jpekker

Het nieuwe galerieseizoen is begonnen. Een greep uit het enorme aanbod.

Door KEES KEIJER en JAN PIETER EKKER.
Dit artikel verscheen eerder in HET PAROOL.

De Amsterdamse galeries hielden de afgelopen maanden traditiegetrouw hun zomerslaap. Het leek dit jaar stiller dan ooit. Ook allerlei andere kunstinstituten als W139 en Stedelijk Museum Bureau Amsterdam hadden hun deuren gesloten, zodat er buiten de musea bitter weinig te beleven was op kunstgebied. Een vreemde situatie, want tegelijk wordt de stad bevolkt door hordes toeristen die in kunst geïnteresseerd zijn. Hoe dan ook, het afgelopen weekeinde werden de witte wijnflessen weer ontkurkt; het nieuwe galerieseizoen is begonnen en we doen een greep uit het enorme aanbod.

Galerie Stigter Van Doesburg pakt uit met een solo-expositie van Helen Verhoeven. Het zijn iconische portretten van moeders, veelal met kind. Klassiek van compositie, maar ze gaan stuk voor stuk aan de haal met het clichébeeld: de ene keer is het kind een lelijke jaren zeventig-lamp, de andere keer is het kind de moeder van een ander schilderij.

Grote delen zijn geweldig geschilderd, andere stukken bewust onbeholpen. Hoe langer je ernaar kijkt, hoe mee je ziet: de tien schilderijen zijn bonte zoekplaatjes, boordevol terugkerende motieven en thema’s. Die bovendien vele facetten van het moederschap laten zien – van de totale verbondenheid tussen moeder en kind tot de afwezige moeder.

Familiebanden zijn ook het thema van Alex Verhaest, die bij Grimm een reeks grote en kleine videowerken laat zien. Op het eerste gezicht lijken het bewerkte foto’s, tot je kleine bewegingen van figuren ziet, of een vlinder die door het beeld dwarrelt. Sommige werken zijn interactief. Een familieportret komt tot leven als de bezoeker een telefoonnummer belt. Dan blijkt ook dat alle werken eigenlijk met elkaar verbonden zijn. Ze zijn bovendien gedrenkt in een wonderlijke sfeer, die herinnert aan David Lynch en Jheronimus Bosch.

Bij Annet Gelink presenteert Roger Hiorns een intrigerend plan om een Boeing 737 onder de grond te begraven. Wordt misschien ooit een huiveringwekkend bezienswaardigheid, ergens ter wereld. De meeste werken op de tentoonstelling maken echter deel uit van Hiorns ‘foam pieces’. Uit roestvrijstalen en keramische kommen die zijn verbonden met luchtslangen verrijzen, belletje voor belletje, toeters van schuim. Een van de werken bevat gepureerde hersenen van een koe, waardoor de serie inhoudelijk een andere wending krijgt.

Ook het werk van Maartje Korstanje bij Upstream gaat op zoek naar de condition humaine en de grens tussen leven en dood. Korstanje maakte een reeks nieuwe sculpturen bij het Europees Keramisch Werkcentrum in ’s-Hertogenbosch. Ze doen denken aan geslachte karkassen die aan touwen hangen. Een bekend thema in de kunst, zoals bij De geslachte os van Rembrandt, maar een steeds zeldzamer gezicht in het dagelijks leven, waar vlees bijna onherkenbaar en steriel in de supermarkt ligt. Andere keramische werken van Korstanje doen denken aan gemummificeerde lichamen, die als bodemvondsten op grote tafels worden gepresenteerd.

Gerhard Hofland heeft schilderijen van de Zweedse Malin Persson: abstracte werken die geometrisch zijn opgedeeld in ruiten. Iedere ruit met zijn eigen, sombere blauw- of groentint en een eigen intensiteit. Het zijn verbeeldingen van landschappen, zo wordt duidelijk door een aantal tweeluiken, bestaande uit een figuratieve representatie van een landschap en een (soms pas maanden later gemaakte) abstrahering of interpretatie van dat landschap op het tweede doek.

Ook Erwin Olaf ging aan de slag met zijn eigen werk. Flatland Gallery toont de carbon-prints die hij maakte op basis van zijn (digitale) fotoserie van Berlijn in het interbellum, waarin, zoals zo vaak bij Olaf, schoonheid, decadentie, vergankelijkheid en verval hand in hand gaan.

In de achterzaal hangt de kleurenafdruk van een joch met sproeten op zijn wangen en een strenge scheiding in zijn haar, gezeten in een lederen fauteuil in een loge van de vrijmetselaars. In de grote ruimte hangt de petieterige kooldruk in oneindig veel grijstinten, waarop de bruine haren zwart zijn geworden, en de sproetjes bijna onzichtbaar zijn. Dan vallen je weer andere dingen op: van de uitgebalanceerde compositie tot de superieure blik van de jongen en zijn zwartleren handschoenen.

Paul Andriesse toont de geweldige potloodtekeningen die beeldend kunstenaar Jan van de Pavert maakte voor zijn kortfilm-in-ontwikkeling Lounge II, die wordt bevolkt door figuren die op de één of andere manier zijn idee van vrijheid representeren. Het zijn halffabrikaten en eindproducten tegelijk, die met behulp van de computer in reliëf zijn gegoten: twee Provo’s worden achterna gezeten door de bereden politie, jongelui liggen verstrengeld in het gras, twee Jane Fonda’s staan hand in hand.

Het aanbod in de galeries is dus overweldigend. Er zijn formalistische en conceptuele kunstwerken te vinden bij Slewe (Paul Drissen), Juliette Jongma (Lisa Oppenheim) of bij Martin van Zomeren (diverse kunstenaars). Of meer klassieke tekeningen bij Ron Mandos, waar Levi van Veluw bovendien een zinsbegoochelende installatie maakte.

De zelfkant van het leven komt aan bod bij de rauwe portretten van Kathe Burkhart bij Lumen Travo (Liz Taylor als ‘kutwijf’). En bij de schilderijen van Dawn Mellor bij Gabriel Rolt, waarin andere beroemde Hollywoodsterren worden omgetoverd tot afzichtelijke wezens. Het is weer voorbij, die stille zomer.