jpekker

Galerie – Beeldende kunst in Amsterdam

Philipp Kremer, Love. T/m 27/7 in Apice for Artists, Van Ostadestraat 259hs

Philipp Kremer zat voor zich uit te staren, toen de volle metro stopte bij de halte Bahnhof Berlin-Friedrichstraße. Er liepen mensen richting de deuren om uit te stappen, terwijl op het perron alweer een menigte klaar stond. Plotseling kruiste zijn blik met die van een jonge vrouw. Op stel en sprong verdween haar sjaggerijnige blik en probeerde ze sexy en verleidelijk te kijken; deemoed, onschuld en vriendelijkheid in haar blik te leggen.

Ze knikte haar hoofd een beetje achterover en toverde een lach als uit een tandpastareclame tevoorschijn. In de reflectie van het glas controleerde ze of het resultaat van de transformatie haar beviel. Door de ruit zag Kremer dat het goed was; hij moest lachen en wisselde een blik van verstandhouding met de andere mannen in het compartiment. Het intieme moment was voorbij toen de deuren van de metro opengingen en ze ‘echt’ voor hen stond.

Kijken en bekeken worden, daarom draait het ook in de schilderijen van de jonge Philipp Kremer (Duisburg 1981), die sinds 2011 atelier houdt aan de Rijksakademie. Op het schitterende doek Smile, dat de gehele achterwand in beslag neemt van de kleine galerie in de Pijp van Daniela Apice, lacht een jonge vrouw haar mooiste lach, maar in haar ogen lijken tranen te staan. Op de achtergrond staat een enorme tractor, op haar wang valt een mysterieus licht. Heeft ze de plaatselijke schoonheidswedstrijd gewonnen? Of juist niet? Een dorpsidylle verstoord? Het schilderij, dat veel wegheeft van een filmstill, geeft het antwoord niet.

Kremers stijl is verraderlijk eenvoudig en kinderlijk naïef, maar trefzeker. Hele stukken zijn zo goed als abstract: het shirt van het meisje is een wit vlak dat fel contrasteert met het roze van haar gezicht en het rood van de tractor. Op een ander schilderij staat een figuur op de voorgrond: een wit jasje en een blauwe broek, aplomb weergegeven als grote, platte vlakken, weggelopen uit een schilderij van Bart van der Leck.

De bloemen en de gezichtsuitdrukkingen van de meisjes op de achtergrond zijn dan weer heel subtiel en uiterst precies. Het biedt veel openingen voor de kijker: niet alleen de verhalen die Kremer vertelt zijn reuze spannend, ook de formele kwesties.

Xue Mu, A Childish Nothingness / Black Diamond. T/m 7/4 in Galerie Gabriel Rolt, Elandsgracht 34.

Het lijkt een groepsexpositie, zo divers is het werk in galerie Gabriel Rolt. Maar alles is gemaakt door de Chinese, in Amsterdam wonende en werkende Xue Mu. Er hangt een even speels als intrigerend object bestaande uit rijen strak geordende ballen in allerlei maten – van plastic pingpongballetjes tot metalen jeu de boules-ballen. Malevich in 3D. Op een sokkel staat een Chinees houtskooldoosje met en een enorme diamant erin en spiegeltjes tegen de binnenwanden. Aan de muren hangen foto’s en schilderijen van de objecten die Xue Mu – tweedejaars aan de Rijksakademie – sinds 2005 maakt onder de noemer *A_Childish_Nothingness, waarmee ze wil onderstrepen dat ze de wereld beziet met kinderlijke naïviteit, dus zónder al teveel weet van (kunst)historische, politieke of sociale achtergronden.

Het meest in het oog springen de zes enorme houtskooltekeningen, met dikke banen zwarte tape bevestigd aan de muren van de achterruimte. Ze bevatten eindeloos herhaalde zwarte vegen en veegjes; repeterende, zwierige golven en hoekige, nerveuze golfjes, onderbroken voor witte, weggegumde lijnen. Xue Mu baseerde de houtskooltekeningen op experimentele elektronische muziek uit de jaren vijftig. Als je ervoor staat, kun je de nerveuze muziek bijna horen.

It Might as Well Rain Until September. T/m 6/8 in Galerie Diana Stigter, Elandsstraat 90.

It Might as Well Rain Until September heet de gevarieerde groepstentoonstelling waarmee Galerie Diana Stigter het seizoen afsluit, naar de jaren zestig-hit van de Amerikaanse singer-songwriter Carole King. Geen van de tentoongestelde werken heet zo. Naar het waarom van de naam kan, zeker nu de zomer echt lijkt begonnen, slechts worden gegist.

De kunstenaars komen allen uit de eigen stal (geen toeval), het zijn allevier vrouwen (wel toeval). Op de vloer van de galerie zijn rechte, veelkleurige lijnen aangebracht waarmee Amie Dicke de plek afbakent waar een vorige expositie (van Saskia Olde Wolbers) stond. Al even conceptueel is het ‘confetti-gordijn’ van Irene Fortuyn. Dat blijkt bij nadere beschouwing te bestaan uit oneindig veel vertalingen van het woord ‘welkom’, die Fortuyn uit een op linnen geplakte wereldkaart liet stansen. Ernaast staan QR-codes, waarmee filmpjes kunnen worden opgeroepen waarin jongeren uitleggen wat ‘welkom’ in hun cultuur inhoudt.

Aan de muren hangen twee getekende vrouwenportretten van Iris van Dongen en drie schilderijen van Helen Verhoeven. Het mooist is het grof-naïeve portret van een gezichtsloze moeder met kind. Het is een detail uit haar monumentale, epische doek Event One, met een tot de nok gevulde museumzaal waar Verhoeven ook nog verschillende andere, ruimere uitsneden van schilderde.