jpekker

Alles voor de kunst

tekst JAN PIETER EKKER en KEES KEIJER illustratie YTJE VEENSTRA.
Dit artikel verscheen eerder in HET PAROOL

‘Fake it till you make it, zeggen ze wel eens. Je moet doen alsof je een florerend bedrijf hebt, anders komen er geen klanten.” Enige flair kan Marnix van Boetzelaer niet worden ontzegd en dat komt in deze tijden waarschijnlijk goed van pas. Met Linda van Nispen opende hij vorig jaar oktober galerie Boetzelaer Nispen in de De Clercqstraat. Ondanks de crisis gaat het volgens de eigenaars steeds beter met de zaken.

Van Boetzelaer: “Het is absoluut niet makkelijk, maar als je nu een winstgevend galerieprogramma kunt neerzetten, weet je dat je verder wel goed zit. Als we in 2007 waren begonnen, hadden we nu waarschijnlijk een probleem gehad. Nu zijn wij gewend om met weinig middelen te overleven.”

De Amsterdamse galeriewereld is in transitie. Door de economische crisis, de opkomst van de internetgalerie en de ‘beursificatie’ van de kunstmarkt zou de galerie zoals wij die kennen zelfs helemaal verdwijnen. Klopt het idealistische beeld nog dat ‘Nederlandse galeriehouders oprechte kunstminnaars zijn, maar geen gehaaide zakenlui’, zoals Dominic van den Boogerd schrijft in Positioning the art gallery, een onlangs verschenen studie over de Amsterdamse galeries?

Veel nieuwe initiatieven zijn er de laatste jaren niet bijgekomen, maar het aantal galeries in Amsterdam is nog altijd groot. Het handelsregister van de Kamer van Koophandel geeft liefst 197 resultaten op ‘galerie kunst Amsterdam’.

Worstelen met de huurprijs

Boetzelaer Nispen was voorheen gevestigd in Londen; de galerie maakte de overstap naar Amsterdam om de kosten te drukken. Het grootste verschil tussen galeries in beide steden is volgens Van Boetzelaer de bereidheid jonge kunstenaars te ondersteunen. “Ik denk dat het hier moeilijker is om werk boven de tien- of twintigduizend euro te verkopen. Daar is het moeilijker om werk onder de tienduizend euro te verkopen.”

Galeries hebben, zeker in vergelijking met andere ondernemers, veel ruimte nodig om hun waar te tonen. Die hoge huurkosten blijken voor veel beginnende galeriehouders een obstakel. Van Boetzelaer: “Je kunt een door de gemeente gesponsorde ruimte betrekken in de Bijlmer. Maar anders moet je als beginner een ruimte huren die eigenlijk te duur is.”

Eén van de Amsterdamse galeries die worstelen met de huurprijs is Metis op de Lijnbaansgracht. Eigenaar Ron Lang, die de galerie sinds 2002 met zijn vrouw Rossana Alberico runt: “De huur is niet omhooggegaan, maar het wordt steeds moeilijker die op te brengen, naast alle andere kosten.” Sinds het begin van de financiële crisis zijn de verkopen minder geworden.

Metis gaat binnenkort op een andere manier verder en wil weer actiever naar beurzen gaan. Lang gaat vier keer per jaar exposities organiseren bij Galerie Witteveen in de Konijnenstraat. “Het mes snijdt aan twee kanten: ik ben verlost van heel veel vaste kosten en we kunnen weer andere activiteiten ontplooien.”

Metis is niet de eerste galerie die van de Lijnbaansgracht verdwijnt. Om uiteenlopende redenen zijn de afgelopen jaren ook The Living Room, Van Wijngaarden, Hakkens, Vous êtes ici en uitgeverij Artimo vertrokken. Volgens Lang kan het elders in de stad ook niet lang goed blijven gaan. “Je hoort allerlei verhalen en die zijn niet vaak positief.”

Martin Rogge van Flatland Gallery, die vorig jaar van Utrecht naar het galeriecomplex op de Lijnbaansgracht verhuisde, merkt niets van een teruggang. “Dat komt, en ik denk dat dit ook geldt voor onze buren Lumen Travo en Akinci, doordat onze focus niet lokaal is. Hoe cool de Lijnbaansgracht ook is gelegen, namelijk vlak bij het Rijksmuseum, het Stedelijk en Foam, het accent van onze werkzaamheden ligt buiten Amsterdam. Dat trekt geestig genoeg weer meer Amsterdammers aan.”

Anders dan Flatland heeft Metis vooral kunstenaars gepresenteerd die jong en tamelijk onbekend zijn. Lang: “Wij hebben ons ook altijd verlaten op een grote achterban van beginnende verzamelaars, mensen die hier een keer bij toeval zijn binnengekomen en daarna dingen hebben gekocht. Maar juist in die groep vallen nu de grootste klappen. Die mensen kopen nu minder.”

Hij ziet ook een groot verschil tussen galeries die voornamelijk werk verkopen tot tienduizend euro en galeries die daar ver boven gaan. “Grote galeries die veel duurder werk aanbieden gaan ook in deze tijd nog fantastisch. Verzamelaars komen bij Grimm met hun privéchauffeur voorrijden. Dat is echt een andere categorie.”

Met twee grote ruimtes, op de Keizersgracht en in de Frans Halsstraat, en klinkende internationale namen als Matthew Day Jackson, Atelier Van Lieshout en Daniel Richter wordt Jorg Grimm, actief sinds 2005, beschouwd als de succesvolste groeier van de afgelopen jaren. Last van de crisis heeft hij niet. “Als je gewoon goede kunst brengt, kunst die ergens over gaat en die ertoe doet, is dat een beetje los gezongen van de economische realiteit. Er zijn altijd mensen die hun geld aan kunst willen besteden. Wat we wel meer horen is dat mensen weliswaar kopen, maar dat ze pas na een maand of wat betalen.”

