jpekker

‘God? Ik ben een gewone sterveling’

Foto Xander Remkes. www.xanderremkes.nl

Theo Angelopoulos is dinsdag overleden nadat hij werd aangereden door een motorfiets. Ik sprak de Griekse filmregisseur één keer, eind 1999, toen hij naar Nederland was gehaald voor het jubileum van het Nijmeegse Filmtheater Cinemariënburg. Hieronder het artikel dat destijds in de Volkskrant verscheen.

Hij staat te boek als arrogant, een man die festivalorganisatoren met zijn slechte humeur tot wanhoop brengt, maar zelfs een vertraagde vlucht en een hongerige maag kunnen de stemming van Theo Angelopoulos niet bederven.

Vierentwintig jaar geleden was hij voor het laatst in Nederland, als gast op het Rotterdamse filmfestival waar De komedianten werd vertoond. Nu is hij terug voor het jubileum van het Nijmeegse Filmtheater Cinemariënburg, dat ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan een retrospectief aan de Griekse regisseur wijdt.

‘Theo Angelopoulos: God van de Griekse cinema’ toont zijn hele oeuvre van elf speelfilms. Van zijn debuut Reconstruction uit 1970, en O megalexandres, winnaar van de Gouden Leeuw in Venetië in 1980, tot Landschap in de mist uit 1988 en zijn meest recente, de Gouden Palm-winnaar L’éternité et un jour uit 1998.

In het Sheraton Hotel op Schiphol vertelt de Griek over De jagers uit 1977, die nooit eerder in Nederland te zien was. Het is niet zijn beste film, maar wel een waar oprechte woede uit spreekt. ‘De jagers was het slot van een drieluik over de Griekse geschiedenis. Die films kwamen voort uit teleurstelling. Uit onmacht. Ik heb in de jaren zestig gezien hoe de dictatuur van de kolonels ontstond en heb geprobeerd daar via mijn films grip op te krijgen.

‘Filmmakers als Bertolucci en Oshima dachten toen na over de geschiedenis van hun land, namen stelling. Wij hadden nog de illusie dat we dingen konden veranderen. Wij droomden, vonden dat we belangrijke motieven hadden om films te maken. Dat is veranderd. De wereld is veranderd, de mensen zijn veranderd, de dialoog met de samenleving en het publiek is veranderd.’

Hij zegt het met spijt. ‘Het idee van de auteurscinema is aan het verdwijnen. De Europese film is in gevaar. Het publiek van nu wil Amerikaans geweld, eenheidsworst, omdat dat de enige films zijn die ze krijgen aangeboden. Alles wordt hetzelfde, terwijl juist de verschillen tussen mensen een enorme rijkdom bieden.’

Angelopoulos heeft nooit de behoefte gehad om naar Amerika te gaan. Hij noemt zichzelf ‘Griek en Europeaan’, zegt ‘Europese’ films te willen maken, ‘zonder concessies, zonder invloed van grote studio’s.’

Hij werkt aan een volgende film, naar een boek van Stendhal. Het moet een Grieks-Amerikaanse co-productie worden met een budget van 20 miljoen dollar, meer dan vier keer zoveel als zijn duurste film. Harvey Keitel is co-producent en zal net als in Ulysses’ Gaze de hoofdrol spelen. De film voert Keitel en Angelopoulos van Europa, via Rusland en Oezbekistan, naar Amerika.

‘Het is anders dan Ulysses’ Gaze, en zeker geen herhalingsoefening. Ik varieer op een thema, zoals Bach deed in zijn cantates. Als ik twintig jaar jonger was, zou ik nu een film over Kosovo maken. Maar ik heb geen motief meer. Ik treur over de Balkan, en ben boos als Clinton in Griekenland op bezoek komt en zich gedraagt als de grote keizer die even de landjes aandoet waarover hij de scepter zwaait. Maar ik kan er niks meer mee als kunstenaar.’

Aan stoppen denkt de 64-jarige Angelopoulos nog niet. ‘Ik behoor dan wel tot een uitstervend soort, maar ben erg taai. Ik geniet nog altijd van de dialoog met mijn publiek, met de mensen die zich aangetrokken voelen tot mijn werk. Gepassioneerde gesprekken op festivals, na vertoningen, die maken regisseren de moeite waard.’

Hij is dan ook blij met het retrospectief, hoewel de titel ‘God van de Griekse cinema’ hem weinig zegt. ‘God? Ik ben een gewone sterveling, gevormd door de ervaringen in mijn jeugd. Door de Duitsers die Athene binnenvielen. Door de burgeroorlog tussen links en rechts, die Griekenland vlak na de Tweede Wereldoorlog verscheurde. Door het bewind van de kolonels. Ik wil vertellen wat mij is overkomen, het verhaal van mijn generatie en van mijn land doorgeven. Maar ik ben een normaal mens. Een gewone huisvader die zijn drie dochters lang niet altijd begrijpt.’