jpekker

‘We geven een souper, komt u ook?’

Toen Elsie de Brauw La grande bouffe voor het eerst zag – ze was een jaar of twintig en studeerde in Groningen – haalde ze het einde niet. Op het moment dat Michel Piccoli over de balustrade hangt en al scheten latend het leven laat, is ze de bioscoop uit gelopen. ‘Niet vanwege de overdaad aan eten, daar had ik niet zo’n last van geloof ik, maar vanwege de plotloosheid. Die monotone staat van zijn; er zijn geen confrontaties, er komen geen lijken uit de kast… De mannen komen bij elkaar en dan eten ze zich dood.’

Bijna dertig jaar later speelt De Brauw een dubbelrol in de eerste ‘vertoneling’ van Marco Ferreri’s instant-schandaalfilm La grande bouffe, geregisseerd door haar man Johan Simons, waarin vier welgestelde, succesvolle mannen zich in een enorm huis terugtrekken voor een dagenlang zuip-, vreet- en seksfestijn.

Toen ze de film tijdens de repetities terugzag, was ze wél gefascineerd. ‘Het was materiaal geworden in plaats van een avondje uit’, vertelt De Brauw (Theo d’Or-winnares voor haar rol in Opening Night; voor haar aandeel in Mijke de Jongs Tussenstand kreeg ze een Gouden Kalf) in café-restaurant Stanislavski. ‘Dan kijk je er toch anders tegenaan. Ik vind het nu ongelooflijk fascinerend hoe die mensen met elkaar omgaan, in dat geweldige huis. Het is een mooie ambiance. En het roept veel vragen op.’

De toneelversie gaat meer over de fantasie, over de verbeelding, dan de film, meent De Brauw. ‘Dat eten en die seks, dat kan sowieso niet op toneel. Dat geloof je nooit. Een film van het begin tot het einde naspelen heeft ook niet zo veel zin, daarom zoek je naar een kader. Wij gebruiken metaforen: van kunstmatig vlees kwamen we op kunst, op een kunstmatig opgewekte dood en vrijwillige euthanasie. Het is de overtreffende trap, weg van het naturalisme. Dat zorgt als het goed is voor een explosie in het hoofd van de kijker; je kunt alles bedenken. Er zitten zo verschrikkelijk veel thema’s in: vriendschap en intimiteit; kunst, goeie smaak, slechte smaak; dood, leven; overdaad, decadentie; mannen, vrouwen; ga zo maar door.’

Hoe het komt dat er de laatste jaren zo veel films op het toneel belanden, weet ze niet precies, maar ze ervaart het wel als een ‘bevrijding’ dat er zo veel meer materiaal beschikbaar is. ‘Het is een uitbreiding. Het enige wat ik er lastig aan vind, is dat de taal vaak niet zo mooi is. In een stuk van Shakespeare of een de bewerking van een roman heb je van die mooie zinnen; daar word ik echt door gevoed. Maar van de taal uit een film krijg ik niks; dat is gewoon spreektaal. La grande bouffe drijft nu niet bepaald op de kracht van het woord. Het is van “Wie wil er nog Tortellini met champignonroomsaus… We geven een souper, komt u ook?” Dat zijn geen zinnen om wakker van te liggen…’

En toch komt die spreektaal ook aan bij het publiek. ‘Wim Opbrouck, die een sterrenkok speelt, leest tijdens de voorstelling allemaal recepten voor, op een manier dat je denkt: ik heb dat gegeten. Na afloop vertellen mensen soms dat ze een bepaald gerecht zo lekker vonden.’

Waarom de mannen doen wat ze doen, dát wordt niet verteld in het stuk, zoals het ook in de film in het midden is gelaten. ‘Ze verheffen zichzelf tot kunst. Ze gaan niet naar de McDonald’s, maar doen zich te goed aan fantastische, uitgekiende gerechten. Het is superieur. De daad zelf is kunst.’ Haar personage, de onderwijzeres Andrea, gaat mee in het geheel omdat ze gefascineerd is door de kracht van die mannen, stelt De Brauw. ‘Ze wordt aangetrokken door dat zintuiglijke feest dat ze met elkaar vieren. Ik het idee dat ze daar heel lang op heeft zitten wachten. Op die mannen en die vriendschap door dik en dun, die vriendschap die sans-gêne is. Dat is een intimiteit om jaloers op te worden.’

Toen de tournee Zwolle aandeed, belandde het gezelschap in De Librije, het 3-sterrenrestaurant van Jonnie en Thérèse Boer. ‘Als je dan toch gaat eten… Maar nee, het voelde niet als een spagaat. Als je eerlijk bent, kun je je afvragen of wij ons eigenlijk niet ook de hele dag aan het dood eten zijn. We ondernemen geen enorme acties om dat te stoppen. Terwijl iedereen weet dat als we met z’n allen besluiten om een dag per week geen vlees te eten er een enorm probleem wordt opgelost. Maar we doen het niet. Wat dat betreft is het ook een prettige afspiegeling van de werkelijkheid.’

La grande bouffe van Toneelgroep Amsterdam en NTGent (regie Johan Simons). Zaterdag 10 april, en 13 t/m 17 april in de Stadsschouwburg. Elsie de Brauw geeft 13 april om 18.30 uur in het Filmmuseum een inleiding bij de gelijknamige film van en Marco Ferreri.