Grimm is net als andere ambitieuze galeriehouders actief op buitenlandse beurzen. Daar kan zo veel geld worden verdiend dat sommige galeries de afgelopen jaren bezuinigden op vierkante meters in Amsterdam. Een slechte ontwikkeling, volgens Grimm. “Hier wordt veel te weinig geïnvesteerd in ruimtes. Galeries blijven vaak jaren in een pijpenla. Terwijl het goed is voor hun kunstenaars om hun werk eens in een grotere ruimte te tonen.”

Het Stedelijk als klant

Volgens Grimm is het succes van een galerie moeilijk zichtbaar. “Je hebt wereldwijd galeries waar de incrowd op elke opening massaal bier staat te drinken, maar die staan op de rand van faillissement. Andere galeries halen miljoenenomzetten, enkel en alleen door telefonische contacten. Ook in Amsterdam geldt: de enige indicatie voor succes is het galerieprogramma. Zijn het kunstenaars die alleen gesubsidieerd in een bepaalde museumcontext hun werk kwijt kunnen? Of is het makkelijk verkoopbaar werk? Een succesvolle galerie heeft beide.”

“Je hebt het respect nodig van curatoren, medegaleriehouders en museumdirecteuren, anders zul je nooit goed verkopen aan verzamelaars die op de openingen van het Stedelijk komen.”

Niet geheel toevallig zit Grimms vestiging in De Pijp vlak bij het Stedelijk. Sinds de heropening is de toeloop groter, aldus Jorg Grimm. Ook directeur Ann Goldstein komt wel eens over de vloer, maar hij verwacht geen steun vanuit het museum. “Ik vind het geen automatische verplichting dat het de Amsterdamse galeries steunt, alleen omdat we in dezelfde stad zitten.”

Toch koopt het Stedelijk Museum regelmatig bij de Amsterdamse galeries. Conservator Leontine Coelewij: “We proberen zo goed mogelijk in de gaten te houden wat er wordt getoond, bij de gesettelde galeries, maar ook bij de jongste aanwas, zoals Jeanine Hofland of Boetzelaer Nispen. Daar vind je weer een heel andere energie. Omdat ze werken met kunstenaars van hun eigen generatie, die vaak net van de academie komen, zie je op openingen vaak weer een heel ander publiek.”

Recentelijk kocht het museum onder meer werk van Guido van der Werve bij Juliètte Jongma, van de Turkse kunstenaar Cevdet Erek bij Akinci, Commission van Erik van Lieshout bij Annet Gelink en iets van Mark Boulos bij Stigter Van Doesburg. “Je ziet in Amsterdam veel passie. In New York is het vooral big business, hier gaat het meer om de kunst; de betrokkenheid van de galeriehouders bij de kunstenaars is enorm.”

Toch wordt in de Amsterdamse galeriewereld gemopperd over de rol van het Stedelijk. Het museum zou minder betrokken en alert zijn dan musea in Den Haag en Rotterdam. “Er werd laatst door Museum Boijmans Van Beuningen een tentoonstelling in de Rotterdamse Onderzeeloods georganiseerd,” zegt een galeriehouder die anoniem wil blijven. Veel Amsterdamse galeries werden uitgenodigd voor een exclusieve preview. “Elke galerie mocht drie verzamelaars meenemen. Dat is voor iedereen ongelofelijk goed. Maar in Amsterdam neemt het Stedelijk Museum nooit het voortouw bij zulke initiatieven.”

De gevestigde orde

Annet Gelink: Draait een programma met internationale kunstenaars als Anya Gallaccio, Ryan Gander en Yael Bartana. Staat op de allerbeste kunstbeurzen ter wereld als Art Basel en de Frieze in Londen. Laurierstraat 187-189.
Paul Andriesse
: Verhuist uit het gebouw aan de Westerstraat naar de ruimte van De Expeditie van Zsa Zsa Eyck, die de komende tijd geen galerietentoonstellingen meer organiseert.
Fons Welters
: Is zijn jeugdig elan een beetje kwijt, maar heeft nog steeds goede kunstenaars zoals Job Koelewijn, Gabriel Lester, Folkert de Jong en David Jablonowski. Bloemstraat 140.
Stigter Van Doesburg
: Galerie Diana Stigter runde haar galerie al jaren samen met haar partner David van Doesburg, vandaar sinds kort een nieuwe naam. Elandsstraat 90.

De nieuwe golf

Martin van Zomeren: Experimenteel programma, moet op zoek naar een grotere ruimte. Prinsengracht 276.
Juliètte Jongma
: Begon in De Pijp met veel werk op papier, tegenwoordig steeds conceptueler. Gerard Doustraat 128a.
Grimm
: De golden wonderboy van zijn generatie. Is nu zelfs toegelaten tot Art Basel Unlimited. Keizersgracht 82, Frans Halsstraat 26.
Upstream
: Heeft dankzij kunstenaars als Marc Bijl en Izaak Zwartjes een tegendraads imago. Van Ostadestraat 294.
Gabriel Rolt
: Internationaal programma, locatie tussen de drogisten en kappers is niet ideaal. Elandsgracht 34.

De nieuwste lichting

Jeanine Hofland: Jonge conceptuele kunst. Durfde als een van de weinigen naar West te gaan. De Clercqstraat 62.
Tegenboschvanvreden: Begonnen eind 2009, accent op kunstenaars uit de Benelux. Bloemgracht 57.
Milk: Kleine ruimte met veel installaties. Witte de Withstraat 25.
Boetzelaer Nispen: Mix van kunstenaars uit Engeland en Nederland, vaak piepjong. De Clercqstraat 64.