jpekker

‘Mijn echtgenoot heeft geposeerd’

Lavish the Thirsty van F. Franciscus, 200 x 160 cm, olieverf op linnen, 2007/2009 (courtesy Flatland gallery, Utrecht/Paris)

‘Ik vergeet er altijd een. Maar telkens weer een andere.’ Beeldend kunstenaar/schilder F. Franciscus denkt even diep na. Dan somt hij op: de doden begraven, de naakten kleden, de hongerigen voeden, de dorstigen laven, de vreemdelingen herbergen, de gevangenen bezoeken… Heb ik ze nu alle zeven? O nee… de zieken bezoeken, hoe kan ik die nu vergeten?’

Franciscus van de Vooren – kortweg F. Franciscus – schilderde van ieder van de zeven werken van barmhartigheid een metersgroot doek. Ze zijn samen met ander, verwant werk te zien in de tentoonstelling ‘Works of Mercy’ in het Gemeentemuseum Helmond.

In zijn atelier in een voormalige munitiedepot van de linie van Amsterdam hangen aquarellen op een kleiner formaat (‘tussen- en voorstudies’). ‘Dat is mijn favoriet’. Franciscus wijst naar de tekening van twee naakte mannen, die bij het vallen van de avond tot aan hun enkels in het water staan. De een laat water uit zijn handpalm op het voorhoofd van de ander druppelen. Hun naaktheid wordt benadrukt door de afscheiding van hun zwembroeken. ‘De naakten kleden. Het is een knipoog naar de doop van Jezus door Johannes, zegt Franciscus. ‘Mijn echtgenoot heeft geposeerd.’

Net als in zijn eerdere werk combineert Franciscus in de ‘Works of Mercy’ werken uit de (klassieke) schilderkunst – hij is schatplichtig aan onder anderen Bronzino, Artemisia Gentileschi, Ter Brugghen, Van Baburen en Van Dijck – met popcultuur en andere modeverschijnselen. De hoofdrolspelers dragen All Stars, gouden polshorloges, rijglaarzen en een strak aangesnoerd korset. Uit een hoge hoed komt een wit konijn met een roze lint om zijn nek; op een onderarm staat een groot, rood hart getatoeëerd. Zonder naambordje zullen de werken van barmhartigheid voor de meeste mensen maar moeilijk herkenbaar zijn. Erg is dat niet, vindt Franciscus. ‘Als mensen Roodkapje en de wolf menen te herkennen in ‘Lavish the Thirsty’ vind ik dat prima. Het verschil tussen sprookjes en de bijbel is voor mij sowieso niet zo groot.’

De serie begon als opdracht. ‘Het is een treurig verhaal’, lacht Franciscus. ‘Een directeur van een snel groeiend bedrijf dat fondsen werft voor charitatieve instellingen, die ooit een schilderij van me had gekocht van 1,60 bij 2 meter vroeg me de zeven werken van barmhartigheid te schilderen op hetzelfde formaat. Hij wilde ze ophangen in de zeven vestigingen van zijn kantoor, verspreid over heel Europa. Ik ben niet zo van de opdracht, maar deze leek me op het lijf geschreven.’

Er waren geen beperkingen, de opdrachtgever was een hele tolerante, vriendelijke man. ‘Vaak willen mensen er zelf opstaan. Hij niet. Dat scheelde al weer. Want laten we wel zijn: de meeste mensen die zich laten portretteren, zijn bepaald geen fotomodellen, en daar moet je dan toch iets van maken. Ik maak geen echte portretten; als mensen er zelf op willen staan, zeg ik altijd: je krijgt een Franciscus waarin je figureert. Het zijn eerder genrewerken dan portretten. Portretteren is een vak apart. Daar ben ik niet zo goed in, ben ik door schade en schande achtergekomen.’

Wat Franciscus in zijn achterhoofd hield bij het schilderen, was dat de doeken achter een secretaresse moesten kunnen hangen, ‘of in zo’n zaaltje waar dag in dag uit wordt vergaderd’. ‘Dus ik waakte ervoor dat het niet te bloederig werd – ik kan nogal eens flink uitschieten met bloed. En niet te bloot. Verder moesten het gewoon echte Franciscussen worden. Dus zitten er een heleboel thema’s in die al een keer de revue zijn gepasseerd in mijn oeuvre. Ik ga het wiel niet opnieuw uitvinden voor een opdracht. Dat kost niet alleen veel te veel tijd, de meeste mensen willen helemaal geen experiment. Die willen iets wat ze al eens van je hebben gezien.’

