jpekker

Leidseplein 26, 1017 PT Amsterdam. 14 oktober 2019, 22.43 uur.

Regisseur Michiel van Erp en 1st A.D. Wouter Severijn overleggen met Wende
(Connie Palmen) en Ramsey Nasr (Ischa Meijer). Op de achtergrond setdresser Marc Hammel, hoofd geluid Jos ten Klooster, camera-assistent Niels Zonnenberg en key grip Leen Thijsse.
Foto Bob Bronshoff.

In de Stadsschouwburg, die tegenwoordig Internationaal Theater Amsterdam heet, zijn opnamen bezig voor I.M. (te lezen als Ischa Meijer, I am, In memoriam en/of In margine), een vierdelige serie van Michiel van Erp op basis van het boek dat Connie Palmen schreef na de dood van haar geliefde, de briljante maar getormenteerde journalist, interviewer, televisiepresentator en schrijver Ischa Meijer.

“Voor mij gaat de serie over identiteit,” aldus Van Erp. “Hoe ben je gevormd? Wie en wat heeft je gemaakt tot wie je bent. En is dat ook wie je wilt zijn? Ischa presenteerde zich met veel bravoure aan de wereld; hij beukte zich een weg in de grachtengordel en etaleerde zijn genialiteit. Het gebrek aan een eigen familie compenseerde hij door een close vriendengroep met wie hij het liefst zelfgemaakte soep at. Maar daaronder lagen open wonden.”

Dan richt Van Erp zich tot zijn hoofdrolspelers, Ramsey Nasr en Wende Snijders. “Zij zoekt contact met jou, ze doet zelfs nog zo met haar vingertje, maar jij bent alleen maar met jezelf bezig. Je overschreeuwt jezelf en hangt de pias uit. En zij denkt: hallo, ik sta hier,” zegt hij. “Niks ingewikkelds. De grootste opdracht is de figuratie daar krijgen waar we ze willen.”

Daar is Swart al mee begonnen. “Dames en heren, blijf als een sliert achter mij aan lopen,” zegt hij terwijl hij het in smoking en goud-glimmende cocktailjurkjes gestoken gezelschap naar de overloop bij de grote zaal voert. “Komt u maar, komt u maar!”

Op de overloop is met een aantal grote planten en roze flamingo’s het Boekenbal van 1991 – thema ‘Schrijvers op reis’ gerecreëerd. “Mensen, mag ik even jullie aandacht,” zegt 1st A.D. Wouter Severijn, nadat hij het tafereel even heeft aanschouwd. “Ik wil ook graag dat de trap naar boven vol staat.”

Er worden dienbladen met wijn, bier en champagne aangevoerd (volgens de overlevering zijn er destijds 168 flessen champagne uitgeschonken), en een stapel asbakken – er mocht in 1991 nog worden gerookt. “Het is niet de bedoeling dat u uw glas leegdrinkt,” zegt Severijn. “U moet doen alsof; het is niet de bedoeling dat uw glas bij de tweede take leeg is.” De rookmachine draait op volle toeren – het is maar goed dat Marlene Dumas’ peperdure portret van Theo d’Or-winnaar Romana Vrede in de hal hangt en niet in het trapportaal.

Nadat hij de camerabeweging heeft doorgenomen met DoP Coen Stroeve wenkt Van Erp zijn acteurs en geeft hij een laatste instructie aan de figuranten. “Mensen, niemand staat te wachten op Connie of Ischa, iedereen is even beroemd. Jullie sigaretten mogen aan, jullie mogen praten en dan gaan we filmen. Veel plezier!”

De figuratie is direct in character. “Waar gaat jouw boek over?,” vraagt een schrijver aan een collega. “Mooie figuranten,” antwoordt zij ad rem. “Ik ben met de laatste pagina’s bezig.” Onderwijl komen Nasr en Snijders de trap op lopen. “Harry! Harry!,” roept Nasr, alsof hij in de verte Harry Mulisch ziet staan. Van Erp, regieassistent Marnie Blok en producent Monique Busman staan te schaterlachen bij de monitor.

“We zijn gestopt, hartstikke prima,” zegt Van Erp dan. “Wende heeft alleen geen lippenstift op. De make-up wist niet dat we al aan het draaien waren. We gaan even de make-up in orde maken en dan gaan we het nog een keer doen.”

De echte Connie Palmen op het Boekenbal in 1991. Links Herman Koch. Foto Bob Bronshoff