te blijven, schrijf ik over hoe ik zou kunnen reageren in het geval mij zoiets zou overkomen. Marieke denkt echt dat ze haar leven weer onder controle krijgt. Maar ze houdt zichzelf voor de gek. Dat doen we allemaal, denk ik. Ik ook. Dagelijks.’

Tijdens de opnamen is er meer van Rifka Lodeizen in Marieke gaan zitten. ‘Zij heeft een bepaald soort humor, een zelfspot, die een enorme verrijking is voor Marieke. Ik zocht een Daphne Bunskoek schuine streep Sophie Hilbrand- achtige vrouw. Een sterke, nuchtere, snel levende vrouw. Rifka zat al in mijn achterhoofd sinds ze auditie deed voor Dialoogoefening. Ze levert zoveel aan, ze is zo divers. En het is niet gering wat ik van haar vraag.’

‘Ik ben vier keer onder de koude douche gezet en ik heb ‘s nachts poedelnaakt door Rotterdam moeten lopen. Ik ben sowieso nog nooit zo vaak naakt geweest in een film. En ik was toch wel wat gewend met Eddy Terstall’, lacht Lodeizen. ‘Als je alleen in een huis zit, ga je gewoon in bad’, vergoelijkt Rots. ‘Zeker Marieke. Dan doet ze de kachel aan; dat is een soort van feestje.’

In de slotscène mag Lodeizen haar kleren aanhouden. ‘Het is het laatste wat de kijker te zien krijgt’, legt Rots uit. ‘Marieke neemt afstand van het leven dat ze hier heeft. In deze scène beslist ze dat John, het huisje, de baby die ze draagt; dat dat niet het leven is dat ze wil leven. Daar moet de kijker uit haar stijgen, zeg maar.’

Er komt heel wat bij kijken om dat gevoel te bereiken. ‘Sommige shots knallen we er in een keer op. Als ze uit de supermarkt komt en de auto in stapt bijvoorbeeld, dat hoef je maar één keer te doen. Maar dit luistert heel precies. Als Rifka een fractie van een seconde te lang in de camera kijkt, dan stoort dat.’

Na de eerste take vraagt Rots aan Opbrouck of hij Lodeizen iets zachter op het bed kan leggen. De acteur antwoordt dat dat niet eenvoudig is omdat hij zich in een tegennatuurlijke houding moet wurmen. ‘Normaal, in mijn vrije tijd, leg ik haar niet zo neer.’ De tweede take is Rots tevreden. ‘Dit is mooi, zo. Wim is heel mooi. Iedereen is mooi.’ Dat treft. Opbrouck heeft maar tot een uur of drie; ‘s avonds moet hij alweer op de planken staan in Gent, in Instinct van Johan Simons.

In de periodes dat ze niet aan het filmen was, is Rots al begonnen met de montage.

Als ze de deadline van Cannes zou willen halen, moet de film in mei klaar zijn, maar Rots denkt dat ze dat niet gaat halen. ‘Dan moet je je film in januari, februari zo’n beetje inzenden. Ik denk niet dat het zinvol is om tegen de klippen op te gaan monteren. Cannes is hartstikke belangrijk, maar er zijn nog wel een paar festivals waar dit soort films goed terecht kan. Venetië zou ook heel mooi zijn.’

Druk voelt ze niet. ‘Het zou waanzinnig zijn als er iets gaafs met de film gaat gebeuren, maar dat is niet bepalend voor het gevoel dat ik eraan over houd. Ik wilde een bepaalde manier van werken uitproberen. In die zin is de film nu al geslaagd.’

De teleurstellende bezoekersaantallen van recente Nederlandse kunstzinnige films als Wolfsbergen, Tussenstand, en Nadine doen Rots niet zo veel. ‘Het klinkt misschien een beetje vreemd, maar ik heb Kan door huid heen in eerste instantie voor mezelf gemaakt, niet voor die 2042 Nederlandse bezoekers. Wat niet wil zeggen dat ik geen rekening houdt met het publiek. Integendeel. Er is wel iets wat ik mee wil geven. De helft mag het onzin vinden, maar er moeten wel een paar mensen zijn die er wat van meekrijgen, anders is de film wat mij betreft mislukt.’