Hij zou drieënhalf jaar de tijd krijgen; twee jaar om de zeven doeken te schilderen, daarna nog anderhalf jaar vrijaf. ‘Ik had al een soort sabbatical in mijn hoofd, in Zuid-Afrika ofzo, maar dat kwam er niet van. Na vijf kwartalen stopten de betalingen: de opdrachtgever ging failliet; zijn bedrijf is in de crisis ten onder gegaan. We zijn trouwens nog steeds goed met elkaar, hoor. En hij heeft er maar mooi voor gezorgd dat een droom van me is uitgekomen. Ik wilde al heel lang een serie grote werken maken. Maar dat kwam er niet van. Ik werk heel langzaam en heel gelaagd, dus ik was altijd maar weer bezig met kleine formaatjes om ervoor te zorgen dat er ook nog iets te verkopen valt.’

Toen duidelijk werd dat zijn opdrachtgever het financieel niet kon bolwerken, waren er twee schilderijen afbetaald. ‘Die twee heb ik gelukkig terug kunnen kopen. Vier andere waren al in een vergevorderd stadium, alleen de zevende was nog niet goed in concept. Dat werden de twee blote mannen. Nu het geen opdracht meer was, konden er wél piemels op.’

Franciscus zorgde er zelf voor dat de zeven werken in Helmond kwamen te hangen. ‘Als je zelf niets doet, gebeurt er niks. Ik heb een Powerpointpresentatie rondgestuurd naar mijn connecties. Ik ben in 1986 afgestudeerd, volgend jaar zit ik 25 jaar in het vak, dus ik ken intussen wel wat mensen.’

Bij de expositie verschijnt een fraai boek,  f. franciscus – works of mercy . ‘Het is voortgekomen uit onvrede over mijn vorige boeken. Ik was er zelf bij hoor, maar in het boek uit 2003 stond domweg veel te veel en overwoekerde de vormgeving het werk. Het boek daarvoor is op het verkeerde papier gedrukt. In dit nieuwe boek staat het beeld voorop. We hebben geen foto’s van de werken laten maken, maar de schilderijen één op één laten scannen op een Scusescanner. Daarvan staan er op dit moment maar twee in Nederland. Sommige scans waren 900mb groot en dat zie je: de afbeeldingen zijn ongelooflijk gedetailleerd. Dat is écht kicken, het is een hele sjieke reclamefolder voor mijn werk geworden.’

Franciscus loopt naar zijn schildersezel, waarop een grisaille staat van een jonge, donkere vrouw die een zwart joch vasthoudt. Beiden zijn behangen met goud. ‘Blingbling-Madonna met kind’, legt Franciscus uit. ‘Het is voor een wedstrijd, uitgeschreven door het Utrechtse Museum Catharijneconvent. De opdracht was iets met goud en de bijbel.’

Het is niet zijn taal, de taal van de bijbel, benadrukt Franciscus (Utrecht, 1959). Thuis hadden ze geen bijbel, toen hij begin jaren tachtig in een Berlijns museum schilderijen zag van moeders met kind was hij direct verkocht, zonder dat hij wist dat het Maria en Jezus waren. ‘Er ging een wereld voor me open. Maar de bijbel heb ik tot op de dag van vandaag nooit gelezen. Ik heb wel eens een kinderbijbel doorgebladerd, en ik heb veel films gezien, van The Ten Commandments tot Jesus Christ Superstar. In mijn schilderijen gebruik ik de kunstgeschiedenis en het verleden, om met een flinke portie eclecticisme, anachronismen en een uiterst persoonlijke stilering de toeschouwer over het heden te laten nadenken en mijn wereldbeeld en visie aan te reiken. Ik geef er zogezegd mijn eigen, surreële draai aan. Dat wordt steeds lastiger, omdat ik er steeds meer vanaf weet.’

Zijn ‘blingbling-Madonna moet eind maart verzendklaar zijn. ‘Dat schilderij wordt hartstikke mooi. Funky. Als het Catharijneconvent er niets mee wil, kan ik het wel aan iemand slijten. Moeders met kinderen, die lopen heel goed. Dat is een universele emotie.’

Hij is gezegend met een goede galerie, zegt Franciscus. ‘Ik werk stug door. Ik heb nog een kast vol bespannen doeken, heel veel tubes verf en een perfect atelier op een van de mooiste plekken van Amsterdam. Maar veel andere kunstenaars hebben het echt heel zwaar op het moment. Galeries gaan ook over de kop, schilders lopen de post rond te brengen.’ Hij denkt even na. ‘Eigenlijk is dat altijd zo geweest. Het is altijd crisis in de kunst: er is nu eenmaal veel te veel aanbod en veel te weinig vraag.’

F. Franciscus – Works of Mercy. T/m 18 april in Gemeentemuseum Helmond. www.gemeentemuseumhelmond.nl. Het gelijknamige boek is ook te koop bij Flatland Gallery in Utrecht voor 39,50 euro (distributie: Idea Books. ISBN: 978-94-90503-03-1)