jpekker

Timothy Spall schittert als J.M.W. Turner in Mike Leighs Mr. Turner: “Ik kan best goed schilderen”

mr._turner_43008788_st_1_s-high

“Amsterdam?!” Timothy Spall veert op nadat ik zijn beleefdheidsvraag waar ik vandaan kom heb beantwoord. “Amsterdam, geweldig! Daar vlieg ik morgen weer naartoe. Maar ik reis direct door, ik ga met mijn boot naar Hoorn. Het is wat de Fransen een Péniche noemen, a Dutch barge, ik weet de Nederlandse naam er niet voor… Afijn, we zijn er vorig jaar via het Kanaal, het Hollandsch Diep en de Haringvliet mee naar Hellevoetsluis gevaren – daar heeft-ie in de winterstalling gelegen. Herinner je je het schilderij met die rode stip die een boei voorstelt? Dat heet Helvoetsluys!”

Helvoetsluys-1832-by-JMW--001

De Britse acteur en spraakwaterval Timothy Spall (Londen 1957) speelt de vermaarde 18e-eeuwse Britse schilder van landschappen en zeegezichten Joseph Mallord William Turner in Mike Leighs geslaagde biopic Mr. Turner. De film ging in wereldpremière op het afgelopen festival van Cannes, waar Spall een week na dit een-op-eengesprek werd bekroond met de prijs voor de beste acteur. Het kostte de organisatie grote moeite hem op zijn boot te lokaliseren – in Medemblik – en, net op tijd voor de uitreiking, weer in Zuid-Frankrijk te krijgen.

Spall begon zijn carrière bij het National Youth Theatre, stond op de planken bij de Royal Academy of Dramatic Art en was te zien in uiteenlopende films als Secrets & Lies (1996), The King’s Speech (2003) en The Last Samurai (2010); in de Harry Potter-reeks speelde hij Peter Pippeling, het afzichtelijke hulpje van Voldemort.

Spalls bemoeienis met Mr. Turner begon zeven jaar geleden, toen hij door de straten van Soho zwierf en hij Mike Leigh, die in de buurt kantoor houdt, tegen het lijf liep. “‘Goed je te zien’, zei Mike, ‘ik moest net aan je denken. Ik ga een film maken over J.M.W Turner. Zou jij hem willen spelen?’”

Timothy Spall (JPE)

Spall hapte toe. Vervolgens duurde het drie jaar voordat hij weer wat hoorde. “Ik liep weer wat door Londen te struinen – dat is naast mijn boot een tweede hobby van me – en toen ik om mee heen keek, stond ik voor het huis waar Turner in 1775 is geboren. Ik was juist de plaquette op de muur aan het bestuderen toen mijn telefoon ging. Het was Mike. Hij had het met zijn producent over zijn nieuwe, naamloze project. ‘Het ziet ernaar uit dat we het geld bij elkaar krijgen, kun jij alvast schilderlessen gaan nemen, vroeg hij.”

Spall kende het werk van Turner wel; toen hij op de middelbare school zat, woonde hij in Chelsea, vlakbij de Tate Gallery. “Ik ging vooral voor de surrealisten, maar op een dag stond ik opeens oog in oog met de late schilderijen van Turner. Dat moeten de Impressionisten zijn, dacht ik, maar toen ik de bordjes bekeek zag ik veel latere data en de naam JMW Turner. Een Engelsman! Ik stond versteld! Toen ik me voorbereidde op mijn rol heb ik opnieuw uren voor zijn schilderijen doorgebracht. Ah! The Fighting Temeraire… de tranen sprongen in mijn ogen. Of Hannibal Crossing the Alps, daar valt zoveel in te ontdekken.”

