jpekker

Alice Neel, verzamelaar van zielen

neel_alice_self_portrait

Alice Neel maakte het nooit mooier dan het was. Haar onflatteuze, soms bijna abstracte portretten hangen nu in het Haags Gemeentemuseum.

hartley-on-the-rocking-horse

De oude vrouw zit naakt in een opvallende, blauw-wit gestreepte fauteuil. Op het randje, alsof ze elk moment weg wil lopen. In haar rechterhand heeft ze een kwast, in haar linkerhand een witte zakdoek. Haar slappe borsten hangen over haar forse buik. Haar haar is wit, haar mondhoeken zijn naar beneden geplooid, op haar neus staat een enorme uilenbril. Scheef. Onflatteus.

De Alice Neeltentoonstelling in het Gemeentemuseum Den Haag opent met een niets verhullend, onbarmhartig schilderij waarop de kunstenaar zichzelf heeft afgebeeld op tachtigjarige leeftijd. Of preciezer: Neel begon eraan toen ze 75 was, maar voltooide het niet. Ze schilderde en bestudeerde veel liever anderen. Het enige andere zelfportretje dat Neel maakte, staat op de achtergrond van een portret van haar jongste zoon Hartley. Die zit op een hobbelpaardje dat ze op straat had gevonden; de schilderende Neel is zichtbaar in de spiegel boven een ladenkast, ver weg op de achtergrond.

data6400237

De Amerikaanse Alice Neel (1900-1984) wordt gerekend tot de belangrijkste portretschilders van de twintigste eeuw, maar de erkenning kwam pas aan het eind van haar leven – eigenlijk pas na haar dood. Toen ze 74 was, had ze pas haar eerste solotentoonstelling in het Whitney Museum in New York, zeer tegen de zin van de conservator hedendaagse kunst.

Het heeft haar er nooit van weerhouden om te schilderen. In tegendeel, zoals de overzichtstentoonstelling Schilder van de ziel in het Gemeentemuseum Den Haag laat zien. Er hangt een enorm aantal schilderijen van buren en buurtbewoners, kunstenaars, schilders, schrijvers, muzikanten, journalisten, conservatoren en galeristen, gemaakt in zes decennia.

hartley

De min of meer chronologische tentoonstelling begint in 1926, toen Neel met haar eerste echtgenoot, de Cubaanse schilder Carlos Enríquez, op Cuba woonde. Na de dood van hun oudste dochter, die op eenjarige leeftijd overleed aan difterie, en de geboorte van een tweede dochter, Isabetta, verliet Enríquez haar. Hij nam Isabetta mee naar Havana, waar ze werd grootgebracht door zijn familie. Neel kreeg een zenuwinzinking en werd opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Ze zag haar dochter nog één keer, toen het meisje vier was.

Kort nadat Isabetta zo abrupt uit haar leven was verdwenen, schilderde Neel Ontaarde Madonna, een aangrijpend tafereel van een vrouw met een kind met een lijkbleek gelaat op schoot en, half in de achtergrond verstopt, een tweede kind. Het lijkt een verwijzing naar haar eigen situatie, maar het is een portret van een – kinderloze – vriendin. Neel heeft altijd haar eigen gevoelens en ideeën op anderen geprojecteerd.

In het begin van haar carrière schilderde ze vooral ‘gewone’ mensen, haar mannen en minnaars, kinderen en kleinkinderen. Nadat ze begin jaren zestig naar de welvarende Upper West Side was verhuisd, schilderde ze ook invloedrijke curatoren, kunstcritici en kunsthandelaren. Door haar vriendschap met Andy Warhol kwam ze in contact met diens ‘superstars’, onder wie Jackie Curtis, over wie Lou Reed het nummer Walk on the wild side schreef. Met haar portretten van Curtis en andere ‘vrijgevochten’ vrouwen droeg Neel bij aan de emancipatie van die verschillende subculturen.

andy-warhol-1970

De selectie is groot, misschien wel iets te groot; niet alle schilderijen zijn even goed. En er ontbreken ook een paar topstukken. Het schitterende portret dat Neel maakte van Andy Warhol, bijvoorbeeld, staat wel in de catalogus, maar ontbreekt in de tentoonstelling. Neel maakte het toen ze zeventig was, twee jaar nadat hij was neergeschoten door de feministe Valerie Solanas. Warhol zit met gesloten ogen en ontbloot bovenlijf op een sofa die uit een paar simpele lijnen bestaat; het korset dat hij na de aanslag moest dragen en de enorme littekens zijn duidelijk zichtbaar.

Het kwetsbare, bijna serene portret van Warhol doet enigszins denken aan haar zelfportret: Neel maakt het niet mooier dan het is. Ze probeert altijd weer onder de huid van haar model te kruipen. “Als ik geen schilder was geworden, zou ik nu psychiater zijn,” heeft ze daar eens over gezegd; ze noemde zichzelf ‘een verzamelaar van zielen’. Maar haar portrettengalerij zegt net zoveel over Neel zelf.

poindexter

alice-neel_ellie-poindexter

In 1962 maakte Neel twee portretten van Ellie Poindexter, een New Yorkse galerist die kunstenaars bracht als Willem de Kooning en Milton Resnick. Het eerste portret – dat in een bijschrift wordt genoemd maar niet in Den Haag te zien is – was tamelijk conventioneel: Poindexter zit stijfjes, in een lila jurk met daarop een rode roos en draagt een zwart hoedje. De achtergrond is zeer abstract, een verwijzing naar Poindexters belangstelling en voorkeur.

Naar verluidt was het geen prettige poseersessie, Poindexter kocht haar portret niet. Als daad van loutering maakte Neel direct nadat Poindexter weg was uit haar hoofd een tweede, veel woester schilderij. Ze draagt een felgele jurk en ziet eruit als een tang: haar gezicht is net een doodshoofd, ze heeft borsten als koplampen en om haar nek heeft ze een slangachtig bontje.

Het is jammer dat de twee portretten niet naast elkaar te bewonderen zijn, omdat ze samen zo goed duidelijk maken wat Neel allemaal vermag: van realistisch naar bijna abstract, van oppervlakkig naar indringend. Onflatteus, niet altijd anatomisch correct, soms op het cartooneske af, maar alleszeggend. Over Neels gemoedstoestand in elk geval.

Alice Neel, Schilder van de ziel. T/m 12/2 in het Gemeentemuseum, Den Haag