Geschilderd had hij niet eerder. “Ik maak weleens tekeningen, ik heb wel enige aanleg. Ik teken duistere, bizarre doodles. Toen ik zestien was, stond ik voor de keuze: naar de kunstacademie of het leger in. Toen deed ik mee aan het schooltoneel en zei mijn leraar dat ik acteur moest worden…” Spall valt even stil. “Wat was de vraag ook alweer?”, zegt hij dan, om direct weer door te vertellen. “Oja, of ik kon schilderen. Niet dus. Nooit gedaan. Maar nu ben ik best goed, al zeg ik het zelf: mijn dollemansstijl gecombineerd met iets Turneresks; Hogarth meets William Blake meets Max Ernst, zoiets… Ik heb binnenkort mijn eerste tentoonstelling. Het zijn maar acht schilderijen. Van engelen. Gevallen engelen. En ik heb thuis een zelf geschilderde Turner hangen. Ik wil niet opscheppen, maar die is zeker niet slecht.”

mr._turner_43008788_st_4_s-high

Nadat hij had leren schilderen, bouwde Spall zijn personage samen met Mike Leigh op. “Helemaal vanuit het niets. Natuurlijk heb je er rekening mee te houden dat Turner echt heeft bestaan, maar verder is Mike’s methode altijd hetzelfde. Het moet een mens van vlees en bloed worden. Je doet research naar de tijd waarin je personages leefde, zijn familiebanden en achtergronden. Heeft-ie constipatie? Houdt hij van zichzelf? Was zijn moeder lief voor hem, sloeg zijn vader hem? Mike is de meester van de context. Je ziet slechts het tipje van de ijsberg, maar er zit zoveel meer onder.”

Er zijn maar weinig regisseurs die op zo’n manier werken, verzucht Spall. “Bij The Last Samurai arriveerde ik met een jetlag op de set voor een scène met Tom Cruise. Alles wat al klaargezet met stand-ins; voor repetities was geen tijd. Dat is eerder regel dan uitzondering. En dat is ook de reden dat ik keer op keer met Mike werk. Ik heb mijn vrouw en Mike in dezelfde week ontmoet. Ik ben al snel met haar getrouwd, we zijn inmiddels 33 jaar samen. En al die tijd ben ik ook bij Mike gebleven. We hebben inmiddels samengewerkt aan vijf films, een televisiefilm en een theaterstuk.”

Als hij er niet uit kwam, was er altijd een kunstkenner op de set, die op elke vraag waarmee wij worstelden haar antwoord klaar had. “Maar ik ben zelf inmiddels ook een behoorlijke specialist. Ik heb twaalf biografieën gelezen. Die spreken elkaar overigens geregeld tegen. Ik heb me nog het meest gebaseerd op de biografie van James Hamilton, Turner – A Life, een briljante chronologie van zijn leven en werk. En er is een ander geweldig boek uit de jaren zestig, van een Australiër die zich met name op Turners poëtische ziel focust. What made him tick? Dat was de basis, de rest is ontsproten aan mijn verbeelding. Dat moet ook. Vergeet niet dat mensen in het Victoriaanse tijdperk niet veel over zichzelf loslieten. Ze praatten zelden over hun emoties, vertelden nooit wat ze echt voelden. Het is honderd jaar voor Freud!”

mr._turner_43008788_st_5_s-high

Spalls Turner gromt en bromt dat het een lust is – ook dat heeft hij zelf bedacht. “Turner had een sterk Londens accent, maar verder hebben we geen idee hoe hij sprak. Ik begon tijdens onze voorbereidingen al snel te grommen. Het is mijn vertaling voor het feit dat hij miljoenen dingen te zeggen heeft, en toch niet praat. Hij kropt alles op. De relatie met zijn huishoudster, mrs. Danby, is natuurlijk zeer, zeer dysfunctioneel; hij houdt van haar, en hij gebruikt haar. En hij is ook van haar afhankelijk. Maar hij zal haar nooit eens ergens voor bedanken, het is vanzelfsprekend. Dat fascineert me zo aan Turner: hij was een brute, egocentrische, grove brombeer, maar zijn werken zijn van een ongelooflijke schoonheid. Dat zie je wel vaker; aan de meeste genieën zit een steekje los. Slechts weinig geniën zien eruit als Lord Byron of Franz Liszt, de meest zijn vreemde, emotioneel gemankeerde lieden. Neem jullie Van Gogh… die sneed zijn oor af!”

Mr. Turner begint met een oer-Hollands tafereel: terwijl Turner bij zonsopkomst het Hollands Licht staat te bestuderen, lopen twee vrouwen in kledingdracht voorbij. “Dat is opgenomen in het noordoosten van Suffolk. Dat lijkt precies op Nederland; het is er erg winderig. Beide dames zijn Nederlands. Ze doen hun beklag over hun vriendjes, toch? Niet? Ah, vertelt de een de ander een mop. Dat wist ik niet. Moest je erom lachen?”